AFSCHEID BRYAN RUIZ GONZÁLEZ (1)

OPA ALS LEERMEESTER
FC Twente is afgereisd naar Costa Rica. Hoe mooi is dat als je weet dat de FC daar de ster van het landskampioenschap van 2010, Bryan Ruiz González, gaat ontmoeten. Want hij stopt ermee. Het duel tussen zijn eerste profclub San José de LD Alajuelense en FC Twente is zijn laatste officiële optreden. Prachtig affiche. Zijn eerste club versus FC Twente, de club waar hij zijn meest succesvolle periode heeft gekend.
In de TOP 50 VAN FC TWENTE, het boek dat ik in 2015 uitbracht tgv het gouden jubileum van de FC, was Ruiz de nummer 1. Nee, niet Epi Drost of Theo Janssen, Blaise NKufo of Theo Pahlplatz, maar Bryan Ruiz. Omdat FC Twente haar enige landskampioenschap aan hem te danken had en hij ook in de seizoenen erna toonaangevend was. De landstitel was in die 50 jaar het absolute hoogtepunt van de Twentse club.
In de bagage van Richard Peters, de pers-chef van de FC, zit het boek. Richard zal hem dit exemplaar zeven jaar na dato namens mij overhandigen. Ikzelf ben nooit in de gelegenheid geweest. Hij was in het buitenland aan het voetballen en zijn manager werkte ook niet mee. Gelukkig had ik hem wel gesproken tijdens de realisatie van het boek en ook daarvoor een aantal keren, zodat hij de aandacht kreeg die de nummer 1 van FC Twente aller tijden verdiende.
Ik kom er dezer dagen op terug, op het afscheid van Ruiz. Hier alvast een terugblik op zijn jonge jaren.
Hij is geboren en getogen in de hoofdstad San José. Daar voetbalde hij op straat en op een pleintje in de buurt van zijn huis. “De grond was hard. Als je viel, had je meteen een paar schaafwonden”, vertelde hij destijds. “Het was voetballen, voetballen, voetballen. Mijn één jaar jongere broer Yendrick was er ook altijd bij en een groepje vrienden.”
De jongens konden er niet genoeg van krijgen. Omdat zijn vader het gezin in de steek had gelaten, waren hij en Yendrick aangewezen op hun opa, een voetballiefhebber pur sang die de broertjes en hun vriendjes vanaf ongeveer hun zevende jaar bij een kleine club liet voetballen om ze voor te bereiden op een loopbaan als voetballer. “Mijn grootvader hield van voetbal en in het bijzonder van Saprissa, maar die club wilde ons geen kans geven. Dan gaan we naar Alajuelense, zei ik. Dat vond mijn opa wel moeilijk. We werden aangenomen. Het was behoorlijk vreemd. We voetbalden ineens voor de rivaal van de club waar we ons eigenlijk op verheugd hadden.”

NAAR HUIS

We liggen eruit. Oranje en Brazilië kunnen het eerste stukje van de terugreis hetzelfde vliegtuig nemen. Mijn favoriete landenteams bleken het nemen van een strafschop niet te beheersen. Duizend keer oefenen leverde alsnog te veel missers op.

Het was een wonder dat Oranje überhaupt nog aan de serie penalty’s toekwam. Dat veroorzaker van het wonder heet Wout. Wout Weghorst, uit Borne, oud-leerling van een zeer goede kennis van mij die naast mij op de bank zittend, met een triomfantelijke glimlach naar het scherm zat te kijken. “Nu gaan ze het redden”, riep IK (zoals ik al eerder meldde, mag ik uit privacy-overwegingen alleen haar initialen noemen).

