KING LOUIS

We hingen gistermiddag aan de lippen van de Nederlandse Koning Voetbal. Veel landgenoten stemden af op de persconferentie van Louis van Gaal. Het is altijd weer een animatie van de eerste orde. En het waren niet alleen de voetballiefhebbers, die hem live wilden zien oreren, maar ook veel andere Nederlanders die graag van de grootmeester zelf wilden vernemen, wie hij had uitverkoren voor de reis naar en door Qatar of die het sowieso een feestje vinden om hem te zien en horen.

Voor een narcist als Van Gaal was 11-11-’22 een hoogtijdag. Bijna geen enkele Nederlander kan het woord IK zo mooi uitspreken. En bijna niemand die een persconferentie geeft, neemt het woord IK zo vaak in de mond als Louis. Karakteriseer hem daarom niet botweg als narcist, zeg ik tegen mezelf, maar als sympathieke narcist.

Jasper Cillessen was de pineut. Conclusie: hij past niet in het zogenaamde groepsproces. Mark Flekken viel ook af. Bijzonder, want de Limburger keept al weken uitstekend. Kijkers van de Europese wedstrijden van Freiburg cq de Duitse Sportschau kunnen dat beamen. Zij wisten ook dat Jeremie Frimpong van Bayer Leverkusen een uitstekende aanvallende verdediger is en inderdaad heeft Louis dat ook meegekregen, want dit grote talent mag wel mee.

Gelukkig valt er genoeg te bespreken over de selectie. Dat is zo fijn als je je bevindt aan de bar, de stamtafel, op verjaardagen, op de app of waar ook ter wereld. Ja, er zijn twee Tukkers bij, Remko Pasveer en Wout Weghorst. Proficiat mannen. Helaas was mijn clubgenoot Mike te Wierik al eerder uit beeld geraakt. Verder is het opvallend dat afgezien van de zeven geselecteerde Ajacieden die net als Cillessen bijna zonder uitzondering uit vorm zijn, er van Feyenoord maar één speler bij zit, van PSV drie en van de runners-up FC Twente en AZ niemand.

King Louis had nog een opvallende uitspraak. Oranje gaat voor de wereldtitel. Dat moet hij ook zeggen, maar ik neem toch aan dat hij weet dat van de acht Brazilianen die in de Champions League-finale tussen Liverpool en Real Madrid van de partij waren, er zeven geselecteerd zijn. Doe daar Neymar nog bij en wellicht Antony (ex-Ajax) of Marquinhos (PSG), Raphinha (Barça) Gabriel Jesus (Arsenal) of Alex Sandro van Juventus en je hebt de wereldkampioen al in kaart gebracht.
Geen enkel land kan tippen aan Brasil. Let op mijn woorden. Maar als Louis het flikt met zijn jongens, ben ik de eerste om hem van alle kanten te bewieroken.
(foto KNVB)

45 | PETJE AF VOOR DE WIELERVERENIGINGEN

Bijna iedere wielrenner is lid van een vereniging. Daar tref je trainers en coaches en kun je met clubgenoten trainen en naar wedstrijden gaan. Bert begon in de jaren vijftig bij De Tubanters in Hengelo. “Omdat het de enige club in de regio was, die niveau had”, herinnert hij zich. Er waren meer renners van buiten Hengelo lid van deze vereniging.

Beginjaren zestig stapte hij over naar Wilhelmina in Eindhoven. Wel bijzonder, want hij woonde gewoon in Enter. “Ik had daar meer kansen om klassiekers te rijden”, verklaart hij de ‘transfer’. “Je vereniging schreef je dan in.” De overschrijving was bijvoorbeeld ook van belang voor deelname aan Olympia’s Tour. Aan deze belangrijke etappekoers voor amateurs had nog nooit een Tukker meegedaan. Bert was in 1959 de eerste toen hij in de ploeg van Wilhemina werd opgesteld. In 1960 was hij niet van de partij, in ’61 werden hij en Enschedeër Jurrie Dokter opgesteld bij Wilhelmina. Bert eindigde een paar keer kort, want hij was in vorm. Een week eerder was hij ook al vierde geworden op het NK.

