STILTE OF JUIST NIET

De dag van gisteren was in het land aangemerkt als Dag van de Stilte. Want stilte verbindt, luidt een van de motto’s van die speciale dag. Ik moest eraan denken toen vlak voor het duel tussen FC Twente en Feyenoord het hele stadion een volle minuut stil was ter ere van Kalle Oranen. De onlangs overleden linksback was een van de grootheden uit de gouden periode in de jaren zeventig. Echter die prachtige minuut zonder geluid was in de Veste en omstreken meteen de enige op deze zondag.

Vooraf spraken we oud-trainer Hans Meyer in de perskamer met de nodige kwinkslagen van dien. Daarna besprak ik met mijn voorzichtige tribunebuurman de kansen van de FC tegen de landskampioen. Hij zei dat voetballen om kwart over 12 nadelig was, dat de rentree van Michel Vlap een meevaller was, dat hij rechtsback Bart Nieuwkoop een zwakke schakel vond bij Feyenoord en dat de Rotterdammers tegen Lazio enorm goed gespeeld hadden, waarop ik hem wees op de onbuigzame uitstraling die de FC in de eigen Veste al tijden met zich meedraagt. Vervolgens (over de dag van de stilte gesproken) ‘mochten’ we ons weer ergeren aan de smakeloze pokkenherrie die voor elke thuiswedstrijd uit de speakers komt. Na de minuut van Kalle echter explodeerde het gezang en gejoel van de tribunes als vanouds. Tegenstanders worden daar niet blij van. Ook Feyenoord niet, dat van huis uit eigenlijk veel gewend is.

We kregen een schitterende wedstrijd te zien. De 1-0 van Manfred Ugalde die als een horzel van de ergste soort van de ene Feyenoord-verdediger naar de andere vloog, deed de ploeg veel goeds en nog meer beet elke speler zich vast in de wedstrijd. Van een blessure behandeling na een klein half uur maakte Arne Slot een time-out om zijn elf manschappen tot de orde te roepen. Ook daarna stond de normaliter rustige trainer alle kanten op te schreeuwen. De Dag van de Stilte was ook aan hem niet besteed, hoewel hij en zijn mannen naar verluidt tijdens de terugreis naar Rotterdam niet veel geluid meer hebben uitgebracht.
De landskampioen met die zware Europese wedstrijd nog in hoofd en benen had geen vat gekregen op de Twentse opponent. De eerste nederlaag in het seizoen was een feit.

Technisch opperhoofd Arnold Bruggink eerde onlangs zijn aanvoerder Robin Pröpper als een van de belangrijkste aanwinsten van de laatste jaren. Hij heeft gelijk. Want wat speelde die Pröpper goed en als je die woorden op tikt, doe je meteen elf anderen inclusief invaller Gijs Smal tekort.
Het werd niet meer stil in de Veste. De 2-1 zege was verdiend en terecht. Minutenlang klonk in de slotfase de zegezang Oh oooh Twente Enschede door het stadion. Daarna kwam Sweet Caroline langs en ga zo maar door. De Dag van de Stilte kon je verder wel vergeten. Kan ook op een andere dag, kan eigenlijk elke dag wel even.

32 | NICK EN ROXANE

Op de ziel van Jos zitten meerdere krassen. De buitengewoon getalenteerde wielrenner van weleer heeft veel meegemaakt in zijn thans 65-jarige leven. We hebben in deze serie al paar van die littekens beschreven zoals zijn huidige situatie waarbij een ernstige spierziekte de meeste van zijn ledematen lam heeft gelegd. Daardoor kan hij zijn gehandicapte dochter Roxane (34) maar sporadisch zien. En dat is eveneens een hard gelag voor de oud-coureur. Dit hoofdstuk van Jos’ (wieler)leven gaat over zijn kinderen Nick en Roxane.

Vader Jos en dochter Roxane zijn zwaar gehandicapt. Dat maakt hun leven, maar ook dat van echtgenote Annette en zoon Nick er niet gemakkelijker op. Onderzoek heeft uitgewezen dat Roxane de cognitieve vermogens heeft van een kind van anderhalf jaar. Ze woont alweer 24 jaar in een huis waarin groepsgewijs dag- en nachtzorg is waarvan de laatste 18 jaar De Baalderborg in Hardenberg, daarvoor in huizen in Enschede, Hulsen en Ommen. De bewoners van De Baalderborg hebben een verstandelijke beperking. Het zijn kinderen met ontwikkelingsproblemen en ouderen met een intensieve ondersteuningsvraag.