We gingen er nog beter voor zitten. Maar Oranje viel echter terug in een behoudend heen-en-weer-getik, zoals we ook eerder al zagen. De Argentijnen schoten tegen de paal en schoten een venijnige pegel in de Nederlandse dug-out, waarvoor vroeger altijd rood werd gegeven en schoten na afloop de meeste strafschoppen in het doel van Noppert. Van Oranje was Wout ook vanaf de stip trefzeker.
Een grote teleurstelling was het. Ik ben altijd fan van de Goddelijke Kanaries, maar had ook veel vertrouwen in King Louis. Hij zou dat stelletje matige voetballers (op Frenkie en Van Dijk na) misschien wel naar de titel leiden. Maar dan moet je wel aanvallers hebben die tot de top behoren én in vorm zijn. Maar dat waren Memphis, Bergwijn en Janssen niet. Gakpo gisteravond ook niet. En dan kun je geen vuist maken en word je door de betere landenteams geklopt.
Brasil heeft een groot arsenaal aan topspelers, maar redde het ook niet. Ze zetten na de 1-0 van Neymar de poort open. Hoe dom. Dank u wel zeiden de Kroaten. Modric cs zijn goed op weg. Net als in 2018.
Nu maar kijken hoe het verder gaat. Frankrijk zal het wel weer worden. Hopelijk niet Messi en zijn tien lakeien. Daar zijn IK en ik op afgeknapt, ondanks de grote klasse van de kleine held.
(foto’s KNVB)

49 | MISTER BEAN

Niet eens als renner, maar meer nog als mecanicien reisde Bert de wereld rond. Over zijn kwaliteiten op dat terrein hebben we in deze serie al enkele keren geschreven. Zelfs Freek de Jonge profiteerde ervan. Ook Jan Mulder, de bekende baanrenner die blind was en op de tandem met een andere renner vaak aan de Paralympics deelnam, had Bert als mecanicien. Hij werd daardoor uitgezonden naar oa de Paralympische Spelen in Barcelona (1992), Atlanta (’96), Athene (2004) en Peking (2008). Op weg naar Barcelona kwam daar op Schiphol nog een opdrachtgever bij, namelijk de coach van de rolstoelbasketbalsters. “Of ik wilde helpen. Ze hadden geen mecanicien bij zich. Dat wilde ik wel doen. Als ze verlegen zaten, hielp ik hen”, vertelt Bert. Soms hielp hij de mannen ook met onder andere Tukker Johan Reekers in de gelederen.

Van het een kwam het ander. Bert werd ook meegevraagd naar WK’s en EK’s. Hij reisde daardoor veel, maar dat vond hij geen punt, want de gehandicaptensport greep hem aan. Hij deed er enorm zijn best voor. Jenette Jansen, de zeer succesvolle paralympisch atlete uit Westerhaar, basketbalde in de periode 1995-2004 in de nationale ploeg en herinnerde zich daarvan een sprekend voorbeeld. “Toen Bert pas bij de ploeg kwam, zagen we hem op een toernooi ’s avonds na de eerste wedstrijd alle rolstoelen uit elkaar halen en nakijken. Dat was nog nooit gebeurd. Maar Bert was dat gewend van het wielrennen. Het materiaal moet altijd goed gecontroleerd worden en optimaal geprepareerd zijn. Hij haalde ze allemaal uit elkaar. Twaalf of veertien van die stoelen. Wij keken er behoorlijk van op en de stoelen liepen daarna veel beter”, aldus de latere wereld- en paralympisch kampioene handbike.

Bert was een echte vakman, dat merkte de nationale rolstoelbasketbalploeg menigmaal. Jenette: “We speelden vaak op houten vloeren en dan had je minder grip. Bert bedacht een oplossing. Hij wreef vlak voor de wedstrijd de banden in met azijn. Daarna ging dus het stukken beter.”
Zoals we al vaker beschreven hebben, was Bert niet alleen belangrijk als mecanicien. Hij was ook een sfeermaker. De rolstoelbasketbalploeg weet ervan mee te praten. “Ik zie Bert ook als lolbroek. Hij was een echte komiek. Als wij zenuwachtig waren, was hìj relaxed en maakte hij de opmerking die je op zo’n moment net nodig hebt. Dat deed hij ook als je gewisseld werd en je daarvan baalde. Ook op andere momenten hebben we enorm met hem gelachen. Hij deed graag iemand na of trok een gekke bek. We vergeleken hem vaak met Mister Bean. Ik herinner me dat hij tegen de Japanse ploeg heel serieus in het Nederlands begon te praten en dat ook nog eens afwisselde met Engels. Hij was vaak aan het klieren met die ploegen, maar deed dat niet op een vervelende manier.”

