23 | PLOEGDISCIPLINE

Op de erelijst van Jos staat een mooie tweede plaats in het eindklassement van de Ster van Bessèges. Dat was in 1984 toen Jos de gelederen van Panasonic was komen versterken. Na een weekje trainen in Zuid-Frankrijk dirigeerde ploegbaas Peter Post naar de etappewedstrijd van 9 tot 12 februari in de gemeente Bessèges en omstreken, gelegen ten westen van de Ardèche. Theo de Rooij moest afzeggen. Hij had tijdens een trainingsritje voor de derde keer in drie jaar een sleutelbeen gebroken. De wedstrijd wordt elk jaar gehouden. Mannen als Thurau, Raas, Adrie van der Poel, JP van Poppel, McEwen en Voeckler wonnen de koers. De laatste winnaar is de Amerikaan Powless.

Jos vertelt dat de week voor Bessèges vooral in het teken stond van het elkaar beter leren kennen. De basis van het team was de oude Raleigh ploeg. Daar waren een aantal Belgen, een Australiër en wat Nederlanders aan toegevoegd die met discipline werden ingewijd in ‘het systeem Post’. “Tijdens de trainingstochten werd er behoorlijk gemeten. Meten betekende met twee man naast elkaar fietsen in strak tempo. Het ene wieltje iets voor de ander en dan werd constant het tempo opgevoerd, totdat er een het onderspit moest delven. Dat werd dan door het volgende koppel herhaald, totdat daar ook weer een winnaar was. Zo tasten we elkaar af zodat je precies wist wat je aan elkaar had.”

Natuurlijk kent zo’n trainingskamp ook hilarische momenten. Jos vertelt een anekdote: “Naast serieus trainen werd er ook veel geouwehoerd en dat ging van kwaad tot erger. Ik herinner me dat Jan le Grand daags voor de koers heel trots de Raleigh-wedstijdfietsen blinkend op de rij had staan. Hij adviseerde nog even te kijken of alles naar wens was met de afstelling van stuur, remmen enzovoort. Tijdens die inspectie stelde iemand de vraag wie er met de fiets in het zwembad durfde te springen. Onbenullig natuurlijk, maar Eric Vanderaerden bood zich aan om die scène even uit te voeren. Er zat een betonnen rand met een hoogte van een centimeter of tien om het zwembad en daar moest overheen gejumpt worden. De aanloop was kort en iemand moest hem vasthouden alsof het een proloog start was. De voeten in de toeclips (dat was toen nog), de riempjes goed aangetrokken, klaar voor de start en een paar tellen later een plons. Volledig koppie onder in een ijskoude zwembad. Wat een kerel. Maar wat een teleurgestelde mekaniekers natuurlijk. Die hele fiets moest uit elkaar en overal moest nieuw vet in. Maar Eric kwam er mee weg. Hij werd niet op zijn nummer gezet. Dat viel me wel op. Hij schaamde zich nergens voor, gewoon een big smile en schaterlachen, zoals een echte kopman dat doet.”

Tijdens die trainingsweek in 1984 liet Jos zich van de goede kant zien. De Belgische coureurs gaven hem al in die week de bijnaam sterke Jos. “Dat streelde mijn ego wel”, glimlacht hij.

“Ik wist wat er van mij verwacht werd”, vertelt Jos. Hij herinnert zich de koers nog goed. “Zoals zo vaak begonnen we met een proloog. Er zat een bult in, dat weet ik nog. We zaten met zes renners van onze ploeg bij de eerste twaalf. Bert Oosterbosch werd tweede op 0,2 seconden van Alain Peiper. Eddy Planckaert was vierde, ikzelf vijfde, Gerard Veldscholten zesde, Steven Rooks, negende en Bert Wekema twaalfde.

In de eerste etappe won Eddy Planckaert de sprint, die Jos voor hem aantrok. “Ik reed zo hard dat ik nog tweede werd, terwijl ik me nota bene uit liet vieren.”

In de tweede etappe van hetzelfde laken een pak. Planckaert won, Jos werd vijfde. In het klassement leidde de Belg, zijn maat Jos stond tweede op twee seconden. De derde etappe was weer voor Planckaert met Jos achter hem.

Voor de laatste etappe was het draaiboek voor alle ploegen duidelijk. Planckaert zou weer winnen, nadat Jos hem andermaal zou lanceren. “Maar dat ging anders. Ik demarreerde. Alleen wel te verstaan. Dat kwam spontaan in me op de laatste vier kilometer. Ik sloeg direct al een mooi gaatje. Dus plat op de machine en volle bak. Op dat moment was ik wel virtueel leider en als ik weg zou blijven zou ik de Ster van Bessèges winnen. Niet onaardig toch? Het mislukte, ik werd in de laatste kilometer teruggepakt. Planckaert werd ditmaal door de concurrentie, die zich uitsloofde om mij terug te pakken, van voren gehouden en hij won de etappe en het eindklassement, ik werd tweede.

Klaar, zou je zeggen. Leuk gedaan. Erepodium. Maar Peter Post dacht daar anders over. Hij kwam de kleedkamer binnenstuiven en hij was niet blij.
Jos: ‘Waar ben jij mee bezig,’ riep hij boos tegen mij.’ Ik had een ploeggenoot aangevallen. Dat kon volgens hem echt niet door de beugel. En Planckaert? Nee die was niet kwaad. Die had gewonnen, dankzij de brommer uit Wierden die hem dagelijks op de juiste plek had gebracht. Post zei nog dat ik het ook andersom zou hebben gegolden als ik leider was geweest. Wij rijden voor diegene die aan de leiding staat en gaan elkaar onderling niet aanvallen.”

Jos leerde ervan. “Bij Post is de ploeg-discipline zeer belangrijk en wat hieruit ook bleek, was dat mijn vorige ploegen een soort hap-snap-beleid hadden gevoerd.”