Roxane was met Vaderdag een paar uurtjes bij Jos en Annette in Wierden, mede dankzij een aantal fijne begeleiders die daar hun vrije tijd voor hadden opgeofferd. Jos had haar al ruim twee jaar niet meer gezien. Omdat hij er niet meer heen kan. Hij pinkt een traan weg. Het kost hem moeite om erover te praten en valt even stil. “Een van de laatste keren dat ik bij haar was op De Baalderborg, ben ik ongelukkig gevallen en brak daarbij een paar ribben. Ik kon toen al niet meer zelfstandig opstaan en Roxane kwam maar spontaan bij me op de grond liggen. Zo van ‘goh dat is leuk, dat doet papa anders nooit’. Helemaal niet beseffend dat ik viel toen ik de rollator die ze heel hard in mijn richting had gerold, wilde tegenhouden. Ik werd uiteindelijk via een tillift aan het plafond weer in mijn rolstoel gezet.”

Hun dochter is altijd vrolijk, ze is goed op haar plek in Hardenberg, maar naast het voorzichtig brabbelen van de woordjes papa en mama kan ze nog steeds niet praten. Sinds ze een jaar of zeven was, kan ze wel lopen. Ze kreeg echter knieproblemen, is nog geopereerd met alle moeilijkheden van dien qua revalidatie en heeft sindsdien een rollator of andere hulpmiddelen nodig om zich voort te bewegen.

Hij en Annette laten een minialbum zien met foto’s van haar laatste bezoek op 16 juni. “Het was een mooie dag”, zegt Jos. “Roxane was blij en wij hebben samen enorm genoten van haar bezoek.”
Hij vertelt over de geboortes van zijn zoon Nick (in 1984) en Roxane (in 1989). Beiden kwamen ze met de keizersnee ter wereld. “We vernoemden Roxane naar een nummer van the Police, dat we allebei mooi vonden. Vele jaren later drong de tekst van dat liedje pas tot ons door. Het gaat over een prostituee. Toen zagen we ook op de CD dat de naam Roxanne eigenlijk met 2 n’s had gemoeten. Maar een kniesoor die daar op let, het is een mooie naam.”
Een paar dagen na de geboorte – in de beginuren van een semiklassieker – feliciteerde collega-renner Gerrie Knetemann Jos met de geboorte en hij vroeg naar de naam. ‘Roxane’, zei Jos.

‘Oh, wat origineel’, zei de glimlachende Kneet. Hij had een paar jaar eerder een dochter gekregen die ook die naam gekregen had. “Dat is de oud-wielrenster die tegenwoordig commentator bij de NOS is bij wielerwedstrijden”, aldus Jos.

Roxane Lammertink werd op Goede Vrijdag in het voorjaar gehaald. “Dat kwam beter uit. Anders zou ze misschien in het weekend zijn geboren, wanneer ik ook zomaar plots verplicht opgesteld op zou kunnen worden voor een koers. Nu kon ik er tenminste bij zijn.”

De kleine meid groeide goed en voorspoedig. “Er was verder weinig aan de hand”, zegt Jos, “maar na een jaar kregen we in de gaten dat ze niet al te snel was in haar reacties en ze was een beetje afwezig. Op het consultatiebureau gaf Annette aan dat Roxane wat achterliep bij leeftijdsgenoten. Met de opmerking ‘daar heb je weer zo’n ongerust moedertje, dat komt allemaal vanzelf wel, het is gewoon een laatbloeier’, kon ze weer naar huis. Op een gegeven moment begon ze ’s avonds over te geven, telkens als ze net in bed lag. De frequentie nam toe, de huilbuien ook en op het laatst gebeurde dat elke dag. Het was niet te stoppen.”

Dus togen Jos en Annette met hun dochtertje naar het ziekenhuis waar een kinderarts opmerkte dat hij wel iets dacht te zien aan Roxane, maar dat hij kon niet precies kon aangeven wat.

Jos: “Allerlei onderzoeken volgden, ook chromosomen-testen bij ons zelf. Het kan zo zijn dat bepaalde XY-combinaties gevolgen hebben voor het kind. Maar dat werd uitgesloten. Daarna werden we doorgestuurd. Onderzoek in het Universitair Medisch Centrum Utrecht wees uit dat er ruimte zat tussen de hersenen en het schedeldak, een andere manier om te zeggen dat de hersenen niet volgroeid zijn. We kregen te horen dat ze niet konden voorspellen hoe Roxane zich zou ontwikkelen, maar wel dat het een zorgenkind zou kunnen gaan worden.”

