41 | EEN KROMGETROKKEN DRAADNAGEL OP EEN RACEFIETS
40 BOOMSTAM – STAMBOOM
39 | BOOM & KUIPER
Ze verschillen negen jaar, Bert Boom en Hennie Kuiper. Slechts een enkele keer hebben ze tegen elkaar gefietst. Noem hen grootmeesters als het om wielrennen gaat. Per slot van rekening hebben ze een regenboogtrui in de kast hangen en hebben ze andere grote wedstrijden gewonnen, waarbij de erelijst van Hennie vele malen imposanter is dan die van Bert. Hij is altijd amateur gebleven. Hem moet je eigenlijk meer zien als de godfather van het regionale wielrennen.
Toen Bert als zijn koersen reed en vaak naar een plek op het erepodium sprintte of soleerde, kende Twente en omstreken nog weinig nationale toppers. Bert vond dat daar verandering in moest komen. Hij gaf de renners die hij tegenkwam of die hem thuis opzochten, nuttige tips. Ook aan Hennie. “Ik herinner me dat hij hier een keer langs kwam en ik hem trainings- en voedingsadviezen gaf. Hij zat als jonge renner al enorm vol van de sport. Had er alles voor over. Motieven genoeg om erover te praten en ervaringen uit te wisselen. Ik probeerde ook de bescheidenheid bij hem weg te halen. Je moet niet te hoog tegen anderen opkijken. Het zijn allemaal mensen van vlees en bloed. Ikzelf had dat veel minder”, vertelt Bert over zijn beroemde streekgenoot die ook over het materiaal adviezen kreeg van hem.
Hennie was leergierig en eerzuchtig. Hij wilde bij de besten horen. Als Bert trainingen gaf in de winterstop, kwam hij vanuit Noord-Deurningen met nog enkele renners bij hem uit de buurt naar Markelo of Holten om mee te trainen. Hennie zelf zegt daarover: “Bert heeft het wielrennen in deze regio enorm gepromoot. Mede door zijn initiatieven werd hier in de winter een crosscompetitie opgericht. Hij was ervan doordrongen dat renners in de winter veel te lang stil lagen. Ik bewonderde de toewijding van hem en enkele anderen zoals Wim Dieperink. Ze waren gek van fietsen. Hij organiseerde die trainingen en ik reed er via de Twickelse bossen naar toe. Ik was net profwielrenner geworden. Ik herinner me dat het op een dag ontzettend koud was en ik onderweg ook nog mijn muts verloor. Maar ik geloofde erin. We deden hardheid op bij Bert die ook hard voor zichzelf was”, aldus Hennie die Bert typeert als een man waar je naar luisterde en die als extra kwaliteit ook nog veel materiaalkennis had. Daar kon hij eveneens met enorm veel liefde over vertellen.”
Bert koestert de goeie relatie met Hennie. “Ook toen hij Olympisch en wereldkampioen werd en meer grote wedstrijden won, bleven we contact houden. Nu nog steeds. Of we bellen elkaar. Zeker wel een keer of vier, vijf per jaar. Hij nodigt me altijd uit als hij weer betrokken is bij een wielerevenement. Dat waardeer ik zeer.”
38 | HET ETIKET RK
Beetje wielrenner heeft ook een partner. Ruim 54 jaar geleden, toen Bert nog Bertus heette, trouwde hij met Truus Wolters. Ze hadden elkaar ontmoet in Goor. Daar had je dancings als De Zon, De Ster en Kobes. Bertus kwam daar, Truus kwam daar. En ja, de bliksem sloeg in bij de wielrenner uit Herike en de knappe jongedame uit Enter. Alsof het zo moest zijn.
Eén ding: Truus was katholiek en Bertus een beetje protestant. “Ik ben toen katholiek geworden, anders werd ik niet goedgekeurd door de familie Wolters. Maar ik vond het een acceptabel geloof”, zegt Bert, “en niet eens zozeer vanwege het etiket RK. Het had ook gereformeerd of hervormd kunnen zijn. Mijn eigen ouders waren niet erg gelovig, maar waren ook geen tegenstanders van welke religie dan ook.”
