8 | HET EERSTE PROFCONTRACT VAN LAMPEKAP

Dan ben je 21 jaar, ben je woonachtig bij je ouders in de buurtschap Hoge Hexel, ben je net een paar weken prof en ga je voor het eerst met je nieuwe profploeg HB-Alarmsystemen op trainingskamp. Niet in Limburg of de Ardennen, maar in een superhotel in Hyères, de stad van de duizenden palmbomen aan de Côte d’Azur. Jos Lammertink glimlacht bij de herinnering: ‘Jan Aling, Johan van de Meer en ik waren er zelfs al een week eerder om extra in de bergen te kunnen trainen. We logeerden op de boot van sponsor Rody Hoogenboom, die er door medewerkers van hem vanuit Nederland daar naar toe gevaren was. We hadden op de boot een eigen kamer met douche. We kwamen niks tekort daar. Heerlijk.”

HB-Alarmsystemen. Zo luidde dus de naam van de eerste profploeg van Jos. De amateur die vaak op het hoogste treetje stond van het erepodium, trok de aandacht van de professionele wielerwereld. Jos had o.a. Olympia’s Ronde en de nationale titel op zijn erelijst staan en hij reed voor de succesvolle Amstel-ploeg met Herman Krott als baas, die goeie ingangen had in wereld van de beroepsrenners. Het was 1979, Jos leefde toe naar een nieuwe uitdaging. Hij verlangde naar een leven als prof. “Het zou mijn eerste betaalde baan zijn”, vertelt hij. “Krott had contacten met Miko-Mercier, waar Joop Zoetemelk de kopman was en Jean-Pierre Danguillaume de ploegleider. Daar wilde ik graag heen. Frits Pirard reed er al, Leo van Vliet ook. Daar zou ik een gedegen opleiding krijgen als beroepsrenner, daar leerde je koersen. Ik zat regelmatig al met mijn gedachten in Frankrijk.”
Maar het liep anders. Joop vertrok in het najaar naar TI Raleigh, de ploeg van Peter Post, waardoor de weg naar Frankrijk voor Jos een grote stap zou zijn. Bovendien vertrokken de andere Nederlanders er ook. Pirard ging naar Italië, Van Vliet ging ook naar Post. Jos zag Miko-Mercier niet meer zitten en ook Krott was niet overtuigd van mijn kans van slagen. “Dat hoorde ik via via. Maar als Joop er was gebleven, had ik het wel gedaan. Zeker weten.”

Krott regelde een andere ploeg. Het was de kersverse formatie van HB Alarmsystemen van de gebroeders Rody en Bob Hoogenboom. Ze stopten als sponsor van de Formule I. Rody vertelde Jos later dat hij schoon genoeg had van die wereld. “Hij zei: ‘Steeds als een coureur een blok opgeblazen had, moesten wij weer even zeventig rooitjes overmaken. Dat was ik meer dan zat’, zei hij tegen me. Gelukkig bleven de broers in de sport en werden ze sponsor van een wielerploeg. Krott regelde dat ik er ook een plek kreeg. Ik las een tijdje later dat Gis Gelati en IJsboerke ook belangstelling hadden voor mij, maar zelf heb ik dat nooit gehoord. Theo de Rooij ging in die tijd naar IJsboerke voor een basiscontract van 50.000 gulden en ik ging voor de helft naar HB. Daar zit overigens het prijzengeld niet bij. Nee, Krott heeft me in zekere zin niet goed verkocht. Van de andere kant vond ik het best goed dat me dit als 21-jarige jongen overkwam.”

Enkele ploeggenoten van Jos waren streekgenoot Herman Ponsteen, Ad van Peer, Peter Zijerveld, Jos Schipper, Jan Aling en Wim de Ruiter.  “Het zag er goed uit”, herinnert Jos zich, “Gios-fietsen, mooie kleding en met Fons van Heel hadden we een goede, betrouwbare verzorger. Dat was een man die geen grappen uithaalde. We kregen allemaal een Volvo 343. Alleen Wim de Ruiter kreeg een 244. Hij had een grotere auto nodig, omdat hij Jan Raas en Cees Priem mee moest nemen naar de koersen buiten Zeeland. Raas en Priem zaten bij Post, maar dat maakte niet uit. Die hadden op die manier een eigen chauffeur. En wat die Volvo’s betreft. Die hadden heel dikke bumpers waar je gerust met enkele kilometers per uur ergens tegenaan kon botsen, zonder gevolgen. Dat liet de baas zelf regelmatig trots zien. Zich niet realiserend dat je wielrenners niet moet stimuleren dat je met die auto’s ook botsautootje kon spelen. Daar kunnen we ook nog wat verhalen over vertellen. Zo maakten wij er een sport van om ploeggenoten op de autobaan te begroeten door bij elkaar achter op de bumper te knotsen, een beetje testen met hoeveel snelheidsverschil dat kon. Deed je dat te hardhandig dan knalde de nummerbordverlichting er wel eens uit. Maar trof je het dat Wim de R. je achterop kwam dan moest je het stuur wel goed vasthouden. Die auto had een veel hogere topsnelheid en dat moest je dan merken ook!”