Roxane groeide op en bleek een enorm aanhankelijk kind te zijn, zo vertelt Jos. “Als Annette naar de keuken liep, begon ze te huilen. Alsof ze voor lange tijd afscheid moest nemen, terwijl ze haar gewoon kon zien staan. Het werd een enorme handenbinder. We waren er dag en nacht druk mee en gingen er soms bijna aan onderdoor. Je wilt voor je kind zorgen en haar bij je thuis houden, maar het besef dat dit onhoudbaar ging worden, werd steeds groter.”

Op achtjarige leeftijd verhuisde Roxane naar Het Bouwhuis in Enschede. Jos: “Dat was eerst een proefplaatsing. Ze kon nog steeds niet lopen en verplaatste zich zittend. Ze was een fan van schommelen, zowel binnenshuis als buiten. Maar dat deed ze zo hard en schaterlachend zonder zich vast te houden, dat we soms ons hart vasthielden.”

Orthopeden en andere onderzoekers bogen zich over het kind en kwamen tot de conclusie dat een definitieve opname in Het Bouwhuis noodzakelijk was. Uiteraard kreeg ze vaak bezoek van haar ouders en broer. Later werd ze overgeplaatst naar een huis in Hulsen. “Het was fijn dat ze daarvoor in aanmerking kwam. Het was nieuwbouw en de groep waarin ze kwam, was jong en dynamisch. Daar gingen we ook vaak naartoe. We fietsten dan met haar en deden er spelletjes. Sinds een jaar of tien zit ze in Hardenberg”, aldus Jos.

Gelukkig voor Jos en Annette beleven ze veel plezier aan hun zoon Nick (39) die ook in Wierden, niet ver bij hen vandaan woont. Hij is supervisor bij Bleckmann Fashion & Lifestyle Logistics in Almelo. Hij komt bijna elke dag wel even langs. Ooit deed Nick een poging om ook wielrenner te worden net als zijn vader, maar dat werd geen succes. Hij heeft gevoetbald bij Omhoog en was een begaafd badmintonspeler. “Hij heeft heel wat bekers en ereprijzen gewonnen”, zegt Jos, “maar moest stoppen wegens problemen met een van zijn schouders. Daarnaast is hij een liefhebber van motorsport en de Formule 1. En niet te vergeten, hij bezoekt regelmatig een festival met hardcore muziek. Maar dat laatste heeft hij niet van ons.”

Dat was het verhaal van de kinderen van Jos en Annette. Het zijn er twee. “Meer soorten waren er niet”, lacht Jos minzaam, “en daarom heb ik er toentertijd een knoop in laten leggen. Ik ging alleen op de motor naar het ziekenhuis, onderging de operatie en wilde op de motor terug. Ik herinner me nog dat de verpleegkundigen dat geen goed idee vonden. ”

Of hij zich daaraan gehouden heeft? Jos’ glimlach zegt genoeg.


Nick en Annette tijdens hun laatste vakantie in 2018


Nick en Roxane, de beide kinderen van Jos en Annette

 

VUURWERK EN DE GEUR VAN KARBONADES EN HUZARENSALADES

Meer dan anderhalf jaar geleden was ik niet meer bij een thuiswedstrijd van Heracles geweest. Toen ik nog in de actuele journalistiek werkte, kwam ik er vaak en dat was meestal prettig.
De derby tegen FC Twente begon met applaus als hommage voor de vorige week overleden Kalle Oranen, oud-speler van beide clubs. Daarna teisterden oerend harde knallen de trommelvliezen. Gelukkig waren het knallen zonder rookwolken zoals elders regelmatig gebeurt. Dat belooft wat, dacht ik. De zwartwitten gaan de roodhemden uit de top van de ranglijst te vuur en te zwaard bevechten.
De wedstrijd begon, oud-Heraclied Robin Pröpper werd uitgefloten als hij aan de bal was, de FC-fans roerden zich ook, de sfeer was goed. De FC voetbalde er vervolgens lustig op los. Balletje breed, balletje diep, balletje over de hele, het liep als een trein, want de thuisclub deed niks. De Heraclieden keken ernaar en lieten het gebeuren. Ik las vandaag op allerlei plekken dat de FC fantastisch speelde, schitterend, lang niet gezien. Dat was niet zo. Laten we zeggen dat de meeste spelers van Joseph Oosting goed voetbalden. Maar als je zo domineert, moet je zeker een stuk of tien kansen op doelpunten kunnen creëren. En dat deden ze niet.

Het was 0-2 bij de rust. “Zo’n achterstand is nog weg te werken, tamboereerden de coaches van Heracles in de mindset hun spelers. En dat lukte. Het vuurwerk van kort voor de start inspireerde de geesten van de Heraclieden toch nog. De FC liet het gebeuren. Het werd 2-2. Terechte uitslag. Heracles tevreden, FC Twente teleurgesteld. Boeiende wedstrijd gezien.