In 1962 schreef Bert zich in bij De Bataaf in Halfweg, een sterke vereniging in Noord-Holland met renners die veel grote koersen wonnen zoals de ervaren Mik Snijder, die in ’54 de Ronde van Overijssel had gewonnen en ’61 Olympia’s Ronde. “We noemden hem opa Dribbel”, vertelt Bert. “Omdat hij ouder was dan wij.”

Gerard Wesseling, ook oud-winnaar van Olympia’s Ronde, Dick Enthoven de oud-kampioen van Nederland en Enschedeër Jurrie Dokter waren eveneens lid van De Bataaf. “Je had bij zo’n sterke club meer mogelijkheden en kansen en je kwam daardoor meer in de belangstelling te staan van de bond en sterke ploegen. Omdat De Bataaf in Halfweg gevestigd was, vind je in de uitslagenlijsten van die tijd achter de namen van Boom en Dokter regelmatig die plaatsnaam. Maar Bert bleef gewoon in Enter wonen. Jurrie Dokter had er wel een logeeradres. Met Dextro Energie als sponsor stonden beide Tukkers ook weer op de deelnemerslijst van Olympia’s Tour. Overigens, in ’63 en ’64 was geen streekgenoot present in de etappekoers, Jan Boode uit Nijverdal was in ’65 de volgende, Wim Neeskens (Borne) volgde in ’66 en in ’67 reed Henk Nieuwkamp (Borne) een sterke ronde. Ook Haaksbergenaar Gerrit Leferink was erbij dat jaar. Beide mannen reden Olympia’s Tour ook in ’68, Nieuwkamp voor de sterke Amstel-ploeg, Leferink namens de militaire ploeg. Beiden eindigden bij de eerste twintig. Nieuwkamp was dat jaar de eerste Twentse etappewinnaar.

Terug naar Bert en zijn lidmaatschap van De Bataaf in Halfweg. Wat daarvan ook een voordeel was, dat was de connectie met de bekende sportarts J.H.M. Rolink die clubarts was van Ajax. De uit Oldenzaal afkomstige Rolink woonde in Velsen-Noord en was niet louter verbonden aan Ajax. Hij had ook interesse in andere takken van sport. Zwemmers, schaatsers, wielrenners, kanoërs, judoka’s: ze konden allemaal bij John Rolink terecht. Hij was jarenlang de bekendste sportarts van Nederland, door Ajax en onder meer dankzij het feit dat hij vijftien maal actief was in Olympia’s Ronde van Nederland. In november 1987 is hij overleden.

Bert: “Ik was een keer bij hem in zijn praktijk in Velsen-Noord. Toen we klaar waren, gaf hij me tien losse guldens en zei: ‘Koop onderweg een lekkere biefstuk.’ Dat was dokter Rolink, een heel aardige man.”
Eind jaren zestig werd Bert lid van AWV De Zwaluwen in Almelo en dat is hij nog steeds. Inmiddels is hij erelid. “Toen ik me daar aanmeldde, was het een club in opkomst”, weet Bert. “ A. Dollekamp, een neef van mijn moeder, was voorzitter. Hij was ook een van de organisatoren van de Ronde van Overijssel. Later had je Barend Meulenbeld, ook zo’n actieve vrijwilliger. Hij is liefst twintig jaar voorzitter geweest. Dat is altijd de kracht van De Zwaluwen geweest, het grote aantal vrijwilligers die bergen werk verzetten.

“Toen Barend gestorven was, heb ik bij de crematie nog een toespraakje gehouden voor zijn dochters. Toen heb ik gememoreerd wat hij allemaal voor de Zwaluwen heeft gedaan. Dat soort mensen wordt vaak ondergewaardeerd.”

