19 | EEN HORK VAN EEN PLOEGLEIDER
1986. Jos was Nederlands kampioen bij de profs geworden en ging naar de Tour. Hij had de wind in de rug, de zon stond hoog aan de hemel, want ploegbazen met dikke portefeuilles meldden zich bij de Wierdense klasbak voor een gesprek. Meteen in de week na het NK kwam ploeggenoot Eddy Planckaert bij hem: ‘Jos, ik heb een aanbieding van een nieuwe Belgische ploeg, ADR genaamd. Ga je mee met mij? Laten we jou eens vertellen wat de plannen zijn.’
Een paar dagen later reed Jos naar een plaats aan de Belgische kust en luisterde naar de voorstellen van Planckaert cs. “De miljoenen Belgische francs vlogen me om de oren”, weet Jos nog goed. “Ik zou er twee ton op vooruit gaan in vergelijking met de ploeg van Post en ik kreeg de nieuwste Mercedes.”
Het gesprek bleef niet erg lang geheim. Jos kreeg de volgende dag al telefoon van Peter Post die gehoord had van de afspraak met ADR. “We waren gesignaleerd in een eetgelegenheid…”
De Ronde van Frankrijk begon. Na een paar dagen staakte de zwaargewonde Jos de strijd, zoals al eerder is beschreven in deze serie. Thuis kreeg hij telefoon van Piet Bos die ploegleider was bij een Brabants team waarvan diens broer co-sponsor was. Deze Ad Bos wilde als opperhoofd van Transportverzekeringsmaatschappij een serieuze profploeg beginnen en had Jos als nationaal kampioen op het oog om een van de kopmannen van de ploeg te worden.
“Ik heb al een aanbieding van een andere ploeg”, zei Jos.
“Geen probleem”, zei Bos, “toch willen we jou graag spreken.”
Jos toog naar Zeewolde en zei: “De ploeg die jullie willen oprichten, is er nog niet. Ik rij in een dienende rol bij Panansonic, voor Anderson, Eddy Planckaert en Vanderaerden en heb het daar goed naar mijn zin. Ik ambieer het kopmanschap niet.” Bos was desondanks gedecideerd. Hij wilde Jos binnenhalen.
Jos: “Piet Bos vertelde mij later dat er door mijn komst als nationaal kampioen de fietsen, materiaal en kleding ook binnen waren. Met andere woorden, mijn contract hadden ze er al weer uit. Ik kon bij Bos nog meer verdienen dan bij ADR en kreeg ook daar een auto met een ster op de motorkap.”
Daar stond Jos ineens op een rotonde en dacht na over de juiste afslag. Hij belde Peter Post en vertelde hem de gang van zaken en ook wat hij kon verdienen. Aan Post had hij veel te danken. “Wat moet ik doen?” was de vraag. Post liet de beslissing aan hem over en begreep ook dat hij zo’n vorstelijke aanbieding niet kon afslaan. Jos gaf Bos zijn jawoord.
In 1987 begon hij bij de nieuwe ploeg Transvemij-Van Schilt, een bescheiden ploeg die nog niet echt een vuist kon maken ten opzichte van de ploegen van Raas of Post en PDM, maar dat was op termijn wel de bedoeling. Enkele ploegmakkers waren Hengeloër Rob Kleinsman, de recent overleden Theo Smit, Jan Jonkers, Dick Dekker, Peter Pieters en Eddy Schurer. Piet Bos was de ploegleider. Jules de Wever en Henk Steevens waren zijn assistenten.
“Ik reed goed in mijn roodwitblauwe trui. Zeker in het voorjaar, zoals in de Ronde van de Middellandse Zee en een aantal klassiekers.”
Dat jaar reed Jos ook de Giro.
In 1988 veranderde er veel. TVM was voortaan de naam van de ploeg. Cees Priem werd ploegleider met Patrick Lefevere als assistent. Ze waren gestopt als renner en begonnen hun carrière als ploegleider op relatief jonge leeftijd. Priem was 37, Lefevere 33. Bekende renners als Phil Anderson, Johan van der Velde en Johan Capiot kregen een contract.
Jos won de eerste etappe van de Ronde van de Middellandse Zee. Hij klopte Eddy Planckaert in de sprint, trok de leiderstrui aan en was goed gemotiveerd. Maar zo zou het niet blijven. In het hotel aangekomen kreeg hij telefoon van het thuisfront. Echtgenote Annette was vanuit haar vakantiehuisje met spoed teruggegaan naar huis, omdat ze enorm veel pijn had vanwege haar buitenbaarmoederlijke zwangerschap. Er waren complicaties opgetreden. Thuis nam de pijn nog toe, waardoor ze snel naar het ziekenhuis werd gebracht.
Jos: “Ik werd doorverbonden met Annette die zei dat het wel meeviel. Maar mijn zus Gea maande mij onmiddellijk naar huis te komen als ik Annette nog levend terug wilde zien. Ik ging dus als leider van het klassement meteen naar huis. Annette werd voor de dood weggehaald.”
Jos betaalde het vliegticket zelf. Priem beloofde hem het reisgeld terug te betalen, maar kwam de belofte niet na. Desgevraagd zei hij later tegen Jos dat die toezegging alleen gegolden zou hebben als Annette zou zijn overleden. “Ik kan dat nog steeds niet met droge ogen vertellen”, zegt Jos geëmotioneerd. “Hoe kun je zoiets zeggen, hoe bot kun je zijn?”