Overigens was ik ook benieuwd of na anderhalf jaar het traject van perskamer naar perstribune nog steeds dezelfde was. In geen enkel stadion is die route zo bizar als op het Asito-erf. Het bleek inderdaad nog niet veranderd te zijn.
Je gaat eerst een gangetje in. Daarna ga je rechts een trap op en kom je in een opslagruimte van de keuken van het restaurant. Met de geur van karbonades en huzarensalades in je neus passeer je volle en lege kratten en loop je door de klapdeuren de grote kantine binnen op de eerste verdieping. Links zie je de tafels waar fans en andere gasten voor de wedstrijd een diner verorberen. Je moet rechtdoor. Laverend door de volle kantine ga je op weg naar de tweede etage. Ik nam een paar collega’s op sleeptouw, maar we verloren elkaar uit het oog. Aan de overkant moet je linksaf. Pak wel de tweede deur, want daar bevindt zich de trap die je moet hebben om op de volgende etage te komen waar zich de skyboxen bevinden. Daar ga je rechts en weer links een trap op. Boven gekomen ga je bi de foto van Simon Cziommer rechtsaf en kom je via een soort klaslokaal aan op de perstribune. Kan dat niet anders, korter, efficiënter, luidt de vraag, die ik al in het verleden al vaker stelde aan bazen van de Almelose club. Dit is geen porem.
(foto’s Heracles)

RIP KALLE ORANEN

Beetje eigenzinnig, maar aimabel en een prettige teamspeler. Dat was Kalle Oranen, die vorige week op 77-jarige leeftijd naar het hiernamaals is vertrokken. De linksback met de perfecte sliding maakte in de eerste helft van de jaren zeventig een gouden periode mee van FC Twente. Hij had nog maar enkele seizoenen een vaste plaats in de opstelling of de FC vestigde een record. In de jaargang 71-72 kreeg de verdediging met doelman Piet Schrijvers en de spelers Kees van Ierssel, Epi Drost, Willem de Vries en de toen 29-jarige Kalle Oranen slechts 13 tegendoelpunten. Nooit meer heeft een club uit de eredivisie dat record verbeterd.

Oranen was – net als talloze andere verdedigers – aanvankelijk aanvaller. Hij werd omgeschoold tot linksback, was een aantal jaren wisselspeler, maar toen hij een contract kreeg als semiprof veroverde hij in het seizoen 69-70 een basisplaats en speelde uiteindelijke 251 officiële wedstrijden voor de FC, waarvan 28 keer in de toernooien om de Europa Cup II en III. Oranen maakte ook deel uit van de ploeg die in 1975 de finale speelde om de Uefa-Cup twee jaar later was hij erbij toen de FC voor het eerst de beker won. Daarna vertrok hij naar Heracles en speelde hij voor de Almeloërs nog ruim honderd wedstrijden in de eerste divisie. In de jeugd voetbalde hij voor Sportclub Enschede, waar zijn vader masseur was van het eerste elftal en ook nog een korte tijd voorzitter.

Wat gaan profvoetballers na hun actieve carrière doen? De meesten blijven in hetzelfde metier en worden trainer. Oranen echter wilde de studie doen voor leraar lichamelijke opvoeding en moest opnieuw naar school. Terwijl hij nog voor Heracles voetbalde, begon hij op de sportacademie in Den Haag. Tussen klasgenoten die meer dan tien jaar jonger waren, haalde hij vier jaar later zijn diploma. Een knappe prestatie. Vervolgens werd hij docent en voetbaltrainer op de UT en bleef dat doen tot hij 15 jaar geleden met de vut ging. Overigens was hij in de beginjaren tachtig ook nog trainer-speler van Tubantia 1 waar hij ook de A1 en de jongste jeugd trainde. Met het eerste elftal promoveerde hij naar de tweede klasse.

Oranen had aanvankelijk de Finse nationaliteit. Op zijn 23ste werd hij Nederlander.

De laatste jaren leed hij aan een nierziekte en werd hij gedialyseerd. 17 oktober is hij nog vrij plotseling overleden.


Kalle Oranen probeert namens FC Twente te scoren.