Zijn waardering voor de vrijwilligers van de Almelose wielervereniging uitte Bert op een van de ledenvergaderingen ook voor zijn plaatsgenote Heidi Pluimers, de dochter van oud-renner Gerrit. “Ook zij was zo’n formidabele kracht voor de club. Ik heb haar als dank het shirt gegeven waarin ik wereldkampioen ben geworden. Via haar bracht ik eigenlijk een hommage aan al die helpers. Ik neem heel diep mijn pet af voor hen.”

44 | BOOM & DE NIEMEIJERS

In de jaren vijftig, zestig timmerde de ene na de andere coureur van de Tubanters aan de weg. De wielervereniging uit Hengelo had de beschikking over een trainingsparcours op ’t Stroot in Twekkelo en was betrokken bij de organisatie van koersen in de regio. Bert Boom was er ook lid van en menigmaal was een clubgenoot zijn belangrijkste opponent in de koers. We schreven hier al eerder over.
Wie nog uitgebreid aan bod moeten komen, zijn de vier gebroeders Niemeijer, waarvan Corrie en Freddy de bekendste waren. Bert herinnert zich deze renners nog goed. “Ze woonden in Hengelo aan de Joseph Haydnlaan. Gerard was de oudste, hij heeft ook nog even gefietst, maar was vooral bij de koers als supporter. Het was een fanatieke motorrijder. Hij was een beetje afstandelijk, was niet zo aanwezig”, zegt Bert.

Henk was de tweede broer. Hij had behoorlijk rappe benen, weet Bert nog. “Dat zat in de genen bij de Niemeijers. Henk was meestal blij dat hij bij de finish was. Dan zat hij helemaal kapot. Ik denk dat hij te weinig trainde of te weinig gelegenheid had om te trainen. Het was ook een renner die goed kon fietsen met de mond, als je begrijpt wat ik bedoel.”

Dan komen we bij de twee broers die behoorlijk hard konden fietsen. Cor (van 18 april 1934), die je in uitslagen en verlagen ook als Kor of Corrie tegenkomt, was vier jaar ouder dan Bert. Hij was klein van stuk, maar kon de pedalen zeer goed rond krijgen. “Corrie was een echte Tubanter”, herinnert Bert zich. “Hij was vaak op ’t Stroot aan het trainen en reed veel wedstrijden in de regio. Samen met iemand anders begon hij de Dabo Bandenhandel. Als renner stond Corrie bekend om zijn sterke sprint en ook had hij goed koersinzicht. Ik vond het altijd een echte liefhebber van de sport. Ik denk dat hij zijn broers ook aangestoken heeft om te gaan fietsen. Het was een fijne kearl.”

Natuurlijk schiet hem een anekdote te binnen. “Ik zat een keer in de trein op weg naar een koers in het noorden. Tegenover mij zaten twee leuke dames.
Ik zei: ‘Zo dames, op weg naar Groningen?’
‘Ja’, zeiden ze, ‘maar hoe weet je dat?’
‘Dat kan ik zo zien’, antwoordde ik. Flauwe kul natuurlijk.
Een tijdje later reed ik de ronde van Groningen in het stadspark. Mooie koers. Ik won, Corrie werd tweede, Henk Hoekstra derde. Bij de huldiging kwam ik de twee dames van de trein weer tegen. Ze fungeerden als rondemiss. Hoe toevallig kon het zijn?”

Bert benadrukt nog eens, zoals we al eerder hebben gemeld in deze serie, dat Corrie compassie voelde voor de renner Basje Nijhoff, die alleen woonde in een zomerhuisje. Hij en Freddy namen hem in huis.
Corrie Niemeijer is in 2016 overleden.

Ook Freddy (van 17 februari 1944), de jongste broer, leeft niet meer. Hij had als renner dezelfde kenmerken als zijn broer Cor. Goede sprinter, koersinzicht. Hij reed ook veel in de regio, ook veel in het noorden des lands, maar ook was hij vaak in Duitsland. Hij liet zich eveneens zien in klassiekers, zeker toen hij voor de alom bekende Ketting-ploeg reed. “In dat soort wedstrijden was Freddy niet de man die initiatief nam”, weet Bert die ook eens met Freddy de zesdaagse van Groningen reed. “Ze hadden daar een houten wielerbaan neergelegd. Ik reed er een sprintwedstrijd met Hagenaar Ten Thije en Freddy. Ineens kreeg ik een zwieper en vloog met fiets en al over de balustrade. De toeschouwers waren muisstil tot ik ineens een arm omhoog stak en tevoorschijn kwam. Toen kreeg ik applaus. Geinig moment was dat.”