Bert heeft veel betekend voor de gehandicaptensport. Zelf zegt hij: “Ik had een bepaalde manier om met deze topsporters om te gaan. Ze moesten niet zeuren en vooral de positieve dingen eruit pikken. Dat vond ik belangrijk. Maar eigenlijk mag ik zeggen dat ze zelden klaagden. Ze zijn blij dat ze op dit niveau aan sport kunnen doen. Ze hebben een doel voor ogen en doen daar alles voor. Via de sport ontplooien ze zich. Nooit zeuren. Gewoon lekker basketballen, ook al is het in een rolstoel. Ik had en heb daar veel respect voor. Daar mag wel eens wat meer aandacht aan besteed worden.”

Hij was sfeermaker in de nationale selectie, maar vertelde de speelsters ook over gebeurtenissen uit de wielersport en zijn eigen carrière. “Daar konden ze hun voordeel mee doen. Ze vonden mijn verhalen schitterend en pakten bepaalde tips op, dat merkte ik wel.” Bert werd gewaardeerd en laat als blijk daarvan bijgaande collage zien die hij van het team kreeg in 2008 toen hij 70 werd.

Ook een andere foto vereist enige uitleg, Bert die poseert tussen Zuid-Afrikaanse meisjes. “We waren daar op trainingskamp. Op een dag speelden we diverse wedstrijden en deze meiden waren de hele dag op het plein voor de hal aan het dansen. “Ik kocht de hele voorraad ballonnen van een student annex verkoper op en gaf ze er allemaal een. Hun leidster zei toen: ‘Gaan jullie allemaal eens even met deze meneer op de foto’. Vandaar. Hartstikke leuk.”

DEBUTEREN IN ORANJE

Andries Noppert is intussen wereldnieuws. De no-nonsense keeper uit Friesland moet morgen de ballen van Messi tegenhouden. Hij blijft er nuchter onder. Toch bijzonder voor een sportman die op een WK debuteert. Ook Xavi Simons speelde zijn eerste interland op het WK, ook al was het een invalbeurt. Hij zal het nooit vergeten, ook al omdat hij en zijn maten de sport moeten bedrijven in het door velen verguisde Qatar.

Deed me denken aan oud-Hengeloër Lulof Heetjans, bijgenaamd Junne, jarenlang speler van Tubantia. De technisch begaafde aanvaller speelde één keer in Oranje. Hij was blij met de uitverkiezing, maar toen het zover was, bleek het minder prettig te zijn en wilde hij er liever niet meer aan herinnerd worden, zo vertelde hij mij ergens in de jaren negentig.
86 jaar geleden werd hij opgeroepen voor het Nederlands elftal. Hij voetbalde toen nog voor PEC in zijn geboorteplaats Zwolle en zou de eerste international van de Zwolse club worden.
De interland Duitsland – Nederland, waarin hij meespeelde, vond plaats op 31 januari 1937 in Düsseldorf. Adolf Hitler was aan de macht in Duitsland. Het stadion hing vol met hakenkruisvlaggen, de Duitse spelers stonden met hun rechterarm gestrekt naar voren. Heetjans en de andere internationals stonden ernaast met de armen strak naar beneden. “De KNVB had die interland niet moeten aannemen”, zei Heetjans meer dan vijftig jaar nadien.

Het was overigens niet de enige reden waarom Heetjans met een onprettig gevoel op zijn enige interland terugkeek. Hij was door bondscoach Bob Glendenning opgeroepen om op de positie van de geblesseerde Kick Smit te spelen. Dat vond hij fijn, want naast hem stond zijn plaats- en ploeggenoot midvoor Beb Bakhuys. Maar het was allemaal tegen de zin van aanvoerder Puck van Heel die liever zijn ploeggenoot van Feyenoord Vrauwdeunt op de plek van Smit had gezien. Van Heel negeerde Heetjans derhalve. Hij zei geen woord tegen hem. De interland eindigde gelijk, 2-2.