Bertus werd in 1959 gedoopt in de katholieke kerk te Enter. Hij was 21 jaar en om dichterbij Truus te kunnen zijn, trok hij in bij Jo, de zus van Truus, die thans 96 jaar is. “Zo ging dat toen. Van samenwonen was geen sprake destijds. Jo had niks met wielrennen, maar dat kreeg ze sindsdien wel. De familie Wolters (bijgenaamd De Koele en spreek dat op z’n Twents uit aub) had twaalf kinderen. Ze raakten steeds meer betrokken bij de wielrennerij. Je had toen veel plaatselijke ronden met veel publiek. Dat vonden ze mooi, daar gingen ze graag naar toe.”
In 1968 – op 1 april – trouwden Bert en Truus. Ze kregen drie kinderen, Bart, Rik en Judith. Hoewel we haar ook soms op oude krantenfoto’s signaleren, leefde Truus in de schaduw van Bert. “Dat wilde ik liever”, vertelt Truus, “en zo is het ook altijd gegaan. Ik was op de achtergrond, maar soms moest ik met het circus mee. Bert ging zijn eigen gang, was met zijn grappen vaak het middelpunt van de groep. Ik stond er meestal alleen voor, Nee, het was niet altijd gemakkelijk met opgroeiende kinderen. En toen zij allang groot waren, was Bert als mecanicien verbonden was aan het Nederlands rolstoelbasketbalteam. Dan moest hij soms ver weg. Daar moest ik behoorlijk aan wennen toen.”
Dat hij in 1969 wereldkampioen werd, had ik niet verwacht”, zegt Truus. “Dat was heel apart, inclusief al die huldigingen. We hebben er met beide families enorm van genoten. Die wereldtitel bij de veteranen in 1975 vond ik nog leuker. We waren daar in Oostenrijk met een grote groep met oa de Harmelings en Wim Dieperink. Bert was toen 37 jaar. We vermaakten ons daar prima. Met de Harmelings was het gezellig en Wim Dieperink heb ik altijd een aardige man gevonden. Met hem kon ik goed praten.”
37 | BRONZEN KOEKENBAKKER
De derde keer dat Bert werd uitgezonden naar de wereldtitelstrijd op de baan voor stayers, won hij brons. Dat was in 1971 in Varese. Het was een WK met de nodige trammelant eromheen. Want Bert was Nederlands kampioen geworden achter Bruno Walrave, de man die hem twee jaar eerder naar de wereldtitel had geleid, maar hij mocht op het WK niet achter Walrave rijden. Hij kreeg Joop Stakenburg alias De Staak als gangmaker (zie de bijgaande actiefoto). Walrave en Noppie Koch die ook bekend stond als ervaren en slimme gangmaker, reden voor Duitsland en werden prompt wereldkampioen (Gnas-Walrave) en tweede (Podlesch-Koch). Stakenburg noemde Walrave en Koch ‘Het duo Slim&Slecht’.
Anno 2022 zegt Bert: “Ik was wel tevreden met die derde plek, want die twee Duitsers waren in vorm en ze hadden de beste gangmakers. Walrave en Koch beurden van de Duitse bond voor deze prestatie nog wat extra geld. Voor mij was het heel lastig om er meer uit te halen dan de bronzen plak.’
De samenwerking tussen Bert en Stakenburg verliep met ups en downs. “Toen hij nog met Cees Stam reed, noemde hij mij een koekenbakker. Maar toen hij de eerste keer met mij gereden had, zei hij: ‘Hé Boom, dat heb ik nog nooit meegemaakt. Dat iemand geen enkele keer “ho” roept als we een snelheid van boven de tachtig kilometer per uur rijden.’ Want met die snelheid vonden de meeste renners dat het te hard ging. Dan riepen ze naar de gangmaker dat hij langzamer moest rijden.”
