DE OUDE SPORTCLUB-EIK
Wat gaat er door hem heen? Wat voelt hij? Wat denkt hij elke week als aan zijn voeten de schermutselingen van Sportclub Enschede gaande zijn. Hij staat een meter of tien achter het rechter doel van het hoofdveld. De machtige takken hangen tot boven de goal. Hij is zeker 350 jaar oud, deze indrukwekkende eik. Onsterfelijk is hij, onverstoorbaar en gigantisch krachtig. Bladeren heeft hij, in tegenstelling tot zijn verre neven en nichten aan de overkant, nog nauwelijks. Dat komt allemaal in de maand mei pas. Het duurt elk jaar weer even voor deze heerser met zijn dak van bladeren voor verkwikkende schaduw kan zorgen op de rechterkant van het veld. Bij Sportclub zijn ze gek met hem. De onvergankelijkheid die hij uitstraalt, staat borg voor een voorspoedige toekomst van de Enschedese traditieclub. Maar deze zondagmiddag heeft hij het niet gemakkelijk. Want de club die hem zo na aan wortels en stam ligt, speelt geen beste wedstrijd tegen WSV, de concurrent voor de titel in de eerste klasse. Wanneer heeft hij hier zoveel volk bij elkaar gezien? Meer dan duizend? Dat moet heel lang geleden zijn. Sportclub is een mooie club, maar naar het eerste elftal kijken, is er aan het gros van de leden en supporters niet besteed.
Opeens hoort hij de stem van Mister. Mister? Ja, Mister Ernie George Robinson, de ex-trainer van Sportclub uit vervlogen tijden. ‘Hoe gaat het daar? Wat gebeurt er? Spelen mijn jongens goed?’ vraagt Mister. De trotse eik, die nog vaak contact heeft met de ruim tien jaar geleden overleden trainer, doet verslag.
‘Het is niet best vandaag, m’n beste Mister.’
‘Is Joop Janssen er ook?’
‘Ik heb hem wel gezien Mister, hoewel dat veel moeite kostte, want WSV overheerst ook langs de kant en op de tribune. Zie ze lopen met hun zwartwit gestreepte shirts. Vrienden van WSV staat erop of Café De Hofnar. Op een spandoek staat Liefde is…WSV. Dat ontroert me wel weer, zo’n vertederende tekst. Heej, ik zie een oude grijze WSV-man lopen van wel zeventig jaar met een sombrero op zijn rug en een trommeltje in de hand. Hoe naïef kan zo’n oude fan nog altijd zijn, Mister?
En ik zie ook een WSV-fan die in zijn buggy een kratje bier vervoert. Zijn maten ontvangen hem uitbundig, maar waar is het kind eigenlijk gebleven?’
‘Hoe gaat het de jongens op het veld?’ wil Mister vanzelfsprekend weten.
‘ Niet best Mister. Ze hebben het moeilijk. Het is alweer bijna afgelopen. Ik zag een bloedende neus van Geert Bijsterbosch, ik zag dat Martijn Abbenhues de bal zelfs van dichtbij nog niet in het doel kon krijgen, dat Björn Schurink kwaad was en een tegenstander sloeg, dat de boomlange Robert ten Wolde WSV een doelpunt gunde en dat Edwin van Eerten naar de benen van een opponent sprong en eruit moest. Ikzelf heb in al die eeuwen bliksem en sneeuwstormen doorstaan, maar de voetballers van Sportclub kunnen deze middag heel weinig verdragen. Ik zie hier, achter het doel, jongens van vijftien ruzie met elkaar maken. Ze dagen elkaar alsmaar uit. Gelukkig houdt een WSV-bestuurslid deze verhitte pubers in toom. O jee, het wordt 4-0 voor WSV. Wat een trieste voorjaarsdag. Nu het een keer ouderwets druk is, lukt het niet.’
‘Afgelopen? Dit heb ik in jaren niet meer meegemaakt’, mompelt Mister.