Als wegrenner reed Freddy twee keer de Vredeskoers, een pittige etappekoers van Warschau via Berlijn naar Praag. Dat was in 1967 en ’68. In ’67 werd hij tweede in de vijfde etappe.
De jongste Niemeijer won veel wedstrijden. Voor eigen publiek won hij de Ronde rond de Vijver van Hengelo in 1973.
Freddy zou net als Bert ook stayer worden. “Fietsen op de baan achter die grote motoren lag hem goed”, zegt Bert. “We reden af en toe een wedstrijd op de baan in Apeldoorn. Daar werden we aangemoedigd om ook in het Olympisch Stadion te gaan rijden. Freddy reed met Gerrie Pelser, een gangmaker die ook een nachtclub had. Die deed ’s nachts altijd doppen in en een blinddoek voor om goed te kunnen slapen. Freddy was ook op de baan een slimme renner. Hij deed geen trap te veel. In Varese reed hij het WK toen ik brons won. Hij werd zesde.” Freddy is nog lang doorgegaan als renner. Hij reed ook nog bij de liefhebbers en veteranen zijn wedstrijden mee en kwam ook in de categorieën vaak met een prijs thuis. Bert: “Freddy was een aardige vent. We konden goed met elkaar opschieten.”

Hieronder voor de echte wielerliefhebbers nog een aantal willekeurige uitslagen waarin drie gebroeders Niemeijer voorkomen en soms ook Bert Boom zelf.

De teamfoto is een groep renners van De Tubanters met vlnr Henk Scheuten, diens vader Jan Scheuten, de voorzitter van de Tubanters, daarnaast Theo de Kinkelder, Jan Scheuten, Theo de Kinkelder sr, Cor Niemeijer, Gerrit Middelkamp en Gerrit Lentelink.

