34 | SNELHEIDSDUIVEL (deel 2)

We gaan terug naar 1987. Jos was beroepsrenner bij Transvemij – Van Schilt en was intussen onder de indruk geraakt van een verhaal in Moto73 waarin de Honda CBR 1000 in een duurtest werd beschreven. Het was de eerste motor waarbij je geen motorblok zag. Dat zat verborgen achter een aerodynamisch stroomlijn. Op de Duitse Autobahn had de berijder van die motor een wedstrijdje met een Porsche. Die moest bij een snelheid van 265 km/u afhaken. De motor kon nog demarreren. Toe hij dat verhaal las, wist Jos genoeg. “Dat moest mijn nieuwe motor worden”, vertelt hij. “Maar echt relaxed werd ik er niet van. Telkens als ik een ontspannen motorritje had gemaakt, kwam ik met een bezwete rug thuis. Ik reed de bochten met de motor net zo als met de fiets. Je pakt de binnenbocht en komt aan de buitenkant uit. Met 50 of soms 60 km/u gaat dat. Maar met een motor ga je veel harder en dan wordt elk ritje een gevecht om de motorfiets op de weg te houden. Reed ik de oprit A1 op, beetje nat wegdek en plots tijdens acceleratie boven de 140 km/u komt de achterkant opzij. Hoe dan?”
Jos volgde een Voortgezette Rijopleiding (VRO) bij de KNMV en daarbij ook nog een slipcursus. Remmen in de bocht, bochten rijden, obstakels op het wegdek. Eerst oefenen op een afgesloten terrein daarna op de weg. Er ging een wereld voor hem open. Dat had hij veel eerder moeten doen. Het belangrijkste was de positionering op de weg, nooit op het oliespoor rijden. In de bocht, altijd aan je ‘eigen kant’ blijven, totdat je het eind van de bocht kunt zien en dan accelereren. “Waar was mij onlangs de achterzijde van de motor bijna voorbij gekomen? Juist op het oliespoor in het midden van de oprit, waar de olie lekt van optrekkende (vracht)auto’s, waar de weg het smerigst is, omdat daar niet met de banden overheen gereden wordt. Ik kon nu pas genieten van het motorrijden zonder elke bocht als tegenstander te zien. Zelfs in afdalingen op de racefiets had ik baat bij de opgedane kennis over bochtentechniek.”
Jos vertelt verder: “Een beetje overmoedig wellicht, maar ik boekte ook maar direct een bochtentraining op het TT-circuit van Assen. Marshalls met een geel hesje gaven vooraf de instructies. Ergens halverwege het circuit namen we een tussendoor-weg, zodat we meer bochten en niet te veel rechte stukken hadden. Het was streng verboden om hen op de rechte stukken te passeren. Of je hen in de bochten voorbij mocht rijden, daarover repte hij niet. Daar zag ik al direct mogelijkheden. De marshalls reden met lichte motoren en zaten rechtop kan ik me nog herinneren. Ze begonnen rustig, voor de cursisten makkelijk te volgen. Het tempo werd geleidelijk opgevoerd en in de bochten gingen ze steeds platter. Op een gegeven moment dacht ik in een bocht de instructeur te kunnen passeren. Maar mijn achterwiel spinde, maakte onverwacht een uitstap naar links en kreeg plots weer grip. Met beide benen vloog ik omhoog tot boven de buddyseat, hangend aan het stuur werd ik nog net niet van de motor afgegooid. Een highsider noemen ze zoiets. Mijn hart zat in de keel. Direct genezen. Wat een mazzelpik.”
Met zijn broer Laurens achterop ging Jos ook naar de training van de TT in Assen. “Oude tijden herleefden, ik moest denken aan de keren dat we vroeger met pa de motorrijders aanmoedigden die van de TT terugkwamen. Als een malle reed ik daar naar toe en ik was niet de enige. Regelmatig zat ik boven de 250 km/u. Ik ben door niemand ingehaald die dag.”
Duidelijk lijdend aan motoritis vertelt Jos en andere malle actie. “Voor de CBR 1000 was een acht cm verhoogd windschermpje beschikbaar. Minder windgeruis, minder dode vliegen op je kleren en je vizier bleef langer schoon. Was te koop bij Vos in Oss. Even gebeld of deze op voorraad was en gezegd dat ik naar Brabant kwam om er een op te halen. ‘Maar meneer, het is al 17.00 uur geweest, we gaan om 18.00 uur sluiten’.
‘No problemo meneer, ik zal er zijn. Laurens gebeld of hij even mee wou en gaan met die banaan. Dat was wel een uitdaging, èn in de avondspits èn toen nog met een 2-baansweg met veel doorgetrokken strepen bij de Woeste Hoeve. Maar ik was wel ruimschoots op tijd. De volgende dag denk je dan: ‘waarom eigenlijk, dat had vandaag ook gekund’. Maar ik had iets met uitdaging, met spanning, met competitie en met doelen stellen. Afspraak is afspraak, op die tijd ben ik er, altijd die belofte nakomen.”
‘No problemo meneer, ik zal er zijn. Laurens gebeld of hij even mee wou en gaan met die banaan. Dat was wel een uitdaging, èn in de avondspits èn toen nog met een 2-baansweg met veel doorgetrokken strepen bij de Woeste Hoeve. Maar ik was wel ruimschoots op tijd. De volgende dag denk je dan: ‘waarom eigenlijk, dat had vandaag ook gekund’. Maar ik had iets met uitdaging, met spanning, met competitie en met doelen stellen. Afspraak is afspraak, op die tijd ben ik er, altijd die belofte nakomen.”

