49 | MISTER BEAN

Niet eens als renner, maar meer nog als mecanicien reisde Bert de wereld rond. Over zijn kwaliteiten op dat terrein hebben we in deze serie al enkele keren geschreven. Zelfs Freek de Jonge profiteerde ervan. Ook Jan Mulder, de bekende baanrenner die blind was en op de tandem met een andere renner vaak aan de Paralympics deelnam, had Bert als mecanicien. Hij werd daardoor uitgezonden naar oa de Paralympische Spelen in Barcelona (1992), Atlanta (’96), Athene (2004) en Peking (2008). Op weg naar Barcelona kwam daar op Schiphol nog een opdrachtgever bij, namelijk de coach van de rolstoelbasketbalsters. “Of ik wilde helpen. Ze hadden geen mecanicien bij zich. Dat wilde ik wel doen. Als ze verlegen zaten, hielp ik hen”, vertelt Bert. Soms hielp hij de mannen ook met onder andere Tukker Johan Reekers in de gelederen.

Van het een kwam het ander. Bert werd ook meegevraagd naar WK’s en EK’s. Hij reisde daardoor veel, maar dat vond hij geen punt, want de gehandicaptensport greep hem aan. Hij deed er enorm zijn best voor. Jenette Jansen, de zeer succesvolle paralympisch atlete uit Westerhaar, basketbalde in de periode 1995-2004 in de nationale ploeg en herinnerde zich daarvan een sprekend voorbeeld. “Toen Bert pas bij de ploeg kwam, zagen we hem op een toernooi ’s avonds na de eerste wedstrijd alle rolstoelen uit elkaar halen en nakijken. Dat was nog nooit gebeurd. Maar Bert was dat gewend van het wielrennen. Het materiaal moet altijd goed gecontroleerd worden en optimaal geprepareerd zijn. Hij haalde ze allemaal uit elkaar. Twaalf of veertien van die stoelen. Wij keken er behoorlijk van op en de stoelen liepen daarna veel beter”, aldus de latere wereld- en paralympisch kampioene handbike.

Bert was een echte vakman, dat merkte de nationale rolstoelbasketbalploeg menigmaal. Jenette: “We speelden vaak op houten vloeren en dan had je minder grip. Bert bedacht een oplossing. Hij wreef vlak voor de wedstrijd de banden in met azijn. Daarna ging dus het stukken beter.”
Zoals we al vaker beschreven hebben, was Bert niet alleen belangrijk als mecanicien. Hij was ook een sfeermaker. De rolstoelbasketbalploeg weet ervan mee te praten. “Ik zie Bert ook als lolbroek. Hij was een echte komiek. Als wij zenuwachtig waren, was hìj relaxed en maakte hij de opmerking die je op zo’n moment net nodig hebt. Dat deed hij ook als je gewisseld werd en je daarvan baalde. Ook op andere momenten hebben we enorm met hem gelachen. Hij deed graag iemand na of trok een gekke bek. We vergeleken hem vaak met Mister Bean. Ik herinner me dat hij tegen de Japanse ploeg heel serieus in het Nederlands begon te praten en dat ook nog eens afwisselde met Engels. Hij was vaak aan het klieren met die ploegen, maar deed dat niet op een vervelende manier.”

Bert heeft veel betekend voor de gehandicaptensport. Zelf zegt hij: “Ik had een bepaalde manier om met deze topsporters om te gaan. Ze moesten niet zeuren en vooral de positieve dingen eruit pikken. Dat vond ik belangrijk. Maar eigenlijk mag ik zeggen dat ze zelden klaagden. Ze zijn blij dat ze op dit niveau aan sport kunnen doen. Ze hebben een doel voor ogen en doen daar alles voor. Via de sport ontplooien ze zich. Nooit zeuren. Gewoon lekker basketballen, ook al is het in een rolstoel. Ik had en heb daar veel respect voor. Daar mag wel eens wat meer aandacht aan besteed worden.”

Hij was sfeermaker in de nationale selectie, maar vertelde de speelsters ook over gebeurtenissen uit de wielersport en zijn eigen carrière. “Daar konden ze hun voordeel mee doen. Ze vonden mijn verhalen schitterend en pakten bepaalde tips op, dat merkte ik wel.” Bert werd gewaardeerd en laat als blijk daarvan bijgaande collage zien die hij van het team kreeg in 2008 toen hij 70 werd.

Ook een andere foto vereist enige uitleg, Bert die poseert tussen Zuid-Afrikaanse meisjes. “We waren daar op trainingskamp. Op een dag speelden we diverse wedstrijden en deze meiden waren de hele dag op het plein voor de hal aan het dansen. “Ik kocht de hele voorraad ballonnen van een student annex verkoper op en gaf ze er allemaal een. Hun leidster zei toen: ‘Gaan jullie allemaal eens even met deze meneer op de foto’. Vandaar. Hartstikke leuk.”

DEBUTEREN IN ORANJE

Andries Noppert is intussen wereldnieuws. De no-nonsense keeper uit Friesland moet morgen de ballen van Messi tegenhouden. Hij blijft er nuchter onder. Toch bijzonder voor een sportman die op een WK debuteert. Ook Xavi Simons speelde zijn eerste interland op het WK, ook al was het een invalbeurt. Hij zal het nooit vergeten, ook al omdat hij en zijn maten de sport moeten bedrijven in het door velen verguisde Qatar.