KAMPIOENSCHAP VAN OVERIJSSEL (28 mei 1955)
Amateurs: 1. Klaas Visser, 2. Cor Niemeijer, 3. Mat van de Heuvel
Nieuwelingen: 1. J.Elst, 2. B. Platel, 3. H. Wagteveld
COEVORDEN (27 juli 1955)
Amateurs: 1. Piet Smits, 2. Leo van de Brand, 3. Henk Niemeijer
COEVORDEN (30 mei 1957)
Amateurs:1. H. Nijdam (Eelderwolde), 98 km in 2 uur 29 min. 6 sec.; 2. J. Oude Lenferink (Hengelo), 3. B. Boom (Markelo), 4. S. Appel (Hoorn), 5. J. Punter (Hoogkerk), 6. E. Hup (Kampen), 7. C. Niemeijer (Hengelo), 8. F. Bos (Nieuw Buinen), 9. H. de Boer (Bussum), 10. J. Mensink (Almelo), 11. J. Bekkema (Hindelopen), 12. G. Middelkamp (Almelo), 13. W. Schaap (Bussum), 14. H. Lahpor (Veendam), 15. H. Pot (Wijster).
Nieuwelingen: 1. J. Wester (Eernewoude), 49 km in 1 uur 14 min. 8,3 sec.; 2. D. Bossink (Den Ham), 3. B. J. Lohuis (Delden).
EPE (15 juni 1958)
Amateurs: 1. Corrie Niemeijer (Hengelo); 2. B. Kloosterziel, Wezep; 3. K1. Dekker, Dalfsen; 4. P. Wessels, Nijmegen; 5. H. ten Klooster, Hasselt; 6. H. Rouweler, Goor; 7. P. Soetekouw, Nijmegen; 8. D. Half­werk, Hattem; 9. G. Eising, Borne; 10. H. Visser, Huizen; 11. R. Lemstra, Zwolle en 12. H. Kloosterziel, Wezep.
KAMPEN (7 juni 1958)
Amateurs: 1. C. Niemeijer (Hengelo), over de 80 km bedroeg 2 uur 10 min. en 22 sec. 2. Ben Lohuis (Delden), 3. Rolf Steinbach (Kampen); 4. Bert Boom (Markelo); 5. E. Hup (Kampen); 13. G. Eising (Borne), 14. J. Scheuten (Hengelo), 17 G. Lentelink (Wiene)
DE WIJK (30 maart 1959)
Adspiranten: 1. Jan Timmermans (Nw.-Buinen), 25 km in 35 nun. 11 sec.; 2. Jan Steenbergen (De Wijk), 3. Harm Ottenbros (Alkmaar).
Nieuwelingen: 1. Henny Schouten (Badhoevedorp), 40 km in 1 uur 10 min. 37 sec.; 2. J. Ruitenberg (Zwolle), 3, A. Mulder (Haarlemmermeer), 4. P. Bas (Hoogkerk), 5. F. van Lachterop (Amsterdam), 6. J. Leusink (Hengelo), 7. M. Sachs (Amsterdam), 8. R. Hendriks (De Wijk).
Amateurs: 1. Corry Niemeijer (Hengelo), 80 km in 2 uur 8 min. 3 sec.; 2. Henk Hoekstra (Ureterp), 3. Bertus Kloosterziel (Wezep), 4. Mik Snijder (Halfweg), 5. Rob Redeker (Amsterdam), 6. Klaas Visser (Enschede), 7. Rob Bruinenberg (Enschede), 8. Evert Hup (Kampen), 9. Jan Ottenbros (Alkmaar), 10. Bas Lemmens (België).
Vierde ronde van DELDEN (11 juli 1959)
Amateurs en Nieuwelingen: 1. Bert Boom, Markelo: 2. K. Niemeijer, Hengelo; 3. B. Kloosterziel, Wezep; 4. E. Hup, Kampen; 5. H. Rouweler, Goor; 6. P. Wijnands, Amersfoort (de enige nieuweling die nog in de strijd was); 7. K. Visser, Enschede; 8. Grim, Wiechen, 9. H. Scheuten, Hengelo; 10. C. v. Espen, Arnhem; 11. C. v. Harselaar, Enschede; 12. M. v. d. Heuvel, Hengelo; 13. Rutgers, Naarden; 14. Meijer, Arnhem; 15. Voorn, Kortenhoef.