Een jaar later kreeg Junne een baan bij Hazemeijer. Hij ging bij Tubantia voetballen en bleef zijn hele leven in Hengelo wonen.
Hij overleed in februari 1998 en was toen bijna 82 jaar oud.

48 | WIELERDORPEN

Enter mag dan al meer dan zestig jaar een gerenommeerd wielerdorp zijn, voor het twaalf kilometer verderop gelegen Nijverdal geldt hetzelfde. Net als Enter bracht het dorp aan de voet van de Sallandse Heuvelrug kampioenen voort in alle disciplines. Bert Boom kent ze allemaal. Hij was concullega of coach of volgde hen als liefhebber van de sport.

De zeven jaar oudere Bert kwam Jan Boode in het peloton soms tegen als opponent. “Ik mocht hem graag”, zegt Bert, “Aardige vent. Jammer dat hij zo jong gestorven is.” Jan was 67 jaar toen hij in 2012 plotseling overleed. Bert typeert hem als een renner die lol had in het leven en vooral in de sport. Hij reed etappekoersen en klassiekers, zat vaak bij de eerste tien, maar won zelden. “Jan is nog een tijdje in Limburg gaan wonen. Sommigen deden dat omdat ze meenden dat ze daar een betere renner werden. Je zat daar tussen de toprenners, dat was het idee.”

Bert noem strijdlust als het sterkste punt van Jan. “Maar daardoor kwam hij soms in de laatste kilometers tekort. Dan was hij er te fel ingevlogen. Ik heb hem dat wel eens verteld. Hij pikte bepaalde tips van mij op en deed er best vaak zijn voordeel mee. Ook qua manier van trainen en qua materiaal.”

Bert noemt ook Boodes broer Johan als wielrenner. “Maar Jan had een hoger niveau.” Verder had je Bennie ten Hove, vertelt Bert. “Die had een mooie zus, Willemien genaamd. Ze trouwde met Jan. Vaak is de wielrennerij een klein wereldje.”

Na Jan Boode duurde het een paar jaar voor Nijverdal met Henk Poppe (van 1952) en Herman Ponsteen (van ’53) twee klasbakken in huis had die zelfs internationale roem oogstten. Zo won Poppe in 1974 een etappe in de Tour de France en was daarmee de eerste renner in deze regio die dat realiseerde. De Tour was voor het eerst in Engeland. Poppe klopte op de streep in Plymouth ervaren sprinters als Jacques Esclassan, Gerben Karstens en Patrick Sercu. “Henk was een gigantische klasbak. Maar hij was vreselijk nerveus. In rust had hij vaak een hartslag van 80. Ik heb hem ook mogen trainen en geadviseerd met de keuzes van materiaal”, zegt Bert.

Ponsteen won als baanrenner op het onderdeel achtervolging in 1972 in Montreal een Olympische zilveren medaille.

“Door de successen van Boode, Poppe, Ponsteen en anderen ontstond er in 1975 in Nijverdal een wielerclub met de naam CC’75. Bert: “De meeste renners uit Nijverdal waren lid van de Zwaluwen, maar met een eigen vereniging konden de talenten zich in eigen woonplaats opwerken tot wielrenner. Ze vonden het belangrijk om Nijverdal op die manier op de kaart te zetten.”

Bert herinnert zich hoe ze jarenlang met dertig, veertig renners uit Twente via Nijverdal naar trainingswedstrijden in Zwolle fietsten, waar ze dan prompt die wedstrijden naar hun hand zetten.
Meer bekende Nijverdalse wielernamen? Bert hoeft niet lang na te denken. De Harmelings met vader Wim, de zonen Rob en Lodewijk. Rik Tijhuis, Dick van Egmond, Henk Boeve. Er zijn er nog meer. “Schieten me nog wel te binnen”, zegt hij.