31 | OVERWINTEREN

Sommige  renners vinden het leuk om met een fiets door mul zand, over hellende bospaden of natte weilanden te rijden. Soms hangen ze de fiets aan de schouder alsof het een city-bag is en lopen een trap op of een steile bult. Wie dat allemaal goed afgaat, doet het in wedstrijdverband. Veldrijden of crossen, Jos Lammertink kon het uitstekend in de jaren zeventig.
Vond je dat leuk Jos, met een fiets op je nek door de blubber zwoegen?
Het antwoord zegt veel: “Ja, omdat ik er goed in was.”
Zeg dat wel, hij won alle crosswedstrijden waaraan hij ooit deelnam op één na. Dat was het EK voor junioren toen hij tweede werd, omdat hij niet doorhad dat ze al bij de finish waren. Op dat EK en al die andere kampioenschappen die hij won (oa vier keer de nationale titel), komen we nog terug in deze serie over zijn (wieler)leven.

Het lijkt niet al te charmant om met je doorweekte tenue en een bemodderd hoofd over zo’n parcours te fietsen en te rennen om uiteindelijk doodmoe aan de finish te komen, maar Jos verklaart waarom het toch een zinnige bezigheid was/is. “Zie het als een vorm van overwinteren. Op de weg is het vaak koud en nat. In het bos ben je veel actiever bezig. Een aantal uurtjes training in het veld telt dubbel in vergelijking met de weg.  En het is ook goed om je stuurmanskunst wat op te krikken.”
Hij voegt er nog aan toe dat men van toerder tot wedstrijdrijder crost. “Niet voor niets  zijn de veldtoertochten mateloos populair. Veel ploegleiders van eliteploegen plannen die toertochten in als serieuze training.”

Toen Jos begon met wielrennen, raakte hij ook geïnteresseerd in veldrijden. Daarvan was zijn bijna vier jaar oudere neef Hennie Stamsnijder een belangrijke aanstichter. “Hij timmerde aan de weg en wij, mijn broer Herman, neef Jonny en ik, raakten erdoor geïnspireerd. Ondanks dat Hennie een neef was, keek ik tegen hem op.”
Niet dat ze elkaar als familie vaak spraken, zo vertelt Jos. “Met verjaardagen kwamen de ooms en tantes, maar de neven en nichten waren er lang niet altijd bij en Hennie was druk met fietsen. Ik weet nog dat ik hem ooit in een brief om advies heb gevraagd.”

De Lammertinks woonden in Hoge Hexel. Achter hun huis liep een pad van 400 meter tussen weilanden door naar  een zandafgraving, de zaandkoele genaamd. Jos: “Daar konden Jonny, Herman, Richard Freriksen en ik lekker rossen. We oefenden daar ook hoe je met je fiets over een sloot springt of hoe je met je fiets van die steile zandafgravingen afgaat. We leerden wanneer je met harde of zachte banden moest rijden. Mijn vader had daar ook kijk op. Hij wist hoeveel spanning je op bepaalde parcoursen in je band moest hebben. En dan niet met allerlei moeilijke apparatuur maar gewoon de band met zijn duim indrukken. Hij had ook eens bij een fietsenmaker een hele brede tube op de kop getikt, die op een oude sportfiets zat. Als het parcours heel mul was en je had die brede tube als voorband, dan was dat net het verschil tussen moeten lopen of nog kunnen fietsen. Daar had ik dan veel voordeel van. Toen ik bij de junioren reed, kon Herman er bij de nieuwelingen op rijden. Toen hij ook junior was en we in dezelfde categorie reden, mocht ik met dat voorwiel rijden. Alle vrije tijd die we hadden, crosten we door de bossen.”

Jos en de zijnen reden de crossen vaak bij de wielerverenigingen in Twente en de Achterhoek. In veel plaatsen werd een wedstrijd georganiseerd en de verenigingen hadden veelal een eigen circuit. “Eén keer per weekend reden we een nationale cross. Vier jaar lang heb ik ze allemaal gewonnen, inclusief de clubwedstrijden.”
Jos stapte in 1976 als een volleerd veldrijder over naar de amateurs, maar daar besloot hij te stoppen met deze wielerdiscipline. “Soms moet je keuzes maken, ik koos voor de weg”, verklaart hij het rigoureuze besluit van destijds.


1976. Jos wint een veldrit in Zwolle.


1977-78, Jos voorop, Herman Snoeijink achter hem.


Gefocust stuurt Jos zijn fiets door het zand

30 | SEIZOENSARBEID

Profwielrenners moeten niet alleen wedstrijden fietsen. Ze moeten ook op de portemonnee letten. Per slot van rekening moet de schoorsteen roken. Het derde jaar als beroepswielrenner was voor Jos qua verdiensten geen bloeiperiode. De HB-ploeg was gestopt, de renners moesten elders een nieuwe broodheer zien te vinden. Jos werd benaderd door de leiding van de formatie B&S – Elro Snacks – Concorde en tekende een contract voor een jaar. Het was eigenlijk de bedoeling dat hij naar de Splendor-ploeg zou gaan met onder andere Eddy Planckaert en Claude Criquielion. Maar deze Belgische ploeg hield hem te lang aan het lijntje, waardoor het B&S – Elro Snacks – Concorde werd.

