41 | TELEFOON UIT DE KOEPEL

Het werd januari 1990. Het contract met TVM was ten einde. Beroepswielrenner Jos Lammertink was definitief gefinisht. Hoe vervelend en betreurenswaardig dat in zijn laatste jaar is gegaan, met een negatieve hoofdrol van ploegleider Cees Priem, hebben we al eerder besproken. Het was op 1 januari 1990 de hoogste tijd geworden om vooruit te denken, om aan een nieuwe job te beginnen, om het volgende hoofdstuk van zijn werkzame leven aan te vangen. Harry Löwik, opperhoofd van een immense meubelzaak, maar bovenal een enthousiast wielerman, bood hem een baan aan en daar zei Jos geen nee tegen. Om uiteindelijk als deskundig verkoper te kunnen werken moest hij wel eerst in alle disciplines ervaring opdoen. Hij kwam te werken op de afdeling meubel bezorging en klachtenafhandeling en liep met collega Ronny mee om het vak te leren. “Ineens sleepte ik met zware meubels. Vrachtauto’s in en uit, kasten en bedden monteren,  flats in en uit. Pfff”, verzucht Jos 33 jaar later.

Löwik was ook sponsor van de Almelose Wielervereniging De Zwaluwen die in de promotiecompetitie koerste. Omdat de winnende vereniging promoveerde naar de topcompetitie, zou de 33-jarige Jos daarin nog een voorname rol kunnen spelen, zagen Löwik en de zijnen. Ach en Jos moest aftrainen. Zo maar stoppen en niks meer doen, is niet goed. Dus reed hij mee in de klassiekers  van die competitie. “Daarnaast reed ik regionaal wat criteriums en soms een wedstrijd in Duitsland.  Regelmatig won ik dat soort koersen op ervaring. Soms schoot in de slotfase van een klassieker de kramp in mijn benen. ‘Als ik won zei men: ja logisch, jij bent tien jaar prof geweest. En als ik niet won, zei men: hoe kon je verliezen als je zoveel ervaring hebt.”
De Zwaluwen promoveerde naar de topcompetitie. Jos kreeg aanbiedingen van andere verenigingen die ook dezelfde stap wilden maken. Hij kon dan duizend gulden per deelname aan een klassieker verdienen. Hij bleef echter de club uit Almelo trouw. Het was een overzichtelijk bestaan voor de oud-prof. Werken bij Löwik en er nog wat pegels bijverdienen bij de amateurs. Zo verkocht hij in 1992 een klassieker aan Nico Wolthuis, geboren Almeloër die koerste bij de Meteoor, een club uit het noorden des lands. Wolthuis wilde ook wel eens een wedstrijd winnen en waarachtig lukte hem dat in de bekende Drentse Dorpenomloop, een wedstrijd die zijn sponsor veel publiciteit opleverde. Jos: “Hij bood me 750 gulden. Mijn ploegleider Dick van Egmond, aan wie ik het na de wedstrijd maar gewoon had opgebiecht- had daar weinig vertrouwen in. ‘Dat betaalt hij nooit Jos’, zei Dick. Maar ’s avonds om half 7 ging de bel en kwam Wolthuis met het afgesproken bedrag. Ik heb het vervolgens verdeeld onder mijn ploegmaats. Ze kregen de man 125 gulden. Sommigen hadden nog nooit zo’n groot bedrag aan een koers overgehouden.”
De Drentse wielerjournalist Dick Heuvelman schreef die dag een fijne column over de afspraak tussen Wolthuis en Lammertink. In juli 1993 stopte Jos definitief als wielrenner.