WEGDAMMERS III NAAST DYLAN

Even een vleugje ijdeltuiterij. Bij Boekhandel Broekhuis in Hengelo is mijn onlangs verschenen boek Wegdammers III midden in de winkel geposteerd naast het nieuwste boek van Bob Dylan. Hoe eervol is dat?

Wegdammers III omvat 384 pagina’s met verhalen, interviews, reportages over het dynamische dorp Hengevelde (en omstreken) in de periode van 1945 tot nu.

FC TWENTES TOPSCORER IS 75

Vandaag viert Jan Jeuring zijn 75ste verjaardag. Fijn dat het kan, want zijn leven bevond zich de laatst jaren niet altijd in rustig vaarwater. Gelukkig gaat het redelijk met hem en kunnen we deze feestelijke gelegenheid benutten om tussen de stroom WK-wedstrijden door weer eens even stil te staan bij de geweldige voetballer die hij was in de eerste glorietijd van FC Twente, eind jaren zestig en jaren zeventig. Hij beheerste de kunst waar het om draait, doelpunten maken. Jan was een trouwe, honkvaste topscorer, want hij bediende met deze vaardigheid slechts FC Twente en Sportclub Enschede.

Hij leek FC Twentes topscorer aller tijden te worden, maar Blaise NKufo dacht daar anders over. Op 23 augustus 2009 passeerde hij de Enschedeër die 103 doelpunten scoorde in de competitie. Toch is Jan voor eens en altijd de topscorer van de club. Als de doelpunten van alle officiële wedstrijden worden opgeteld, staat hij op 140 treffers, NKufo op 138. Ook in de Europa Cup-wedstrijden is hij met een aantal van 19 goals topscorer. Spitsen kwamen en gingen, maar Jan kregen ze niet van zijn eerste plaats af op deze prestigieuze lijst.
Mensen die hem live hebben zien voetballen, herkennen het beeld van de blonde atleet die heen een weer jakkerde tussen de verdedigers van de tegenpartij. Je kon nooit weten of ze misschien een slippertje zouden maken. Hij joeg ze op, dreef ze in het nauw, zwoegde en sappelde de hele wedstrijd om zijn ploeg te helpen met doelpunten. Ook kon hij goed koppen of van afstand schieten.
Johan Cruijff loofde hem, Feyenoord wilde hem zelfs binnenhalen. Maar mede door een zware liesblessure kwam het er niet van. Hij bleef FC Twente trouw ondanks dat de beleidsmakers zich wel eens afvroegen of hij het door zijn energie vretende stijl van voetballen wel een compleet seizoen zou kunnen volhouden.
Doelpunten maken was en bleef zijn lust en zijn leven. Hij deed het tot in zijn laatste wedstrijd aan toe. Dat was de bekerfinale die Twente won in 1977. Even later mocht hij met zijn ploegmaten de enige hoofdprijs afhalen die hij won als prof. Hij stopte derhalve op een hoogtepunt, hoewel hijzelf later besefte dat hij nog wel langer door had kunnen gaan. Hij ging terug naar Sportclub Enschede en werd daarmee in ’79 en ’82 kampioen. Dat hij ook bij de amateurs het doel van de tegenstander kon vinden, laat zich raden: 69 keer scoorde hij nog voor Sportclub.

Hij begon bij de FC met een jeugdcontract. 1500 gulden kreeg hij. “Daar was ik allang blij mee,” vertelde hij mij een tijd geleden, “want ik zat bij FC Twente en dat was mijn grote wens. De dag dat ik voor het eerst naar Twente ging, is een hoogtepunt geweest in mijn leven. Ik vond het fantastisch, dat ik daarvoor in aanmerking kwam.”

Jan debuteerde op 14 augustus 1966 in de thuiswedstrijd tegen GA Eagles. Ook Theo Pahlplatz, Epi Drost en Zoran Misic speelden die middag hun eerste wedstrijd voor de FC. “Ik speelde van meet af aan in het eerste en ben er nooit meer uit geweest”, aldus Jan. “Trainer Rijvers leerde me de krachten goed te verdelen, maar in de rust moest ik altijd van shirt en broek wisselen, zoveel vocht verloor ik. Op een toernooi in Spanje viel ik eens 4.8 kilo af in één wedstrijd.”