Joop Stakenburg is op 20 augustus 1989 overleden bij een noodlottig ongeluk op de Duitse Autobahn. De Staak heeft als gangmaker drie wereldtitels, drie Europese en zestien Nederlandse titels achter zijn naam staan.
36 | HET D-WOORD
35 | BOOM & DIEPERINK
34 | EEN BEKER ZO GROOT ALS EEN TEIL
Wereldkampioen worden op de baan én op de weg. Dat gebeurt niet vaak, maar het lukte Bert Boom wel. Hij werd in 1969 wereldkampioen op de baan achter de grote motoren. Samen met de recent overleden Bruno Walrave was hij die dag in Brno verreweg de sterkste stayer. In 1975 schreef hij zich in voor het WK voor veteranen in het Oostenrijkse Sankt Johann en alleen al die inschrijving was verrassend en verbazingwekkend.
Want vijf maanden eerder lag Bert nog in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam met een hersentumor zo groot als een mandarijn. We schreven daar al eerder over. Je gelooft het of niet, maar drie weken na de riskante operatie fietste hij alweer. “Ik slingerde alle kanten op, omdat het evenwichtsorgaan nog niet voor honderd procent functioneerde. Naar links en rechts kijken ging niet goed”, glimlacht hij. Niettemin pakte hij destijds elke dag zijn racefiets en maakte steeds langere trainingsritten. Ondanks de fikse ingreep in Amsterdam was Bert het fietsen niet verleerd. Hij reed in die jaren zijn wedstrijden bij de veteranen en finishte in die categorie ook regelmatig bij de eersten. Na een maand of vier besloot Bert weer in te schrijven voor een wedstrijd. “Dat was de ronde van Doetinchem op 27 juli op het Vredestein-parcours, een wedstrijd voor liefhebbers en veteranen. Ik reed die eerste keer nog niet teveel tussen de renners, omdat ik nog niet goed opzij kon kijken. Bij het ingaan van de laatste ronde zag ik een gaatje en sprong weg. Solo over de meet. Later hoorde ik dat de vader van Jos en Herman Lammertink langs de kant stond en in de voorlaatste ronde de omstanders had voorspeld dat Boom zou gaan winnen. Dat had hij goed gezien.”
De overwinning in Doetinchem bracht hem op het idee om een maand later mee te doen aan de wereldkampioenschappen voor veteranen in Sankt Johann. “Ik schrijf me in, dacht ik. Lodewijk Harmeling, een oom van Rob, ging mee en onze vrouwen ook. Samen waren we een paar dagen daar in Oostenrijk.”
Bert schetst een kort koersverloop. “Het was op een zondag. Er waren 280 deelnemers uit allerlei landen. Er was heel veel publiek. Het parcours was een kilometer of acht lang. En er zat een bult in. Daar zorgde ik niet uit het wiel gereden te worden. Op het laatst reed ik weg met een Duitser aan mijn wiel. Hem spurtte ik eraf. Wereldkampioen. Ik kreeg een beker mee zo groot als een teil. Maar belangrijker was dat ik bewezen had dat je ook bij de grootste tegenslag niet in de put moet gaan zitten. Dat ik lichamelijk en geestelijk zo snel hersteld was, had ik natuurlijk vooral te danken aan de sport.”
Ook deze wereldtitel leverde Bert een prachtige huldiging op in Enter. Het was de tijd van de Enterse dagen, een jaarlijks vijfdaags feest dat tot en met zondag duurt. Bert: “Toen de organisatie hoorde dat ik wereldkampioen was geworden, besloten ze het feest een dag te verlengen. Dat was hartstikke mooi. Ik had de renners van de Nederlandse ploeg ook uitgenodigd. Die dachten dat Enter speciaal voor mij zo’n enorm feest op poten had gezet. We hebben ze in de waan gelaten.”