Het werk bij de firma Löwik was van tijdelijke aard. Arjan, een zwager van Jos, werkte in Rekken op de Rekkense Inrichtingen, zoals die toentertijd in de volksmond genoemd werden. “Met verjaardagen was Rekken altijd een boeiend onderwerp. Ik luisterde naar zijn verhalen over de streken die de baldadige jeugd daar uithaalde. Zelf was ik vroeger de braafste niet maar dat gedrag overtrof alles. Ik solliciteerde en werd aangenomen als groepsleider op de Orthopedagogische Instelling De Marke in Rekken, zoals de officiële naam luidde en gaf daarbij aan dat ik graag ook direct zou willen starten met de opleiding voor inrichtingswerk. Dat was voor mij als uitzendkracht niet mogelijk. Bovendien zou ik wel genoeg hebben aan de vele indrukken die ik te verwerken zou krijgen, gaven ze aan.
Dan doe ik het zelf, zei ik en volgde de driejarige opleiding MBO-IW in Hengelo naast een fulltime job. Rekken betaalde de kosten ervan terug zodra ik de vaste aanstelling kreeg. Sympathiek. Ik had er ook zeker geen spijt van en heb er veel geleerd over de achtergronden van kinderen tussen de 12 en 18. In Rekken gaven we leiding aan jongens en meisjes die vaak geen liefde en aandacht hadden gehad in hun jeugd. Aangenomen kinderen, van sommigen waren de ouders onbekend of zaten in de gevangenis. Anderen waren ontspoord omdat hun ouders een zaak hadden die ze veel belangrijker vonden.”
Jos leerde er met conflicten om te gaan of met onverwachte situaties. “Ik ben 1 meter 93, maar de leider van de groep was nog een kop groter. Ik pakte ze altijd eerlijk aan. Je moet die kinderen geen kunstjes flikken”, zegt hij en geeft een voorbeeld van de eerste aanvaring die hij meemaakte. “Peter, een jongen van een jaar of 16 zat op tafel. Ik zei: Peter een tafel is niet om op te zitten, ga op de bank zitten. Hij deed net of hij het niet hoorde. Ik pakte hem bij de schouder om hem naar de bank te begeleiden. Hij stribbelde tegen en riep dat ik met mijn poten van hem af moest blijven. ‘Of moet ik je een schroevendraaier in de strot duwen.’ Ik liet hem weten dat ik zijn gedrag niet pikte en zette hem op de bank. Hij had laten weten dat hij tegen de nieuwe groepsleider wat durfde te zeggen en ik had bewezen dat ik de situatie aan kon.”

De jeugd in Rekken kreeg alle kans om wat te maken van hun toekomst. Op het complex was een school van waaruit ook stages werden geregeld. Jos: “Dat was strak geregisseerd en volgens de regels. Ook vakanties op de camping, skiën in Oostenrijk of op het zeilschip De Tukker met de jongeren aan de slag, zijn me bijgebleven. Maar de reden dat ze in Rekken woonden, was dat ze er al overal een potje van hadden gemaakt en onhandelbaar waren weggestuurd. Rekken was dan de laatste kans voordat ze ‘gesloten’ gingen. Er waren positieve uitzonderingen, maar die werden dan door groepsgenoten snel op andere gedachten gebracht, ging dat niet goedschiks, dan maar kwaadschiks.”

Dat leidt dan regelmatig tot conflicten bij de bewoners, zowel onderling als tegen de leiding. “Daar kun je tegen of niet’, vertelt Jos. “En dat vele collega’s er niet tegen konden, bleek wel uit het verloop onder het personeel dat erg groot was. Ik heb collega’s gezien die er helemaal op stuk liepen. Ook had je groepsleiders die zich om de haverklap ziek meldden of andere smoesjes bedachten om niet te hoeven werken. Die hadden dan een vast dienstverband en liepen de kantjes eraf. Ze gingen er regelmatig een paar weekjes of langer tussenuit. Een bloedhekel had ik aan dat gesimuleerde ziek zijn.”

Jos was in Rekken goed op zijn plek. Als de groepen kleiner waren, nam hij zijn pupillen mee om te gaan mountainbiken. Dan kregen ze van hem iets uitdagends voorgeschoteld, bijv.  om van een steile helling af te gaan of te springen. “Ik ben ook met hen gaan motorcrossen. Met dank aan Henk Seppenwoolde en Henk Poorte huurden we het circuit af in Lichtenvoorde. Vonden ze geweldig natuurlijk .”Hij herinnert zich ook nog een jongen, waarvan de twee oudere broers in het Huis van Bewaring zaten. “Toen hij achttien was, mocht hij op eigen benen staan. Een paar maanden later hoorde ik dat hij in een zorgcentrum een bejaarde man had vermoord. Toen zat hij ook in de bajes. Het is een van de vele voorbeelden van pupillen die later aan lager wal geraakt zijn.”