Tot slot de cijfers: Aantal wedstrijden en doelpunten voor FC Twente: competitie 327-103 doelpunten, beker 34-15, Europa Cup 32-19, Intertoto 6-3; totaal 399 wedstrijden, 140 doelpunten.

47 | PEDAALREUS

De eerste Twentse wielrenner die een zogenaamde klassieker won, was Jurrie Dokter. De Enschedeër won in 1960 de Ronde van Drente. Bert Boom volgde in ’62 als winnaar van de sterk bezette West-Brabant-Koers over ruim 160 km. Hij was destijds een van de weinige renners uit de regio, die eropuit trok om zich te meten met toprenners. Overigens doorkruisten de Hengeloërs Toon Oink en Matty van den Heuvel in de jaren vijftig al het land en vielen ook op in de wedstrijden waarin een groot peloton door een bepaalde regio koerste. In de eerste Ronde van Overijssel in 1952 werd Oink zesde en Van de Heuvel negende. In ’55 eindige Van den Heuvel als tweede en op het NK dat jaar werd hij derde. Eerder in deze serie schreven we al over de uitstekende resultaten van deze coureurs.

Leeftijdgenoten van Bert die met de landelijke topamateurs meestreden in die klassiekers waren dus Jurrie Dokter uit Enschede en verder Wim Dieperink uit Barchem en sporadisch ook Corrie Niemeijer (Hengelo) en Gerrit Lentelink (Wiene). Bert was de meest succesvolle met zeges in de West-Brabant-koers waarin hij in 1962 in Oud Gastel solo over de meet kwam en in 1965 in de Drentse Dorpenomloop toen hij andermaal alleen over de streep kwam. “Ik reed graag in de criteriums, maar de klassiekers stonden in hoger aanzien. Ze waren meestal goed bezet. Als je een echte renner wilde zijn, moest je die klassiekers fietsen”, vertelt Bert over zijn motivatie om het land door te rijden voor wedstrijden van over de 150 kilometer. Vaak reed ik er met de auto naar toe, soms ook huurden we hier in Enter een busje en reed ik samen met Wim Dieperink naar de koers.

In Oud Gastel werd Bert na afloop gehuldigd door burgemeester Schram, zo herinnert hij zich. De kranten waren lyrisch over zijn prestatie: ‘Bert Boom, een ware pedaalreus, onweerstaanbaar in prachtige West-Brabant-Koers’, luidde een van de koppen. In een verslag lezen we dat de weersomstandigheden grillig waren met een harde wind als extra handicap in het vlakke platteland. ‘Deze durfal, deze doorbijter heeft in deze tweede West-Brabant-Koers een stukje vechtlust ten toon gespreid, dat in de volgerskaravaan ten zeerste gewaardeerd werd’, aldus een citaat over winnaar Bert. (Hieronder vind je nog een knipsel over deze klassieker met het woord “Nerveus” erboven.)

Bert luistert met een trots glimlachje naar de citaten uit een wedstrijdverslag van ruim zestig jaar geleden en memoreert nog eens dat hij steeds weer met veel ijver de strijd aanging in al die wedstrijden van stad tot stad. Van de keren dat hij kort eindigde, somt hij er nog een aantal op: vierde in de Acht van Bolsward, derde in de Ronde van Overijssel, derde in Rondom Duisburg, tweede in Enschede-Münster, derde in de Ronde van de Haarlemmermeer, een keer tweede en een keer derde in de Ronde van Drenthe, vierde in de Ronde van Gelderland en (ook niet slecht) vierde op het NK in Zandvoort in 1961. Gerard Wesseling, zijn toenmalige clubgenoot van De Bataaf Halfweg, greep daar de titel.