Wat ligt ten grondslag aan de intieme relatie tussen de koninklijke Sportclub-eik achter het rechter doel van het hoofdveld en wijlen Mister Ernie George Robinson, de oud- trainer van de club? Daarvoor moeten we eerst terug naar 1948 als Mister, zoals de Engelse oud-voetbalprof altijd genoemd werd, als beginnend trainer naar Enschede reist. Hij voorziet vervolgens in deze regio clubs als Sportclub Enschede, FC Twente, Rigtersbleek, Hengelo en Sparta van oefenstof en wijkt ook nog een blauwe maandag uit naar Helmondia.
Maar op een dag heeft hij pensioen en is hij uitgetraind. In zijn huis aan de Enschedese Drebbelstraat begint het nagenieten van al het goeds dat hij met genoemde clubs heeft beleefd. Mister, een eenvoudige, brave, sympathieke man, ontmoet zijn oude maten van Sportclub nog regelmatig. Zo bezoekt hij elke donderdagmiddag Job en Ria Hoomans.
Op een dag vertelt hij hen dat zijn vrouw Ivy graag naar Canada wil emigreren. Daar woont dochter Carry, waar ze jaarlijks al een paar maanden verblijven. ‘Ik heb Ivy beloofd dat we zullen gaan als de kat overleden is.’
Mister hoopt stiekem dat de kat hem overleeft. Hij is de 75 al gepasseerd als het beest plotseling dood gaat. Emigreren naar Canada wordt definitief een feit. Ten huize van Joop Janssen is de afscheidsavond. Joop, Job en Theo Kalter, ook een ex-pupil van Mister, alsmede de echtgenotes hebben het gezellig met Mister en Ivy, maar het is evenzeer een emotionele avond, omdat iedereen beseft dat het vrijwel zeker de laatste keer zal zijn, dat ze elkaar zien. Ook hangt overal in de kamer het grote verlangen van Mister om aan de Drebbelstraat te mogen blijven in plaats van op de ouwe dag naar
Vancouver te moeten verkassen. Maar het gebeurt wel. Hij en Ivy vertrekken de dag erna naar een flat in West-Canada waar ze voortaan tot groot verdriet van de oude trainer, vier hoog wonen. Eén keer belt hij Joop, zijn all time lievelingsspeler, en vertelt hem dat hij gruwelijke heimwee heeft.
Een jaar later – het is intussen 1992 geworden – lijdt Mister aan kanker en draagt kort voor zijn overlijden Ivy op om als de tijd van gaan gekomen is, zijn as naar Sportclub Enschede te brengen. Ze belooft het.
Zo reist ze een paar weken later met een loden kistje in haar bagage, dat gevuld is met de as van Mister, via Engeland waar ze schoonzoon Ron oppikt, naar Enschede. Daags na hun aankomst zal de as uitstrooiing plaatshebben. Het is een mooie zomerse dag, die donderdag de 28ste augustus 1991. Slechts de terreinknecht is aanwezig op het Sportclubveld als Theo, Job, Joop en Ron met het loden kistje arriveren. Het is de eerste keer dat Misters schoonzoon een voet op een voetbalveld zet. De vrouwen inclusief Ivy zitten in huize Hoomans aan de thee. De vier mannen zoeken een geschikte plek. Als vanzelf vallen hun ogen op de oude eik achter het rechter doel van het hoofdveld. Daar strooien ze om de beurt de as uit van Mister Ernie George Robinson, onderwijl een paar woorden zeggend ter nagedachtenis aan hun voormalige trainer en vriend.
Na de ceremonie heeft het achttal een dinertje bij Florilympha in het Lutterzand. En de volgende dag al aanvaarden Ivy en Ron de terugreis. Zo eindigt derhalve de geschiedenis van de Robinsons in Enschede.
NB Hiermee moge duidelijk zijn waarom Mister Robinson en de oude Sportclub-eik thans zo’n nauwe band hebben met elkaar.