53 | AANBOD

Over een paar weken gaat het weer los in Zuid-Limburg. Dan staat het heuvelland weer in het teken van de Amstel Gold Race. Jos was als beroepsrenner een keer of vijf present bij de meest bekende klassieker van ons land. Dat had vaker kunnen zijn, maar een aantal keren was hij niet fit of werd hij niet opgesteld. Hij herinnert zich ook nog een keer dat hij met koorts rondreed tijdens de koers.

Jos glimlacht als hij terugdenkt aan de editie die werd verreden op zaterdag 23-04-1988. Hij reed voor Cees Priem en TVM. Al eerder schreven we over de vervelende en neerbuigende manier waarop de Zeeuwse ploegleider Jos destijds bejegend heeft. “Ik kreeg de opdracht om met alle ontsnappingen mee te zijn. Als je zo’n opdracht krijgt weet je tegelijkertijd dat je kansloos bent voor een goede klassering.”
Desondanks nam Jos zich voor om er het beste van te maken. Bij alle ontsnappingen was hij paraat en na ruim 50 km ontstond de beslissende kopgroep van vier man met naast hem de Amerikaan Bob Roll, Jelle Nijdam en Henri Dorgelo. Het peloton was de tempoversnellingen beu en liet de kopgroep begaan. Honderd kilometer verder bedroeg de voorsprong dan ook maar liefst negen minuten.

“Met de veronderstelling dat we toch terug gepakt zouden worden, had ik behoorlijk met mijn krachten gesmeten. Maar we bleven voorop dus langzaam maar zeker ging mijn kaarsje uit. Blijkbaar had niet iedereen dat door, want voor de Keutenberg kwam Jelle bij me en deed me een aanbod. Hij wilde demarreren op de Keutenberg en vroeg mij om af te stoppen. Als hij voorop zou blijven èn winnen kreeg ik ƒ 35.000 ,-  Ja, wat doe je dan? Bij mij was het beste eraf. Bovendien ben je beroepsrenner en zouden de ploeggenoten tevreden zijn, dit was het hoogst haalbare. En als Jelle toch teruggepakt werd, kon Phil Anderson ook nog meedoen voor de overwinning, want die zat in de groep achter ons. Ik ging akkoord.”

Jelle demarreerde en sloeg meteen een gat. Henri stelde later nog voor om kop over kop het gat dicht te rijden, maar Jos ontmoedigde dat door te zeggen dat zij binnen de kortste keren door het peloton teruggepakt zouden worden. “Dat gebeurde ook, wij werden teruggepakt en Jelle won de belangrijkste Nederlandse wedstrijd. Zijn ploeg Superconfex had de andere Nederlandse profploegen PDM, Panasonic en TVM afgetroefd en Nijdam zelf zat gebeiteld voor alle criteriums en voor de contractbesprekingen voor de volgende seizoenen”, vertelt Jos.

Nu vraag je je misschien af waarom zoveel openheid over zo’n deal? Dat verwacht je niet? Dat is inderdaad niet gebruikelijk en het bleef ook lang inside information. Tot een jaar later. Toen kwam Mart Smeets met een boek kwam waarin hij het hele verhaal met alle details erbij uit de doeken deed. Jos: “Henri Dorgelo was met terugwerkende kracht boos maar we hebben het wel uitgesproken later. Hoe Smeets aan die informatie kwam? Dat is mij een raadsel.”

Na zijn carrière was Jos op verzoek van koersdirecteur Leo van Vliet nog jarenlang aanwezig in de Amstel Gold Race om met genodigden rond te rijden. “Dat waren altijd mooie weekenden”, herinnert hij zich nog goed. “Meestal reed Gerard Veldscholten met mij mee en moesten we daags voordien al de auto ophalen om geluidsapparatuur in te laten bouwen. Dan reden we naar het hotel van de organisatie waar veel wielerhotemetoten en ex-collega’s waren. Beetje een reünie gedachte, prachtig. ‘s Avonds een diner dat klonk als een klok en de volgende ochtend om 8:15 uur moest je dan je gasten oppikken op de Cauberg. Met hen reed je vervolgens naar een verzorgd ontbijt in Maastricht ergens op een boot of in het gemeentehuis.”