Tot slot nog een buitengewoon tragisch voorval uit mei 1958. “Een gebeurtenis die ik nooit vergeet”, zegt Bert. “We reden de Ronde van Friesland met start en finish in Leeuwarden. Van ‘t Hout won de koers, Wim Dieperink werd tweede en ik vierde. Lang niet slecht, maar pal na de finish hoorde ik achter mij een enorme knal. Een renner botste bij de wegversmalling hard op een boom en overleed een paar uur later in het ziekenhuis. Het bleek Adri Alting te zijn uit Loenerhout. Hij mocht maar 22 jaar worden.”

NOPPERT

De kop is eraf. Heb al een paar WK-wedstrijdjes bekeken. Over het gedoe eromheen valt ook veel te zeggen, maar laten we nu vooral even letten op de landenteams en hun niveau.
Oranje was zeer matig. Louis heeft het nog niet op de rij. Wonderlijk was de beslissing om de onervaren Andries Noppert op doel te zetten. Het pakte goed uit, zoals LvG altijd de juiste besluiten neemt. Andries mag, nee hij moet blijven. Als hij maar geen heimwee krijgt…

Ik moest aan mijn voormalige dienstmakker Klaas Noppert denken. Ook zo’n lange, stoicijnse Fries. Althans zo leek het.

Andries komt uit Joure, Klaas kwam uit Stiens. Hij leerde me hoe je de naam Stiens dient uit te spreken. Stiejuns, zoiets. We kwamen op in Ossendrecht. Ik kreeg in het stapelbed aan het raam de bovenste, Klaas de onderste matras toegewezen. In de eerste week werd ik steeds wakker om vier uur in de nacht, omdat Klaas dan uit bed ging en voor het raam ging staan. Dat had ik pas na drie dagen door. Nog voor de dag begon te krieken, stond Klaas voor het raam in de verte te staren. Na een paar nachten kroop ik naar het voeteneind en trok hem zachtjes aan de mouw.
“Kun je niet meer slapen, Klaas.”
“Nee, ik sta hier en laat me met rust”, reageerde hij bits.
De andere dag sprak ik hem erover aan. “Ik sta thuis altijd om half 4 op, want dan gaan mijn ouders en ik de koeien melken.”
Hij zei het kortaf. Vraag niet teveel, bedoelde hij.
Maar ik vroeg erop door. Starend in de oneindige ochtendschemering zag hij zijn ouders in het verre Stiens van koe naar koe gaan en zag hij ze de andere werkzaamheden doen. Hij keek me nog even aan en begon ineens te huilen. “Ik heb zo’n ontzettende heimwee”, zei hij toen half in het Fries en half in het Nederlands. “Dat wil je niet weten. Ik wil naar huis.”
De dagen erna stond hij weer elke ochtend om 4 uur voor het raam. Een week later echter werd Klaas Noppert naar huis gestuurd en ik heb hem nooit meer teruggezien.

Het is te hopen dat Andries, zijn achterneef zal ik maar zeggen, nog een tijdje in Qatar vertoeft. Zonder heimwee graag.

Na de 2-0 volgen Ecuador en Qatar. Andries houdt zijn doel schoon. Zes punten erbij voor Oranje. Ja, ik zag Argentinië verliezen van underdog Saoedi-Arabië. Niettemin zal NL volgende week om deze tijd zes punten erbij gaan tellen en winnaar van de groep worden. Ecuador is te doen en zelfs mijn club WVV, uitkomend in de derde klasse A, zou het elftal van Qatar nog goed partij kunnen geven. Dus zal de LvG-clan daar zeker korte metten mee maken, want dan is het gezelschap inclusief Memphis intussen ingespeeld geraakt en kan Oranje doorgaan op de weg naar de finale.
(foto’s KNVB)

46 | WONDERMIDDEL

Wedstrijdverhalen te over. Oud-wereldkampioen Bert Boom heeft heel wat afgefietst. In binnen- en buitenland. En hij was en bleef amateur. Soms kreeg hij startgeld, soms won hij een leuk geldbedrag en in de jaren zestig wonnen renners ook allerlei premies in natura zoals drie paar sokken, een trainingspak of een koelkast. Dat was allemaal heel leuk, maar de kachel in huize Boom kon er niet van branden.
Bert moest zien dat hij ergens een job kon bemachtigen. “Dat ging me vrij gemakkelijk af”, vertelt hij. “Ik ben bijna nooit werkloos geweest.”