“Het was geen vetpot”, weet Jos nog heel goed. “Ik kwam van HB en kreeg bij mijn nieuwe ploeg nog minder. Om precies te zijn had ik 2000 gulden per maand, maar dat was niet voor een heel jaar. Het contract gold van 1 maart tot 30 oktober. Een deel ervan was je bruto salaris, de rest waren onkosten. Over een heel jaar uitgesmeerd had ik dus 1300 per maand. Van november tot maart ging je in de ww. Wielrennen werd gezien als seizoensarbeid. Maar over de onkosten die je gemaakt had, kreeg je geen ww. En dan had ik nog een van de beste contracten. Van de meeste collega’s werkten de vrouwen of werkten de renners zelf nog parttime. Ging je op trainingskamp, dan kostte je dat als renner een bepaald bedrag. Daarom gingen sommigen niet mee.” Jos was ook van deze ploeg een der kopmannen, samen met Theo Smit en Jan Aling.

Gelukkig voor Jos had hij in deze ploeg dus nog een van de beste contracten en werkte echtgenote Annette. In veel koersen zat hij van voren en zo verdiende hij nog wat bij. Hij won de proloog van de Ronde van Zweden en verdiende daardoor een extra bedragje voor de ploeg. De ploeg reed wel mee in de meeste klassiekers. Beste resultaat van Jos waren de elfde plek in de Amstel Gold Race en de twaalfde in de Ronde van Vlaanderen. Voor de Ronde van Nederland was de proloog in Enter. Jos werd tweede op twee-tiende van Jan Raas. Handgeklokt.

 

Jos Elen uit Tilburg was de ploegleider/sponsor/eigenaar. Jos typeert hem als een donders fanatiek baasje met een groot hart voor de wielersport “Hij liep bij -2 graden nog in een overhemd met korte mouwen. Omdat hij zich op zijn werk regelmatig in koelcellen ophield, waarin het meer dan -20 graden was. Het was een aardige man die heel wat jaren als ploegleider werkzaam is geweest. Twintig jaar in totaal, waarvan tien jaar bij de profs Ik had veel respect voor hem. Zijn zoon en dochter hebben ook gefietst.”
Nog een anekdote uit het jaar bij de ploeg van Elen. Jos: “Dat gaat over de Ronde van Wierden. Op een zonnige julidag in de vakantie met vele duizenden toeschouwers. Op enig moment ontsnapten we in de finale met drie man uit het peloton. We hadden van tevoren niet met elkaar overlegd, maar ik wist van de organisatie dat ze Francesco Moser hadden gecontracteerd voor 7000,- gulden, plus vliegticket en hotel. Eigenlijk had ik verwacht dat Checco vooraf wel even met de geldbuidel zou rammelen. Zo van quanto costa, dan win ik? Maar hij sprak niet, ook niet toen ik met hem en Hennie Stamsnijder voorop kwam in de finale.”

De beide neven Hennie Stamsnijder en Jos Lammertink bevonden zich in de finale met de oud-wereldkampioen Francesco Moser, ook winnaar van diverse klassiekers. Hoe zou dat aflopen? Jos: “Hennie vroeg: wat doen we? We spraken af om de beurt te demarreren. Stammie ging vol aan, Moser kwam op stoom haalde hem richting Nijverdalsestraat hard terug en vloog er overheen. En daardoor bleef ik alleen met hem over. Het publiek ging helemaal uit zijn dak, spanning ten top. Moser begon demonstratief de toeclip riempjes aan te trekken, mij de kop op te dringen en dan hij zou mij eens even zijn sprintkunsten laten zien. Maar ik klopte hem in de eindsprint. Van alle kanten kwam de vraag hoeveel mij die overwinning wel niet gekost had. Maar dat was dus eens niet aan de orde. Bij grote uitzondering was Moser op waarde geklopt.”


Huldiging: Jos wint de proloog van de Ronde van Zweden


Jos na afloop van de Ronde van Heerhugowaard

Jos na afloop van de Nacht van Hengelo in gesprek met microfonist Harrie Middeljans


Voorjaar 1982. Jos in actie tijdens Parijs-Roubaix.