Regelmatig moesten de renners een sporttest, de zogenaamde maximaaltest doen bij dokter Lubbinge in het Bethesda-ziekenhuis in Hoogeveen. Dat kan sneller met de motor, dacht Jos.
Douchespullen, sportkleding en raceschoenen in een rugzak en gaan. Voorover liggend, met zijn hoofd achter de kuip en met de ellebogen steunend op de knieën, kon hij redelijk ontspannen lange tijd hoge snelheden rijden. Maar de sportkleding aandoen in Hoogeveen mislukte. Door de rijwind waren alle ritsen van de rugzak open gegaan. Eén schoen was nog blijven hangen, de rest was er onderweg uit gewapperd. “Zonde”, grijnst Jos.
Nog een verhaal. “Mijn zus Trudy wilde mij wel even wegbrengen naar Piet van Dijk in Enschede. Ik kon daar mijn witte bolide weer ophalen. Er was onder andere een nieuwe achterband gemonteerd. Nog even met de monteur gesproken, geen bijzonderheden. Rijden maar. Mijn zus vroeg of ik haar eerst nog even door Enschede naar de autobaan wilde begeleiden, voordat ik de motor de sporen gaf. Ze stond met mijn auto op het bolle klinkerweggetje voor de deur geparkeerd. Ik wilde mijn eigen auto passeren en de achterkant van de motor gleed, alsof ik op een ijsbaan reed, linksaf. Klabang daar lag ik. Remhendel, spiegel, een partij plastic geknapt, uitlaat beschadigd. Even hulp gevraagd in de werkplaats om de weg weer vrij te maken. ‘Ja zo’n achterband is glad, daar zit een soort conserveermiddel op, zodat het rubber niet wordt aangetast tijdens de opslag’, zei dezelfde monteur die mij drie minuten daarvoor had weggestuurd zonder waarschuwing. Het was de allereerste keer dat ik zoiets hoorde. Ik had wel gezien dat hij de grote sticker met merk en specificaties, over de hele breedte van de band had laten zitten Waarom? Weet ik veel. Ik weet wel dat ik met zo’n band anders die valpartij een paar minuten later zou hebben beleefd. Bij het begin van de autobaan, met toen nog de brede haakse bocht bij de Grolsch fabriek, zou ik mijn zus wel eens even had laten zien hoe plat ik daardoor heen kon, met mijn spekgladde achterbandje. Ik moet er niet aan denken hoe ik door die gladde band volledig in de kreukels onder de vangrail had gezeten.”


