BALVASTE BON-VIVANT

Terug naar 2004, een jaar voor het veertigjarig bestaan van FC Twente. Ik was het boek ‘De Top 40 van FC Twente’ aan het schrijven en besprak zo links en rechts met voetbalkenners die een groot deel van de geschiedenis van de FC hadden meegemaakt, wat de volgorde van de Top 40 zou moeten worden.
Voetbalmanager Ton van Dalen had ook van mijn plannen gehoord en bromde op een zondag voorafgaand aan een thuiswedstrijd:
“Voor dat boek van jou. Jan Sørensen hoort absoluut op de eerste plaats te staan.”
“Daar komt ie niet te staan”, reageerde ik.

“Dan heb je er geen verstand van”, baste hij en vervolgde zijn weg naar z’n tribuneplaats. Later begon hij er nog eens over. “Sørensen op 1 en niemand anders.”

Ik snapte Ton wel. Sørensen was een fenomeen. Technisch goed, niet van de bal te krijgen, slim, leider van het team, doeltreffend ook. Hij was toentertijd (1983- ’85) de beste speler, kon als geen ander het spel lezen en verdelen. Sommigen vergeleken Jan Sørensen met Abe Lenstra of met Wim van Hanegem en dat was niet onterecht. Toch gingen die vergelijkingen mank, zoals ze dat altijd doen.
De omstandigheden waren destijds in zijn voordeel. De FC speelde onderin de eredivisie en vervolgens in de eerste divisie. Later bij Feyenoord en Ajax zag je dat het hogere niveau niet meer aan de Deen besteed was. Daar raakte hij uit de gratie. Niettemin was Sørensen zeker een topspeler. Maar zijn beste tijd had hij bij FC Brugge gehad.
In 2013 bezocht ik hem in zijn eigen café in het Engelse Tamworth voor een interview. Hij was herstellende van een prostaatoperatie, een defibrillator had al drie keer zijn leven gered en hij was recent gescheiden. Daar vroeg hij me om aan de leiders van FC Twente te melden dat hij dolgraag werkzaamheden, bijvoorbeeld als scout, voor de club zou willen doen. Zijn jongste zoon was achttien jaar en kon zo langzamerhand op eigen benen staan. “Ik wil terug naar Enschede. Ik betaal mezelf terug”, zei hij. “Daar ben ik van overtuigd. Als de bazen van FC Twente vinden, dat ik er wat kan doen, ben ik bereid.” Wonderlijk was deze aanzoek eigenlijk wel , want hij speelde maar 2,5 jaar bij de FC. Toch zat de club en de regio diep in zijn hart. Ik heb die wens toen bij FC gedropt, maar er gebeurde niks. Ik denk dat ze geen vacature hadden voor Jan.

Tenslotte zette ik hem in het boek op de zesde plaats. Achter Drost, Pahlplatz sr, Van Dijk, Jeuring en Schrijvers.

Op de vraag wat zijn vijf meest memorabele momenten bij de FC waren geweest, noemde hij:
“Dat we meteen weer promoveerden na de degradatie in ’83. Dat kwam vooral door de positieve inbreng van trainer Fritz Korbach. Hij accepteerde geen enkel negatief geluid en wist al gauw een positieve omslag te realiseren in de groep.”
“Mijn verstandhouding op het veld met Manuel Sanchez Torres. Dat was voor hem en mij een goede zaak. Ik wist altijd wat hij ging doen en hij wist altijd wat ik van plan was.”
“De leuke tijd in Enschede buiten het voetbal om. Ik heb daar louter positieve herinneringen aan. Ik heb nog altijd contact met een aantal mensen in daar.”
“In het begin werd er in Twente een beetje negatief over mij gesproken, omdat ik een dure speler was. Maar ik werd uiteindelijk goedkoop, want ik had de opdracht om met Twente terug te keren in de eredivisie en dat hebben we toch maar mooi tot stand gebracht.”
“Ik denk ook terug aan een negatieve situatie rond Korbach. Ik was nogal vaak betrokken bij beslissingen rond het elftal en heb toen een paar keer iets gezegd wat hem niet aanstond. Toen was het ineens over tussen ons en ben ik uiteindelijk overgestapt naar Feyenoord.”
Jan Sørensen is uit de tijd geraakt. Ik las in deze verdrietige dagen na zijn overlijden fijne verhalen over hem. Nog maar 68, maar door allerlei fysieke problemen was de koek op. Hij moest zich gewonnen geven. Ergens in het hiernamaals zie ik hem discussiëren met Ton van Dalen of met Spitz, de man die hem eind 1982 naar Enschede lokte.
RIP Jan.
(foto boven Jan Sørensen (links) in gesprek met Fritz Korbach – de portretfoto is uit 2013)