10 | OMKLEDEN IN DE MIDDENBERM
Ze keken verbaasd naar het podium. Op het hoogste treetje stond een lange Nederlander. Hoe heet hij? Wie is hij? Gelouterde profs als Sean Kelly, Jean-Luc Vandenbroucke, Gilbert Duclos-Lasalle, Fedor den Hertog en Daniel Gisiger waren geklopt door een amateur uit Nederland. Zijn naam? Jos Lammertink. Hij was de snelste geweest tijdens de proloog van de jaarlijkse Ster der Beloften waarvoor als hoge uitzondering ook talentvolle amateurs voor uitgenodigd waren.
Jos was in eigen land bekend. Hij was nationaal kampioen, had Olympia’s Ronde gewonnen en meer mooie overwinningen op zijn erelijst staan. Dat was mooi, maar de profs haalden hun schouders ervoor op. Totdat ze de proloog over ruim vier kilometer achter de rug hadden. Toen zagen ze dat daar in het Franse stadje Bethune niemand sneller was geweest dan ene Lammertink.
Ten huidigen dage kijkt Jos er met een royale glimlach op terug. “Het was een prima vuurdoop”, zegt de man die destijds in 1978 eigenlijk niets liever dan beroepsrenner wilde worden. “Ik ging ervoor, wilde me laten zien. Ik ranselde volle bak de zware versnelling rond en was de snelste. Nee, dat vonden die profs maar niks, zo’n jonge snuiter die won.”
Toch, verschil moest er zijn. Jos merkte daar in Bethune voor het eerst hoe groot het statusverschil was tussen profs en amateurs. “Ik herinner me dat de Brabander Piet Bos meeging als ploegleider. Hij was door de KNWU bereid gevonden om de selectie te begeleiden en reed mee met zijn eigen witte Ford Taunus. Ad Bos, de latere directeur van TVM was zijn broer. We stonden ons in de middenberm van een grote autoweg om te kleden. We hadden niet eens een stoeltje om te kunnen zitten. De profs beschikten over grote touringcars. Wat leuk was, dat was dat we zonder helm mochten fietsen. In Nederland was dat verboden.”
Het belangrijkste was dat de man uit Hoge Hexel zich had laten zien en erachter kwam hoe de profs hem de andere dag flikten tijdens de eerste etappe. “Ze lieten steeds een gaatje vallen”, vertelt Jos. “Dan moest ik elke keer een extra inspanning leveren om terug te komen. Toen wat later de wind gunstig stond, dacht ik de boel wel eens even op de kant te kunnen zetten. In de waaierklassiekers in Nederland was dat altijd een beproefd middel om het kaf van het koren te scheiden. Maar daar pakte dat anders uit. Eén persoon -ikzelf- op de kant en 200 meter daarachter aan de andere kant van de weg het hele peloton. Rustig kop over kop rijdend lieten ze die Hollander uitrazen. En ze kregen mij ‘tam’. Ik werd 45ste met een achterstand van een minuut of zeven. Gelukkig was de slotetappe een tijdrit van 27 kilometer. Toen kon ik me weer laten zien.”
Hij werd op 11 seconden van zijn landgenoot Fedor den Hertog tweede.
In het Noord-Franse land had Jos zijn toch al attractieve visitekaartje weer wat meer opgesierd.