Deed me denken aan oud-Hengeloër Lulof Heetjans, bijgenaamd Junne, jarenlang speler van Tubantia. De technisch begaafde aanvaller speelde één keer in Oranje. Hij was blij met de uitverkiezing, maar toen het zover was, bleek het minder prettig te zijn en wilde hij er liever niet meer aan herinnerd worden, zo vertelde hij mij ergens in de jaren negentig.
86 jaar geleden werd hij opgeroepen voor het Nederlands elftal. Hij voetbalde toen nog voor PEC in zijn geboorteplaats Zwolle en zou de eerste international van de Zwolse club worden.
De interland Duitsland – Nederland, waarin hij meespeelde, vond plaats op 31 januari 1937 in Düsseldorf. Adolf Hitler was aan de macht in Duitsland. Het stadion hing vol met hakenkruisvlaggen, de Duitse spelers stonden met hun rechterarm gestrekt naar voren. Heetjans en de andere internationals stonden ernaast met de armen strak naar beneden. “De KNVB had die interland niet moeten aannemen”, zei Heetjans meer dan vijftig jaar nadien.

Het was overigens niet de enige reden waarom Heetjans met een onprettig gevoel op zijn enige interland terugkeek. Hij was door bondscoach Bob Glendenning opgeroepen om op de positie van de geblesseerde Kick Smit te spelen. Dat vond hij fijn, want naast hem stond zijn plaats- en ploeggenoot midvoor Beb Bakhuys. Maar het was allemaal tegen de zin van aanvoerder Puck van Heel die liever zijn ploeggenoot van Feyenoord Vrauwdeunt op de plek van Smit had gezien. Van Heel negeerde Heetjans derhalve. Hij zei geen woord tegen hem. De interland eindigde gelijk, 2-2.

Een jaar later kreeg Junne een baan bij Hazemeijer. Hij ging bij Tubantia voetballen en bleef zijn hele leven in Hengelo wonen.
Hij overleed in februari 1998 en was toen bijna 82 jaar oud.

48 | WIELERDORPEN

Enter mag dan al meer dan zestig jaar een gerenommeerd wielerdorp zijn, voor het twaalf kilometer verderop gelegen Nijverdal geldt hetzelfde. Net als Enter bracht het dorp aan de voet van de Sallandse Heuvelrug kampioenen voort in alle disciplines. Bert Boom kent ze allemaal. Hij was concullega of coach of volgde hen als liefhebber van de sport.

De zeven jaar oudere Bert kwam Jan Boode in het peloton soms tegen als opponent. “Ik mocht hem graag”, zegt Bert, “Aardige vent. Jammer dat hij zo jong gestorven is.” Jan was 67 jaar toen hij in 2012 plotseling overleed. Bert typeert hem als een renner die lol had in het leven en vooral in de sport. Hij reed etappekoersen en klassiekers, zat vaak bij de eerste tien, maar won zelden. “Jan is nog een tijdje in Limburg gaan wonen. Sommigen deden dat omdat ze meenden dat ze daar een betere renner werden. Je zat daar tussen de toprenners, dat was het idee.”

Bert noem strijdlust als het sterkste punt van Jan. “Maar daardoor kwam hij soms in de laatste kilometers tekort. Dan was hij er te fel ingevlogen. Ik heb hem dat wel eens verteld. Hij pikte bepaalde tips van mij op en deed er best vaak zijn voordeel mee. Ook qua manier van trainen en qua materiaal.”

Bert noemt ook Boodes broer Johan als wielrenner. “Maar Jan had een hoger niveau.” Verder had je Bennie ten Hove, vertelt Bert. “Die had een mooie zus, Willemien genaamd. Ze trouwde met Jan. Vaak is de wielrennerij een klein wereldje.”

Na Jan Boode duurde het een paar jaar voor Nijverdal met Henk Poppe (van 1952) en Herman Ponsteen (van ’53) twee klasbakken in huis had die zelfs internationale roem oogstten. Zo won Poppe in 1974 een etappe in de Tour de France en was daarmee de eerste renner in deze regio die dat realiseerde. De Tour was voor het eerst in Engeland. Poppe klopte op de streep in Plymouth ervaren sprinters als Jacques Esclassan, Gerben Karstens en Patrick Sercu. “Henk was een gigantische klasbak. Maar hij was vreselijk nerveus. In rust had hij vaak een hartslag van 80. Ik heb hem ook mogen trainen en geadviseerd met de keuzes van materiaal”, zegt Bert.

Ponsteen won als baanrenner op het onderdeel achtervolging in 1972 in Montreal een Olympische zilveren medaille.

“Door de successen van Boode, Poppe, Ponsteen en anderen ontstond er in 1975 in Nijverdal een wielerclub met de naam CC’75. Bert: “De meeste renners uit Nijverdal waren lid van de Zwaluwen, maar met een eigen vereniging konden de talenten zich in eigen woonplaats opwerken tot wielrenner. Ze vonden het belangrijk om Nijverdal op die manier op de kaart te zetten.”

Bert herinnert zich hoe ze jarenlang met dertig, veertig renners uit Twente via Nijverdal naar trainingswedstrijden in Zwolle fietsten, waar ze dan prompt die wedstrijden naar hun hand zetten.
Meer bekende Nijverdalse wielernamen? Bert hoeft niet lang na te denken. De Harmelings met vader Wim, de zonen Rob en Lodewijk. Rik Tijhuis, Dick van Egmond, Henk Boeve. Er zijn er nog meer. “Schieten me nog wel te binnen”, zegt hij.

WEGDAMMERS III NAAST DYLAN

Even een vleugje ijdeltuiterij. Bij Boekhandel Broekhuis in Hengelo is mijn onlangs verschenen boek Wegdammers III midden in de winkel geposteerd naast het nieuwste boek van Bob Dylan. Hoe eervol is dat?

Wegdammers III omvat 384 pagina’s met verhalen, interviews, reportages over het dynamische dorp Hengevelde (en omstreken) in de periode van 1945 tot nu.