De conclusie was dat Jos na de chopper geen sportmotor meer wilde aanschaffen. De schade laten repareren voelde ook niet goed na zo’n klapper. Hij polste zijn vader. Die was gangmaker af en had geen wensen. Dagelijks werd hij door lichamelijke klachten (oorsuizen, duizelingen) nog herinnerd aan de valpartij en hij stapte voor geen geld meer op een motor. “Dus Lampekap werd verstandig”, glimlacht Jos. “Het hoeft allemaal niet zo snel meer. Ik wilde gaan toeren en schafte een Honda Goldwing aan. Prachtding, 1200 cc, radio, cruise control, luchtvering, intercom. Super relaxed, ideale reismotor. Even naar de motorrace in Franchorchamps?”
Op een dag liet hij zich in Oldenzaal door Willie Wissink even masseren. Daarna zou hij om 3 uur even bij zijn vader langsgaan voor een bakkie koffie. Jos: “Ik was aan de late kant, dus direct ver vooruit kijkend op de rondweg had ik al een aantal inhaalmomenten gepland. Die auto’s daar, dan die vrachtwagen en voor de tunnel kon ik nog even langs dat busje. Maar ik had nog met een sportmotor-kijk gescand en nu reed ik op een logge zware Goldwing. Bovendien dook onverhoeds een rijstrook brede verhoging c.q. vluchtheuvel op waarvan ik vooraf dacht dat ik daar kon inhalen. Daar tegenaan rijden met die snelheid zou een superjump betekenen met veel schade aan mens en machine. Ik moest plots op die ene rijstrook waar het busje al bijna was gearriveerd en die ik met +130 km/u snel naderde. Op het laatste moment keken de chauffeur van het Cogas VW-busje en ik elkaar in de ogen. Maximaal afremmend kwam ik steeds dichter bij de vluchtheuvel en het busje. Naast elkaar pasten we precies strak op die rijbaan, maar al remmend kwam de verchroomde beugel rond mijn motorblok tegen een zijgedeelte van zijn bumper. Nog steeds remmend knapte dat gedeelte af, reed de bus mij voorbij waardoor ik direct gigantisch naar rechts zwiepte. Met een paar correcties kon ik de ik motor net op de been houden. Wat een geluk weer. Ik was te laat voor de koffie bij pa en heb hem maar niets over het voorval verteld.”
Trainen achter de brommer of motor houdt altijd in dat je elkaar in de bochten even kwijtraakt, met de motor kun je daar niet zo snel door en op de fiets hoef je niet te remmen. Met Henk Seppenwoolde gold dat in het geheel niet, zo herinnert Jos zich. “Ik herinner me het eerste ritje met de Goldwing. Langs het Twentekanaal eerst even finetunen, de muziek op het juiste volume. Langzaam de snelheid opvoeren naar 70, ik knikte naar Sep in de spiegel en hij schakelde de cruise control in. We naderden de eerste bocht. Bocht naar rechts, iets meer dan flauw met daarin weer zijwegen naar links en rechts in onoverzichtelijke bosschage. Ik kende die bocht, drie meter breed met zand en grind midden op de weg. Met de fiets kun je wel op zo’n bandenspoor blijven rijden, maar met zo’n grote brommer? Ik zat te wachten tot hij mij liet passeren, maar hij gaf geen krimp, begon op het rechter bandenspoor, werd door de snelheid naar de strook zand halverwege gedwongen, gleed daar zijwaarts over heen en maakte de bocht af in het linker bandenspoor. Ik had een klein gaatje laten vallen uit voorzorg, maar moest wel even op 53-12 het gaatje weer dicht rijden. Achteraf werd er niet gesproken zo van ‘nou dat ging nog maar net goed’ of zo. Niks. Alles volledig onder controle.”