EPE (25 juli 1959)
Amateurs: 1. Cor Niemeijer, Hengelo; 2. G. van Lith, Gellicum; 3. B. Kloosterziel, Wezep; 4. Burg­stede, Amersfoort; 5. Lute, ‘s-Gravenland; 6. Rood, Emmeloord; 7. Damo, Kortenhoef; 8. Plieger, Lexmond; 9. Borst, Hattem; 10. Meijer, Arnhem;
DELDEN (1960.06.18)
70 km. 1 Boom (Enter) 1.43.10 ; 2. Paul Nieuwkamp, Borne; 3. J. Pluimers, Enter; 4. C. Niemeijer, Hengelo; 5. Joh. Oude Lenferink, Hengelo; 6. Kl. Visser, Enschede; 7. H. Scheuten, Hengelo; 8. Akkerman, Scharsterbrug; 9. Harbers; Rijssen; 10. D. Bossink, Den Ham; 11. G. Zwienenberg, Enter; 12. Wissink, Doetinchem; 13. Eikelboom, Zutphen; 14. Maats, Holten; 15. Olde Heuvel, Hengelo.
NUNSPEET (1962.08.03)
Amateurs en Nieuwelingen: 1. J. Hup, 2. P. Kooiman, 3. E. Dickhof, 4. v. Heel, 5. F. Niemeijer, 6. H. Hinseveld, 7. L. Hermans, 8. K. Niemeijer, 9. H. Nieuwkamp, 10. J. Pluimers.
KLOOSTERBUREN (1963.06.28)
Amateurs: 1. Cor Niemeijer; 2. Jan Brink; 3. Jan Timmer;
HAAKSBERGEN (1963.09.01)
Amateurs: 1. F. Niemeyer, 75 km in 1.57.10; 2. E. van Dijk, Al­melo; 3. C. Niemeyer, Hengelo; 4 H. Nieuwkamp, Borne; 5. K. Olstman, Kloosterhaar; 6. H. Emmens, Annen; 7. P. Schreur, Wolvega; 8. J. Bols, Hoogeveen; 9. H. ten Berge, Enter; 10. G. de Weerd, Soestdijk.
NIEUW WEERDINGE (1965.08.14)
Amateurs: 1. J. Wilkens, 100 km in 2.23.22; 2. A. Koster; 3. D. Bronger; 4. D. Vos; 5. R. Hendriks; 6. H. Benjamins; 7. H. Hoekstra; 8. F. Niemeijer; 9. C. Niemeijer; 10. F. Schöneman.
OLDEBROEK (1965.06.05)
Amateurs en nieuwelingen: 1. F. Niemeijer, Hengelo, 65 km in 1.31.12; 2. W. Schukking, Zutphen; 3. E. Broekstra, Warffum; 4. F. Hofman, Wijchen; 5. H. van de Brink, Oldebroek; 6. P. Oosterhof, Eelde; 7. H. Nieuwkamp, Borne; 8. J. van Dam, Zwolle; 9. D. Wen, Kampen; 10. T. Francke, Assen.
DRACHTEN (30/09/1967)
Amateurs: 1. Fred Niemeijer, Hengelo; 2. Pier Dijkstra, Schoonoord; 3. Henk Nieuwkamp, Borne; 4. Jan Aldershof, Haarlem; 5. Piet Legierse, Den Bommel; 6. Wim Holstege, Nunspeet; 7. Popke Oosterhof, Eelde; 8. Sander Douma, Grouw; 9. Jan Aling, Bunne; 10. Henk Benjamins, Hollandscheveld.
KAMPIOENSCHAP VAN OVERIJSSEL (10 juni 1972)
Amateurs. 1. en kampioen F. Niemeijer 132 km in 3.06.11, 2. J. Lenferink, 3. J. Nijhof, 4. E. Dickhof, 5. E. Koersen, 6. W. Albersen, 7. H. Boom, 8. T. Bruns.
Nieuwelingen. 1. en kampioen W. Geerdink 72 km in 1.58.46, 2. E. Winters, 3. J. Huis in ’t Veld, 4. J. Sijpker, 5. N. Hilberink, 6. T. de Lange.
Adspiranten. 1. en kampioen G. Vixeboxe 36 km in 59.53, 2. J. Brummelaar, 3. H. v. d. Velden.