Nog een anekdote uit de vorige eeuw. Jos kreeg op een dag een telefoontje vanuit de Koepel in Breda. “Ik werd doorverbonden naar een ex-pupil van Rekken, een zekere Saul, een jongen van Costa-Ricaanse afkomst. Hij had aan een medegedetineerde die vroeger wielrenner was geweest, verteld dat zijn voormalige groepsleider in Rekken de Tour de France had gereden. ‘Wie was dat dan’, had zijn maat gevraagd. ‘Jos Lammertink’, had Saul geantwoord. ‘Die ken ik’, zei de medegevangene. ‘Ik zal hem eens even bellen.’ Via de receptie werd ik hier in Wierden gebeld. Zo kreeg ik ze beiden aan de telefoon. Saul en Johan van der Velde die daar destijds een straf uitzat voor een misstap die hij gepleegd had.”
Na de succesvol voltooide MBO-opleiding was de HBO-opleiding SPH (sociaalpedagogische hulpverlening) op de Saxion Hogeschool het logische vervolg. Hij deed een toelatingstoets en mocht in het tweede jaar instromen. Na een jaartje kreeg hij echter steeds meer last van zijn gewrichten, onverklaarbaar en steeds pijnlijker. Afwisselend, dan weer in de heup, knie, schouder of enkel en soms dagen niet en dan weer extreem pijnlijk. Alsof ze met een priem (hij weer!) in je gewrichten staken. Jos: “Probleem was dat je de bewoners niet moest laten zien dat je pijn had. Dan werd daar onherroepelijk misbruik van gemaakt. Dus pijnstillers, één uur voordat ik tijdens mijn nachtdienst op moest staan om de groep te wekken, op de nuchtere maag. Dan kon ik tenminste lopen alsof mij niets mankeerde, maar ondertussen verrekte ik wel van de pijn. Uiteindelijk kwam ik  maanden daarna voor een tweejaarlijkse controle bij de bedrijfsarts in Winterswijk. Ik vertelde over de gewrichtsklachten en hoe ik dat oploste met de diclofenacs en naproxen. ‘Maar hoe kom jij aan die medicatie en dan in die hoeveelheden?’ vroeg ze mij verbaasd. Ik kon haar zo drie sportartsen en de huisarts opnoemen die mij allemaal, onafhankelijk van elkaar, de recepten voorschreven. ‘Als jij nog geen maagzweer of maagbloeding hebt dan krijg je er wel een. Daar moet je acuut mee stoppen.’ Dat kan niet, reageerde ik, dan kan ik niet meer lopen en ik moet zo om 14.00 uur beginnen”.
De reactie was logisch. ‘Jij begint helemaal niet. We gaan een bloedonderzoek doen’, kreeg Jos te horen. Een paar dagen later meldde de uitslag RA oftewel reumatoïde artritis. Dat is een chronische ziekte en het adequaat begeleiden van jongeren als groepsleider was daarmee uitgesloten. “Ik was per direct ziek als groepsleider.”

Diezelfde week nog had hij een gesprek met de directeur. Die prees hem als voorbeeldige collega, die nooit te beroerd was om voor en ander in te vallen. Wat zou je willen, vroeg hij. Jos antwoordde dat hij op het Saxion de opleiding HBO-P&A (Personeel en Arbeid) zou willen volgen. “Dan kan ik het in de toekomst met de mond verdienen”, zei hij. Hij mocht overstappen. “Ik had al aangetoond dat ik goed met de computer die toen in opkomst was, kon omgaan. De directeur plaatste mij op kantoor als medewerker P&O. Ik wisselde de geitenwollen sokken voor een colbert.”
In 1995 stopte Jos in Rekken en stapte over naar De Van Dam Groep in Rijssen. Daarover gaat volgende week deel 2 van Jos’ carrière na het wielrennen.
(foto boven: Jos Lammertink aan de leiding in de Ronde van Nijverdal met in zijn kielzog Dick Dekker en Erwin Kistemaker)