Jos kreeg vaak de vraag: Wat heb je daar nou aan? En waar kun je 300 rijden in Nederland? In het artikel werden de prestaties benoemd, de gemeten snelheid was met 400 meter: 212 echte km/u. “Hoelang duurt dat dan. Nou acht seconden. Met 20 seconden staat 300 km/u op de klok. Dus dat is eigenlijk overal met één kilometer rechte weg mogelijk. Of het verstandig is, is een tweede, maar het kan wel.”
In zijn eerste jaar zonder profcontract werkte Jos in Rekken. Hij was onderwijl nog wel aan het aftrainen en reed nog wat wedstrijden, want acuut ermee stoppen is niet goed. De afstand naar zijn werk was op de route die hij had uitgedokterd precies veertig kilometer. Mooie afstand, wegen met weinig verkeer en zonder verkeerslichten. Jos had als doel gesteld om dat binnen het uur te doen. “Of ik nu op de mountainbike of de racefiets ging, gas erop en negen van de tien keer lukte dat ook. Hoe snel zou dat eigenlijk met de Kawa kunnen, vroeg ik mij af. Over de grote weg, naar Rijssen, Goor, Hengevelde, St. Isidorushoeve, Haaksbergen door, dan grote weg oversteken en nog vijf kilometer naar Rekken. Ik had 15 minuten als doel gesteld en dat bleek geen probleem.”
Tijdens de bouwvakvakantie van 1990 maakte Jos een deal met Seppie. Hij kreeg drie weken de beschikking over zijn motor, dan mocht Jos zijn camper meenemen naar Zuid-Frankrijk. Bij terugkomst was de achterband toe aan vervanging, helemaal glad. Hij maakte een afspraakje in Ommen en vroeg zijn buurjongen Erik of ie mee wou. “We reden van Wierden naar Den Ham, veel rechte stukken, het was niet druk, ik had alweer weken niet gereden en ging onderweg enkele keren over de 250 km/u. In e werkplaats ging de motor op de bok en toen de band van de velg af was, drukte de monteur aan de binnenkant tegen de band. Er kwam een dikke bobbel op, van zijn duim. ‘Daar heb je toch niet hard mee gereden?’ vroeg hij. ‘Dat heb ik nog nooit gezien in mijn carrière, de band is er bijna helemaal doorheen.’ Nee, tuurlijk niet, zei ik, onderwijl knipogend naar Erik. Wat een giga geluk hadden wij gehad. We hebben de band meegenomen voor Sep die een auto- en motorrijschool had. Die band heeft er vele jaren als trofee gehangen.”
Nog een anekdote met Rob Kleinsman met wie Jos in de TVM-ploeg zat. Hij kende zijn rijstijl in de auto, want Jos was jarenlang min of meer zijn privéchauffeur. Rob had dus wel regelmatig verhalen meegekregen over Jos’ motoren hobby, maar kon zich geen voorstelling maken hoe dat nu echt voelde op zo’n apparaat. Hij solliciteerde ernaar om zelf eens een keer een ritje achterop mee te maken. Jos: “Jammer genoeg had ik op dat moment de tweede integraal helm uitgeleend en moest Rob een crosshelm met motorbril op. Hij kreeg een korte instructie: meegaan in de bocht, geen onverwachte bewegingen, de handen om mij heen en vasthouden met de vingers gekruist. Waarom? Met die acceleratie kun je die krachten niet opvangen en zit je direct met de kont op straat. Bedoeling was een rondje Holterberg, zo gezegd zo gedaan. Rustig door het dorp naar de Rijssenseweg, stoplichten op groen en gaan. Niet direct te onbenullig met kruissnelheid van circa 240 km/u. Maar als je dat windgeruis om je hoofd niet gewend bent, zou je kunnen overwegen om eens over de schouder mee te kijken om een blik te werpen op de kilometerteller. Dat is precies wat Rob deed. Maar de klep van zo’n crosshelm is lang en toen hij zijn hoofd opstak, kwam de wind daaronder. Dat werkt als een remparachute en probeer dan je hoofd maar weer naar voren te doen. Voor Rob was er geen snelheidsmeter in beeld, maar de sterrenhemel. Bovendien zorgde de riem van de helm ervoor dat de ademhaling dusdanig werd belemmerd dat hij mij in paniek op de rug moest kloppen. Voorzichtig snelheid geminderd en bij de eerste mogelijkheid een pauze ingelast, waar hij geleidelijk weer bij zinnen kwam. Het rondje Holterberg ging niet meer door. Ik ben linea recta weer naar de thuisbasis gereden. Robs reactie: ‘Dit was de eerste en laatste keer dat ik achterop een motor heb gezeten’.
Terugblikkend op de hiervoor beschreven motoravonturen wil Jos nog benadrukken dat men de verkeersdruk van destijds absoluut niet kunt vergelijken met de huidige. “Mijn rijstijl was fors, maar ik was er niet op uit om medeweggebruikers in gevaar te brengen of om passagiers bang te maken”, zegt hij. In 1993 maakte reuma niet alleen een rigoureus einde aan zijn werk als groepsleider in Rekken, maar ook aan het rijden op snelle motoren. We komen daar in deze serie nog op terug.
Hij kijkt met een goed gevoel terug op de geldverslindende hobby, die tegenwoordig zou worden omschreven als idioot rijgedrag. Wat zou het in die periode van acht jaar zoal gekost hebben met al die motoren? Hoe vaak heeft men voorspeld dat hij zich nog een keer dood zou rijden. Jos zijn leven werd beheerst door de affaire MZ zoals eerder beschreven, de coach/begeleider die hem in zijn periode tot aan de profs misbruikt had. “Dat spookte steeds weer door mijn gedachten. Door deze hobby heb ik mijn zinnen kunnen verzetten. Ik droomde van motoren. Grenzen opzoeken. Ja, extreem, dat was het. Maar achteraf ben ik blij dat ik er jaren enorm van heb kunnen genieten, zeker gezien de huidige situatie.”

Nick laat de Kawa alvast warm draaien

Jong geleerd….

Nick laat de Kawa alvast warm draaien


Jong geleerd….