43 | VOOR EIGEN PUBLIEK

Hoe vaak is de Ronde van Enter al wel niet verreden? Ten huidigen dage wordt het evenement nog steeds gehouden. Alweer heel wat jaren racen de renners over een parcours in het dorp zelf. In de tijd van Bert Boom lag de omloop buiten het dorp rondom sportpark De Krompatte van de vv Enter. Bert streed er tegen zijn plaatsgenoten, tegen streekgenoten en ook tegen coureurs uit andere delen van het land. Eerdere gesprekken met Enterse renners duidden erop dat de Ronde van Enter voor het eerst in 1959 is gehouden.

Een van de belangrijkste aanjagers van was ene Hendrik Krake, bijgenaamd Kraakn Hinke. Hij was secretaris van het opgerichte wielercomité. Voorzitter was Jo Grouwe, Johan Reyerink nam het penningmeesterschap voor zijn rekening. ‘Hendrik was de initiatiefnemer. Hij woonde nog bij zijn ouders aan de Baanakkersweg, was vrijgezel en gek van wielrennen’, vertelt Bert. ‘Hij had veel tijd over voor zijn hobby.’ Zonder Hendrik Krake was Enter nooit een wielerdorp geworden. Het comité organiseerde een jeugdronde en al gauw een echte Ronde van Enter. In het dorp woonde een groep renners die naam begonnen te maken. Johan en Gerrit Pluimers, Henk (Dieks) ten Berge, Gert Zwienenberg, Harrie Homan, Henk Hinsenveld en in 1960 kwam Bert Boom in het dorp wonen. Dat was natuurlijk extra prettig voor een beginnend wielercomité.
Evert Hup uit Kampen won de eerste Ronde van Enter. Bert (toen nog inwoner van Herike), werd zesde. Enterse renners worden niet genoemd.
Uitslag 1959. Amateurs, 100km
1. E. Hup, Kampen, 100 km in 2 uur 22 min. en 13 sec., 2. J. Dokter, Enschede, 3. G. v. Erp, Amsterdam, 4. Damo, Kortenhoef, 5. D. Bossink, Den Ham, 6. B. Boom, Markelo, 7. P. Schreur, Wolvega, 8. G. Lentelink, Delden, 9. C. Niemeijer, Hengelo, 10. H. Scheuten, Hengelo, 11. F. Tel, Zaandam, 12. W. Hendriks, Zwolle, 13. Van Dijk, Zaandam, 14. K. Visser, Enschede, 15. Rijkers, Amsterdam, 16. Heusinkveld, Lichtenvoorde, 17. H. Rouweler, Goor, 18. Schenk, Zaandam, 19. Meijer, Arnhem; 20. S. Rood, Emmeloord en 21. G. Steinbach, Kampen.

Bert vertelt dat Krake en de zijnen de ronde op tweede pinksterdag programmeerden. Weliswaar was er concurrentie van de motorraces in Tubbergen, toch was er in het dorp veel volk op de been. Ook aspiranten en nieuwelingen reden de ronde. ‘Het was voor heel Enter een uitgaansdag’, zegt Bert.
In 1960 moesten de renners 112 kilometer afleggen. Het veld was sterk. Henk Hoekstra uit Ureterp won destijds elk weekend een koers. Hij was ook in Enter de beste. De plaatselijke renners deden goed mee. Bert werd derde, Gert Zwienenberg zesde. Bij de nieuwelingen reden Johan Pluimers en Dieks ten Berge zich bij de eerste tien.

Over Hoekstra gesproken. Hij kwam jaren achter elkaar naar Enter en dan wisten Bert en zijn plaatsgenoten evenals andere favorieten dat ze een pittige opponent moesten bestrijden. Maar eigenlijk was Enter jaarlijks in trek bij toprenners uit het hele land. In 1961 won Hoekstra andermaal. ‘Beetje stugge Fries, vond ik het’, zegt Bert. ‘Het was een echte winnaar. Je spurtte hem er niet makkelijk af.’ Bert wilde voor eigen publiek winnen, maar moest genoegen nemen met de derde plaats. Johan Pluimers werd achtste.

In ’62 was het raak: Bert won. Hoekstra was weer uit Friesland gekomen om te winnen. Maar Bert was alert en had vervolgens het geluk dat sterke concurrenten als Dokter en Van Espen in de laatste bocht onderuit gingen. Cees van Espen werd vierde, Hoekstra was vijfde. Berts plaatsgenoot Gert Zwienenberg, die destijds een aantal goede jaren had, werd tiende. Johan Pluimers werd zeventiende. Henk Hinsenveld werd bij de nieuwelingen achtste.

Arnhemmer Van Espen reed eveneens graag in Enter. Twee jaar later werd hij prof en won in de Tour van 1965 een etappe. ‘Cees reed vaak in onze contreien. Aardige vent’, zegt Bert.
In ’63 was Amsterdammer Cor Schuuring de beste in Enter.
2. Van Espen, 3. Zwienenberg, 4. H. Nieuwkamp (Borne), 10. Hoekstra, 11. J. Pluimers, 13. Hinsenveld. Boom was afgestapt. Bij de nieuwelingen werd Enternaar Lubbers tweede.

