28 | ROODWITBLAUW
Een van de mooiste momenten in de wielercarrière van Jos vond plaats in 1986. Op 22 juni om precies te zijn. Ergens rond de klok van 5. Toen werd Jos Lammertink in Geulle Nederlands kampioen wielrennen bij de professionals en kreeg hij de roodwitblauwe trui aangemeten. Dat wilden toen en nu veel meer coureurs, maar zo’n trui win je niet zomaar. Dan moet je van goeden huize komen, dwz dan moet je veel talent hebben en ook nog een dosis geluk. Jos was destijds opgenomen in de brigade van de legendarische ploegleider Peter Post. Panasonic was de naam van de hoofdsponsor. Post stuurde zijn renners die middag op pad met de boodschap: ‘Als er een groep wegrijdt, moeten wij erbij zitten.’
Na een uur passeerde de meute voor de derde keer de Slingerberg in het Bunderbos. Matthieu Hermans en zijn ploeggenoot Erwin Nijboer, rijdend voor een Spaanse ploeg, trokken vol door op deze heuvel en zo ontstond er een kopgroep van tien man met Jos erbij als enige vertegenwoordiger van Panasonic. Wereldkampioen Joop Zoetemelk zat er ook bij. Vaak wordt zo’n gezelschap dat zo vroeg in de koers wegrijdt, teruggepakt. Maar in het peloton keken ze elkaar aan. Niemand toonde zich bereid het gat dicht te rijden. Toen het verschil vier minuten was, kwamen er nog eens drie mannen bij: Twan Poels, Adrie van Houwelingen en Peter Winnen, een ploegmaat van Jos. Peter Post zag meteen hoe laat het was en liet de reservefietsen van Erik Breukink en Johan van der Velde van de materiaalwagen halen. Beide renners hadden in de Rondes van Zwitserland en Italië hun goede vorm geëtaleerd, maar Post zag dat die twee het niet meer gingen worden. De fietsen van Jos en Peter Winnen gingen op de wagen.
Hoe liep het af? Jos vertelt: “Het werd een soort afvalkoers. Op het laatst reden Nico Verhoeven en ik weg. Ik stelde voor: ‘Laten we ervoor sprinten en de winnaar betaalt de verliezer dan ƒ 15.000.’ Maar daar wilde Verhoeven niks van weten. Hij zei dat hij sowieso ging winnen. Ook goed, dacht ik. Als je de finishfoto bekijkt, zul je zien dat hij erg overmoedig was. Ik had op de streep een paar lengtes voorsprong op hem. Peter Stevenhagen werd derde en Joop Zoetemelk vierde.”
Telegraaf-journalist Ron Couwenhoven schreef de volgende dag dat Nederland een knecht als kampioen had gekregen. ‘Maar’, zo schreef hij, ‘zo zou je het in de met talent overladen ploeg van Panasonic wel kunnen zeggen, maar Lammertink was toch altijd een renner, die mogelijkheden — grote zelfs — in de klassiekers moest hebben. Het eendaagse werk lag hem altijd, maar de ziekte van Pfeiffer in zijn eerste profjaar remde zijn ontwikkeling. Vorig jaar bleek zijn schildklier als gevolg van slechte nazorg nog maar voor 5 procent te werken.’ Couwenhoven memoreert vervolgens dat Post tegen Jos had gezegd dat hij – als hij herstellen zou – een nieuw contract zou krijgen. In de Volkskrant schreef Guus van Holland dat Henk Lubberding bij Post gepleit had om de lange renner uit Twente een nieuwe kans te gunnen. Jos: “Post was de enige die uiteindelijk nog aan mij dacht. Voor de rest was iedereen behalve Henk mij vergeten. Daar ben ik hen enorm dankbaar voor.”
Een jaar lang mocht Jos tijdens de wegwedstrijden in de roodwitblauwe trui rijden. Dat was ook voor de portemonnee een goede zaak. “Mijn startgeld ging van 400 naar 2000 gulden. Ik was zwaar geblesseerd uit de Tour gekomen, kreeg het advies om eerst goed te herstellen van de schedelbreuk en niet te koersen, maar ik deed het toch. Dat veranderde de wereld. Ik kreeg ook van alle kanten aanbiedingen. Het verschil tussen de situatie bij de start van mijn profcarrière en de periode na dat NK van ’86 was door die trui behoorlijk groot geworden.”