Hoe ging de samenwerking met Priem eigenlijk? “Waarschijnlijk”, oppert Jos, “kon hij niet verkroppen dat ik zo’n lucratief contract had. Hij was jaloers. Maar dat was een feit. Dat ‘kwaad’ was al geschied en door hem niet meer terug te draaien. Je moet het los van elkaar zien, maar het kwam juist tussen ons in te staan. Het lijkt achteraf wel dat ik daar met terugwerkende kracht voor moest boeten. Dus deed hij er alles aan om mij het wielrennen zo onplezierig mogelijk te maken, om mij te breken. Zoals verplichte kermiskoersen in België rijden, waarbij je langer in de auto moest zitten dan op de fiets, met een boete van 500 gulden als je niet op kwam dagen. Hij schroomde niet om dat juist op dagen dat je in Nederland lucratieve criteriums kon rijden, op te leggen. Hij wees me steeds op het bedrag dat ik verdiende en wat ik presteerde. Ondertussen gaf hij mij opdrachten, waardoor ik niet kon presteren. ‘Hou die man uit de wind; geef hem jouw wiel bij een lekke band; laat je afzakken naar….’
Jos geeft nog meer voorbeelden van de houding waarmee de Zeeuwse wielercoach hem voortdurend bejegende. Zoals de Amstel Gold Race in ’88 -en andere koersen- waarin hij vanaf de start met alle ontsnappingen mee moest springen. “Dan weet je bij voorbaat dat je de finish niet haalt. Of neem de Ronde van Denemarken. Ik was opgesteld en vroeg Cees hoe de reis was gepland. ‘Jij hebt toch een Mercedes, zorg maar dat je er komt’. Zonder blikken of blozen. Ik werd door iemand afgezet in Kopenhagen, haalde mijn fiets en koffer uit de auto en net op dat moment kwam Priem met de ploegleiderswagen de parkeerplaats oprijden met alléén Jan Siemons in die auto. Daar had ik zo bij in gekund. Hij passeerde nota bene mijn huis op vijf kilometer afstand. Door Priems komst was ik op dramatische wijze op weg naar het einde van mijn loopbaan als prof. Van jongs af had ik mijn hobby met veel plezier en succes mogen beoefenen. Ik kon er mijn beroep van maken, maar ineens kwam Priem in mijn leven en richtte al mijn ambities te gronde.”
Het contract met TVM liep af. Jos was in principe vrij om te gaan. “Maar TVM mocht voor het eerst de Tour rijden, dus trok ik de stoute schoenen aan en ging met Priem in gesprek. Ik heb hem gezegd: ik zal je laten zien dat het me niet om het geld gaat. Geef me maar een tweejarig contract à 50.000 gulden en behandel mij dan net als de andere coureurs.” Met een ferme handdruk werd de deal beklonken. Priem was nog steeds mijn ploegleider.
Met frisse moed ging ik 1989 in. Een trainingsrit achter de motor liep bijna fataal af. De voorbereiding op de Tour liep geen gevaar, maar de toezegging om die te mogen rijden werd twee dagen voor de start doorgestreept ten faveure van Capiot. Priem werd hiertoe gedwongen door de sponsors. Althans dat was zijn excuus. De tweede etappe was een ploegentijdrit. Dat was nota bene mijn discipline. Eén coureur kwam buiten de tijdslimiet binnen: Capiot.”
De volgende opdracht luidde: ‘Bereid je goed voor op wereldbekerwedstrijd na de Tour in Engeland’. Jos koerste in België, trainde ijverig bij, maar bij de opstelling van de ploeg in Engeland stond hij er weer naast.
Jos sprak Priem erover aan, maar de Zeeuw haalde zijn schouders op en zei: ‘Ik beloof je, dat je volgend jaar nog minder aan de bak zult komen. Dan heb je driemaal per week een kermiskoers’. Priem was weer mijn tegenstander geworden, gedane beloftes en afspraken telden niet. Jos: “Hij had schijt aan iedereen. Priem was een hond van een ploegleider.”
“Ik deed hem weer een voorstel”, zegt Jos. “Ik heb volgend jaar contractueel nog recht op geld, maar geef me nu dat bedrag, dan ben ik weg. Dat was akkoord, maar hij zette het maar niet zwart op wit, hij bleef het uitstellen. Ik had gigantisch geïnvesteerd in mijn contract, daarvoor veel geld ingeleverd. Ik had waterdichte afspraken gemaakt en een akkoord met Priem gesloten. Maar toen puntje bij paaltje kwam, bleek het allemaal niets waard.”
Na de Kerst in 1989 kreeg Jos een telefoontje. “Kom naar kantoor Roosendaal voor een contractbespreking. Er lag een contract, maar met een aantal ongebruikelijke bepalingen. Ik kreeg volgens dat contract het bedrag in drie termijnen, eind april, oktober en december. Maarrrrrr één negatief bericht over Priem (foto links), TVM of het contract zou worden ontbonden en de betalingsverplichting zou vervallen. Daar stond ik, met de rug tegen de muur, 31 jaar oud, van het ene op het andere moment was mijn carrière ten einde. De tijd om een andere ploeg te vinden, was te kort. En ik moest me stil houden anders kostte dat geld, dus maar een lulverhaal ophangen over dat ik al lang wist dat ik ging stoppen. Dat het tijd werd om aan mijn maatschappelijke carrière te denken enz. enz. De missie van Priem was geslaagd. Maar wat bezielde die man?”
Jos zucht diep. Dat verhaal is eruit. Een frustratie van bijna 35 jaar. Hij was bezig aan een behoorlijk succesvolle profcarrière, maar de ploegleider Priem zat hem vreselijk dwars.
In 1990 stopte Jos noodgedwongen met pijn in het hart en een grote kater.