Francesco Moser en speaker Haarie Middeljans

RIP BENNO

Hij was een man met humor. Een man met charme. Een man die goed met Jan en alleman kon omgaan. Een man die goed kon klaverjassen. Een man die goed kon koken. Een man die gerekend mag worden tot de beste voetballers die de stad Hengelo voortgebracht heeft. Een man die in de cafés waar hij barkeeper was (La Deco, Captain Paddock, De Apotheek) een kameraad was van elke klant. Benno Assink zou in december 80 jaar geworden zijn, maar dat heeft niet zo mogen zijn. Gisteren is hij overleden. Of eergisteren, dat is niet zeker. Men heeft hem gevonden in zijn huis op ’t Swafert. Helaas was hij toen al uit de tijd geraakt.

Het ging de laatste jaren wat minder met hem. Dat zei hij zelf ook. “Ik voel me niet zo goed en word vergeetachtig”, zei hij tegen mij toen ik hem een maand geleden sprak toen hij met zijn scootmobiel op weg was naar de stamtafel van Hotel Nationaal om een kaartje te leggen.

Als voetballer groeide hij op bij HVV Hengelo dat in de jaren zestig in de top speelde, daarna voetbalde hij twee seizoenen bij Enschedese Boys en een jaar of acht bij de vvHaaksbergen toen dat een hoofdklasser was. Hij was daar in de jaren zeventig het brein van de ploeg, de ietwat trage middenvelder die snelheid in het spel bracht door de bal ineens en secuur te spelen. Hij nam de penalty’s en andere vrije schoppen en coachte zijn medespelers. “Bernerd is”, zo zei een van zijn trainers (Mister Ernie Robinson) ooit, “the motor of the team.”

Dat was hij ook bij de legendarische zaalvoetbalclub FC Circus. Hij kon moeiteloos mee met het technische spel van mannen als Epi Drost, Kick van der Vall, Hennie Everts, Aart te Velthuis of Jan Huiskes. En ook bij de nazit was hij the motor of the team, zoals hij dat ook was als barkeeper in een aantal cafés in het Hengelose centrum. Ik moet ook melden dat de firma’s Ballantines en Gauloise aan hem een goede klant hadden.

We waren jarenlang bevriend. Dat ontstond toen ik als verslaggever voor Radio Oost af en toe bij de hoofdklasser Haaksbergen moest zijn. Hij was ook gek van andere sporten en daarom ging hij toentertijd bijna elke zaterdag mee naar voetbal- en volleybalwedstrijden of wielerkoersen waarvan ik verslag moest doen. Hij had er kijk op. Ik had hem graag bij me. Hij wees me soms op details die ik zelf niet zag. Zeer waardevol.

Hij paste wel eens op onze kinderen en maakte dan de lekkerste tosti’s voor hen. Feest! Vele jaren kwam hij om de paar weken op zaterdagmorgen even bijpraten. Trots vertelde hij over zijn Amsterdamse kleinkinderen die aan ijshockey deden. De laatste jaren werden die bezoekjes helaas minder.

Zijn ouders hadden een horecabedrijf annex kegelbanen aan de Langelermaatweg. Toen hij 16 was, was hij al de beste kegelaar van de vereniging. Benno groeide op met drie zussen en zijn broertje Maarten, de latere drummer van The Buffoons.

Benno was gescheiden, had een dochter en een zoon. Maar wil je meer weten van hem, bezoek zijn eigen website www.bennoassink.nl. Daarop vertelt hij (met een knipoog) van alles en nog wat over zijn gevarieerde leven in feiten, anekdotes en meningen.
Wij gaan hem missen. RIP Benno.

GEDOOGD OF NIET

We wilden een weg inrijden. Ik stopte en bekeek het bord. Wat staat daar? Bij gedogen …. Raadselachtige tekst. Korte toets begrijpend lezen. Woord voor woord lees ik langzaam de tekst hardop voor, onderwijl zoekende naar de bedoeling van de woorden voor ons.
Je mag er niet in, in die weg. Maar bij gedogen, dus als het oogluikend toegestaan is en je eventueel het risico van een ongeval wilt dragen, mogen fietsers en wandelaars deze weg inslaan. Dat staat er volgens ons. Maar hoe kun je weten wanneer het gedoogd wordt?
We keerden om, want we waren met de auto en die wordt daar sowieso niet gedoogd. Pfff….

29 | CLUB VAN 48

Jos staat op de ledenlijst van de Club van 48, een gezelschap wielervips. Vooral voormalige topwielrenners zijn er lid van. Maar ook belangrijke officials en anderen die van grote betekenis zijn geweest voor de wielersport. Jaarlijks komen de mannen en vrouwen bij elkaar op een wielergala in Den Bosch, waar de beste renners van het afgelopen seizoen gehuldigd worden. De Club van 48 is vernoemd naar het jaar 1948. In dat jaar wist Gerrit Schulte in het Olympisch Stadion van Amsterdam de wereldtitel op het onderdeel achtervolging te winnen door de Italiaan Fausto Coppi te verslaan.