Annette, de echtgenote van Jos, haalde met de Volvo de voorpagina’s van enkele kranten. Jos: “Ze reed ermee als wij in buitenland zaten. We woonden toentertijd in Oldenzaal. Tijdens haar werk als ziekenverzorgster moest ze naar de apotheek. Daar zat vroeger schijnbaar het Molkenboer-complex waarvan ze een aantal tanks in de grond hadden laten zitten. En daaroverheen hadden ze een straat aangelegd. Een van de tanks was intussen verroest en ingestort en als je dan op het verkeerde moment op de verkeerde plaats bent, ontstaat er ineens een gat.”

Annette liet de krant aan Rody zien toen de ploeg van Schiphol werd opgehaald. “Wij hadden weinig gepresteerd, maar Annette had wel de krant gehaald. Rody  vond het goeie reclame.”
Saillant detail, Annette had auto wel op de handrem gezet.

Meer anekdotes uit die tijd? “We waren op trainingskamp. Daags voor de eerste wedstrijd gingen ploegleider Henk Koopmans en Rody op stap en dronken daarbij (te) veel whisky.  De volgende dag lag Koopmans in het ziekenhuis. Rody promoveerde zichzelf tot ploegleider. Had hij nooit eerder gedaan. Hij had er geen verstand van, maar deinsde er niet voor terug om tijdens de wedstrijd de gelouterde ploegleider Cyrille Guimard te laten merken dat er met hem niet te spotten viel. Hij was een vreemdeling in de rij van volgauto’s achter de renners. Met alle gevolgen van dien.”

Ander voorval: “Rody nam ons tijdens de etappekoers Parijs-Nice een keer mee naar een nachtclub. We waren in tafelkleding en mochten niet naar binnen. Mooie, strakke, witte pakken en op slippers. De grote baas moest erbij komen. Rody zei hem dat hij kon kiezen. Of wij naar binnen of hij kocht de hele zaak op waarbij hij hem als eerste zou ontslaan. Toen mochten we naar binnen. Aan tafels, dicht bij de show op het podium, waar vervolgens de grootste flessen champagne uit hun assortiment werden geserveerd.  Dat soort dingen deed Rody. Hij wilde ons laten zien wat er zoal te koop is in de wereld. Dat het niet ten goede kwam aan de prestaties van de coureurs, was voor hem niet belangrijk.”

De twee jaren bij HB (daarna stopte de ploeg alweer) waren om nooit te vergeten. De renners beleefden allerlei avonturen die ze nooit voor mogelijk hadden gehouden. En van de  zes weken geleden overleden Henk Koopmans erfde Jos toch nog iets, de bijnaam Lampekap. Lammertink vond hij zo’n lange naam (?).

Al met al concludeert Jos dat de ploeg van Post voor hem een veel betere ploeg geweest was. “Daar wonnen jongens, die ik bij de amateurs veruit de baas was, in dezelfde periode etappes in de Tour. Maar Krott en Post waren geen vrienden, waardoor die weg afgesloten was voor mij. Ik reed de Tour toen niet, want HB kreeg er geen uitnodiging voor. Niettemin was het een leerzame periode. We hebben veel gelachen, maar je kunt gerust betwijfelen of HB wel de juiste ploeg was om als beginnend prof het vak te leren.”

Dat mag allemaal zo zijn, toch was Jos behoorlijk succesvol in de twee jaren dat hij in het shirt van HB fietste, ondanks dat hij ook nog de ziekte van Pfeiffer kreeg. Zo won hij meteen zijn eerste koers als prof, de Grand Prix de Saint-Raphaël. Hij won in ’80 en ’81 een etappe in de Ronde van Spanje, won in die jaren beide keren het eindklassement van de Zesdaagse van Rijn en Gouwe en in 1981 een etappe in de Ruta del Sol. Diverse keren eindigde hij kort in één- en meerdaagse koersen. In zijn eerste Parijs-Nice werd Jos negentiende.
(Op een aantal van deze prestaties komen we later in deze serie terug.)