Voor hun gasten konden de mannen dan de lunchpakketten regelen, zodat het de gasten aan niets zou ontbreken. Maar het was voor Jos wel dubbel allemaal. “Lichamelijk was ik al behoorlijk afgetakeld, thuis ging ik al met een traplift naar boven. Ik kon wel lopen, maar dan op slentertempo. En ik wou daar niet zo mee te koop lopen. Ik weet nog dat ik de eerste keer in de permanence kwam om mijn lunchpakketten op te halen bij Carla Vos. Een grote doos met zeven koerszakken stond klaar. Hoe dan? Ik had de kracht van een kind van vier jaar en tillen lukte niet. Ik heb gevraagd of zij de zakken op tafel wilde leggen, zodat ze mij die met de hengsels aan mijn kromme vingers kon hangen. Opdracht geslaagd, maar vraag niet hoe. Vervolgens ging ik met de gasten naar het marktplein waar de verschillende ploegen stonden opgesteld. Wat buurten met oud-collega’s die nu ploegleider waren, het koersmateriaal van nabij bekijken en de presentatie van de ploegen. Kortom de gasten genoten en die wilde ik niet belasten met mijn shit. Het autorijden in de koers zelf verliep probleemloos. Met een beetje geluk was er een kopgroep en zaten we met de gasten bovenop het nieuws.”

Op het eind van de koers verplaatste het gezelschap zich naar de giga tent achter het casino voor een hapje en sapje en als de coureurs in de buurt van de Cauberg kwamen, kon Jos met de gasten naar de tribune om de finish en de huldiging live te aanschouwen. Jos: “Uit tactisch oogpunt stuurde ik de gasten alvast vooruit om niet in hun bijzijn de trap te moeten doen. Dat was een trap met voor mijn gevoel 500 treden, in de praktijk waren het misschien maar 200. Treden van een halve meter breed, maar voor mij was het een echte col. Eerst vijftien treden, dan pauze, volledig verzuurd. Bijkomen voor de volgende shift die noodgedwongen iets korter moest. Zoveel bekenden waar je dan even mee stond te kletsen tijdens zo’n hoognodige pauze.”

De gasten werden jaarlijks door de organisatie ingedeeld zodat Jos elk jaar andere gasten had. “Totdat ik een jaar met een vastgoedman Sjeer uit Zuid-Limburg en zijn genodigden reed, dat klikte gelijk goed. Dat werd vanaf dat moment vaste prik, hij wilde mij als chauffeur. Hij had vaak zijn rechterhand of schoonzoon bij zich met daarnaast een wisselende groep genodigden. Hij nam ook graag de regie en wilde dan vaak weer het verhaal van Nijdam horen. U vraagt, wij draaien.”

En zo bleef Leo bellen met Jos voor het derde weekend in april, jaar in jaar uit. Als hij aangaf waar zijn beperkingen lagen of waar hij tegenaan liep dan regelde hij een oplossing. “Mijn aftakeling ging echter ook door en de trap, de col, bij het casino kostte mij zoveel moeite dat ik mij voornam om te stoppen, kon echt niet meer. Als hij mij volgend jaar zou bellen, zou ik hem dat doorgeven, althans dat nam ik me voor. Maar misschien had hij zelf gezien dat het niet meer ging en belde hij helemaal niet. Dat hoopte ik. Dan hoefde ik niet zelf de handdoek in de ring te gooien. IJdele hoop zo bleek, want Leo had toch weer een oplossing.”

Leo vertelde hem dan dat Sjeer een sponsor is en die wil dus graag dat Jos zijn chauffeur zou zijn. Jos kon op een paar meter van start-finish met de gasten in een super VIP locatie. “En ik liet me weer overhalen. Om in die locatie te komen, moest er een soort brandtrap beklommen worden. Langs zo’n paal naar boven, zo giga steil. Geen ruimte om ergens in de beklimming te pauzeren, voor mij een expeditie, total loss was ik. Voorzichtig maar een glaasje wijn drinken, zodat mij een gang naar de wc beneden bespaard bleef, want nogmaals diezelfde klim bedwingen zou nooit lukken.”

Resumerend, het werd voor Jos meer en meer een opgave. Hij werd steeds afhankelijker van de hulp van anderen en daar baalde hij van. In dat ene weekend maakte hij meer loopkilometers dan anders het hele jaar bij elkaar. “Dagenlang was ik volledig kapot na zo’n weekend. Daar komt nog eens bij dat je wel de verantwoording hebt over je gasten. Zou ik met die gastenauto ergens ‘op ploffen’ dan zou ik me dat zelf nooit vergeven. Ik zie de sceptici al voor me. ‘Hoe kon je nou bij zo’n invalide in de auto gaan zitten, kan die überhaupt nog wel rijden?’ Weer een hoofdstuk afgesloten. Met pijn in het hart moest ik bedanken voor de job. Het was niet meer verantwoord.”
(foto boven: 1982. Jos – nog net zichtbaar – beklimt in het kielzog van oa Jan Raas de Cauberg)


1983. Jos in de voorste gelederen van het peloton


1981. Henk Kuiper voorop. Links Jos Lammertink.