In 1992 werd Jos door Peter Post gevraagd of hij lid wilde worden. “Ter gelegenheid van de Ronde van Almelo was er ook een wedstrijdje voor ex-profs. Leo van Vliet was erbij, Fedor den Hertog, Hennie Kuiper, Rob Harmeling en meer coureurs van weleer. Peter Post was ploegleider”, vertelt Jos die zelf ook meedeed en zelfs van plan was om te winnen. “Maar ik kon ze niet volgen”, verzucht hij. “We zouden het rustig aandoen, maar in de eerste ronde door de winkelstraat had ik al 57 op de teller staan. Ik werd echt gelost. Kuiper later ook, herinner ik mij. Harmeling won, maar zeker weten doe ik dat niet.”

De oud-profs bleven slapen in het Theaterhotel. De volgende dag vroeg Post aan Jos en aan Rob Harmeling of ze lid wilden worden van de Club van 48. “Dat leek ons wel wat”, zegt Jos. “we vonden het een eer. Normaal moet je dan voorgedragen worden door twee leden van de club en vervolgens neemt het dagelijks bestuur daarover een besluit. Daar kwam ik veel later pas achter, maar nu regelde de grote baas dat gewoon zelf.”

De leden hebben bepaalde privileges. Bij belangrijke gelegenheden en wedstrijden zoals de dag dat de Vuelta in Groningen startte, werden we daags voordien uitgenodigd voor de presentatie en de start. Jos: “Hotel, diner, alles erop en eraan is geregeld. Ik ben er geweest en ook bij andere evenementen van enige betekenis.”
Bij de Tourstart in 2010 in Rotterdam en in 2015 in Utrecht zijn Jos en Annette geweest. Voor de leden die mobiel waren werd de proloog op de fiets verkend, voor de anderen gebeurde dat in een touringcar. “In Rotterdam hadden we een rondvaart met aan boord een diner. Burgemeester Opstelten was erbij. Het was heel feestelijk allemaal.”

Na het overlijden van Peter Post nam Theo de Rooij het stokje over en nu is Joop Atsma voorzitter van de club. Jos is in 2015 voor het laatst bij het jaarlijkse wielergala in Den Bosch geweest. Annette was er ook bij.

Jaarlijks begint het met het officiële gedeelte waarin het voorgaande jaar wordt geëvalueerd en het komende jaarprogramma wordt doorgesproken. Het is overigens niet altijd feest, ook goede doelen worden niet vergeten. Jos: “Vroeger hadden we nog een grote vinger in de pap. Onze stem telde toen voor 50% mee over renners die aanmerking komen voor de titels wielrenner en wielrenster van het jaar en het talent van het jaar, respectievelijk Gerrit Schulte Trofee, de Keetie van Oosten-Hage Trofee en de Gerrie Knetemann Trofee. De laatste jaren stemmen we elke maand dan is de uitkomst wat minder een verrassing. Het is altijd een mooie dag. We betalen 48 euro contributie per jaar. Ik vind het een eer dat ik ervoor gevraagd ben en was er altijd graag bij. Jammer genoeg is dat door mijn spierziekte niet meer mogelijk.”

Aan één Twentse wielrenner werd de Gerrit Schulte Trofee twee keer uitgereikt. Dat was in 1975 en ’77 Hennie Kuiper die ook al in 1972 uitgeroepen was tot talent van het jaar. Die eer viel ook Gerard Veldscholten (in 1882) en Bram Tankink (2000) te beurt.

Overigens vindt het Wielergala 2023 vindt voor het eerst in 60 jaar niet plaats in Den Bosch. De organisatie van het gala, waar de beste wielrenners en wielrensters van Nederland gehuldigd worden, vindt op maandag 27 november namelijk plaats in de Jaarbeurs in Utrecht. Het is volgens de Club 48, organisator van het Wielergala, tijd voor vernieuwing.


De leden van de Club van 48 poseren tgv van een jaarvergadering.


Hennie Kuiper is erelid geworden van de Club van 48. Links zijn echtgenote Marianne. (2002)


De Club van 48 bezoekt de Ridderzaal in Den Haag.


2014. Burgemeester Van Zaanen van Utrecht ontvangt de Club van 48.


Jaarvergadering in Den Bosch. Met vlnr Jean Houben (UCI), Jo de Roo, Rini Wagtmans, Jean Marie Leblanc en Gerben Karstens.