Na de LTS in Hengelo begon hij als automonteur bij Garage Huiskes in Delden, importeur van NSU’s en dealer van Volkswagen. “Maar ik was gek van tweewielers en kreeg een baan als rijwielhersteller bij Berenpas in de Goorse Wijnkamp.” Dat deed Bert een paar jaar om daarna over te stappen naar de Markelose Dorpsstraat waar Berts vader de fietsenzaak van zijn opa overgenomen had. Hij repareerde fietsen en bromfietsen.

Maar korte tijd later werkte hij ruim vier jaar bij Gazelle in Dieren om mee te helpen aan een speciale afdeling waar racefietsen werden gemaakt. Bert: “Gazelle fabriceerde goede, degelijke rijwielen en wilde onder leiding van directeur Willem Breukink, de vader van Eric, racefietsen gaan ontwikkelen. Ik heb Breukink senior goed gekend”, zegt Bert, “had er veel contact mee. Het was een aardige man, die zeer wielerminded was. Hij was ook een tijdje voorzitter van Olympia’s Tour.”

Bert werkte als twintiger ook voor Goossen in Almelo. “Ik begon er op maandag. De eigenaar gaf me de sleutel en zei ‘Red je er maar mee, ik moet naar het ziekenhuis in Utrecht voor een hartoperatie’. Hij kwam een paar weken niet op de zaak. Zijn vrouw regelde veel en ik redde me inderdaad wel in de werkplaats met alles wat daar voorbij komt.”

In 1969 ten tijde van de wereldtitelstrijd werkte Bert voor de firma Ossenkoppele in Almelo, een zaak in radio’s, tv’s, fietsen en brommers. Maar de zaak werd verkocht en Bert was in 1970 werkloos. Hij begon voor zichzelf in Enter. De opening was feestelijk. Zie de foto. Petra de Bruin, wereldkampioen bij de vrouwen was erbij, de door Bert gecoachte veldrijder en plaatsgenoot Hennie Stamsnijder. Jan Janssen was er en Berts gangmaker Bruno Walrave. En nog tientallen belangstellenden.
Maar ook in zijn eigen zaak zou Bert zijn pensioen niet halen. Hij werd benaderd door Shimano, een wereldmerk in fietsonderdelen, gevestigd in Nunspeet. “Ik gaf destijds wel eens lezingen aan fietsers. Dat hadden ze gehoord. Ze trokken mij aan om overal in het land technische uitleg te geven over materialen en over nieuwe types. Ik gaf dan uitgebreide informatie daarover met tussendoor de nodige kwinkslagen. Het was erg leuk om te doen.”

Bert bezocht ook wedstrijden om de renners of rensters te ondersteunen. Zo was ik ergens in het buitenland bij een wereldbekerwedstrijd mountainbike en kreeg klachten over de racebrillen. Ze besloegen te snel. Ik gaf ze een flacon en zei dat het een tovermiddel was. Ze moesten een paar druppels op de glazen doen en het was klaar, zei ik. Het ging vervolgens prima met de bril en toen wilden ze allemaal een paar druppels van het wondermiddel van mister Boom. Ze wisten niet dat ik een afwasmiddel had over gegoten in de flacon.”

Bert had tot 2003 een geweldige tijd bij Shimano. Een aantal keren bezocht hij Japan waar zich de hoofdvestiging bevindt en Maleisië, waar Shimano ook zit. Hij werd er altijd buitengewoon eervol ontvangen. “De baas van Shimano in Japan zei tegen zijn mensen dat ze goed moeten luisteren naar mij, want ze konden veel van mij leren. Dat streelde mijn ego enorm. Een Japanner zegt tegen zijn Japanse werknemers dat ze veel van een Nederlandse fietsenmaker kunnen leren. Mooi toch?”
Zoon Bart nam in 2003 Berts werk over.