In 1964 stond Hoekstra wel weer op de hoogste trede van het podium. met naast hem Johan Pluimers. Nieuwkamp werd vierde, Hinsenveld tiende. Tiemen Groen – wie kent hem nog – won bij de nieuwelingen.
Henk Nieuwkamp begon in die tijd overal wedstrijden te winnen. In ’65 was het raak in Enter.
Uitslag amateurs: 1. H. Nieuwkamp, Borne, 90 km in 2.11.20; 2. J. Bols, Hoogeveen; 3. F. Niemeijer, Hengelo; 4. H. Hoekstra, Ureterp; 5. W. Derkink, Hengelo; 6. J. Boode, Nijverdal. Nieuwelingen: 1. D. van Wijhe, Oosterwolde, 45 km in 1.12.10; 2. J. Palland, Hasselt; 3. B. Wigger, Rossum; 4. T. Francke, Assen; 5. G. Geerdink, Almelo.
Adspiranten: 1. Harrie Homan, Enter.

In 1966 kwam de wielrennende schaatsenrijder Jan Bols terug naar Enter en greep de winst. Tweede werd…. Hoekstra; 4. H. Nieuwkamp; 6. Gerrit Leferink (Haaksbergen); 15. B. Boom.

Nieuwkamp won ook in 1967, met Bert als tweede en tevens winnaar van de prijs voor de strijdlustigste renner. J. Pluimers eindigde als zesde. Hennie Kuiper werd tweede bij de nieuwelingen. Zoals we echter al eerder in deze serie hebben beschreven, won Bert een maand later de amateurkoers die voorafgaand aan de profkoers werd gehouden. Niemand minder dan Eddy Merckx finishte als winnaar bij de profs.
In 1967 reed Bert ook al enkele keren op de baan en daarom reed hij in de daaropvolgende jaren de Ronde van Enter niet meer.
1968. Amateurs: 1. Marcel Pennings, 2. Dries v Wijhe, 3. Bennie Groen, 5.Neeskens (Borne), 6. F. Niemeijer (Hengelo), 7. Theo Franke (Denekamp), 8. Nieuwkamp.

In 1969 bereidde Bert zich voor op het WK voor stayers. Henkie Nieuwkamp won andermaal de ronde van Enter.
2. B. Groen, 3. H. Kuiper, 4. J. Pluimers, 5. F. Niemeijer, 6. G. Leferink, 7. H. Scheuten, 8. A. Hulzebosch, 9. H. Homan, 10. A. Hassink.
Nieuwelingen: 1. P. Kleine 50 km in 1.16.6, 2. H. Poppe, 3. H. Snoeijink, 4. G. Knetemann, 5. Aalbers.
Adspiranten: 1. H. Kamerhuis, 2. J. Veldhuis, 3. H. Lubberding.
Voorafgaand aan de profkoers won Freddie Niemeijer datzelfde jaar voor Klaas Balk, Arie Hassink en Hennie Kuiper.

1970: 1. Rinze Bos, 2. H. Kuiper, 3. G. Leferink, 4. J. Vlot, 5. H. Snoeijink, 6. H. Poppe, 7. D. v. Wijhe.
Adspiranten: 1. H. Stamsnijder (Enter), 3. B. ten Berge (Enter).
In 1971 werd Hennie Kuiper weer tweede. Wiecher Vlot won. J. Pluimers was vijfde net achter Herman Snoeijink.
Op 22 mei 1972 was het eindelijk zover dat Hennie Kuiper de Enterse ronde op zijn naam schreef. Hij kwam solo aan de meet en dat zal niemand verwonderen. Zo deed hij het datzelfde jaar ook op de Olympische Spelen. Henk Poppe werd tweede in Enter. In ’73 won deze snelle Nijverdaller de koers wel. Berts broer Henk werd zesde.

In 1974 was Bert 36 jaar. Hij was amateur af en reed in Enter bij de liefhebbers en werd vierde.
Anno 2022 wordt de Ronde van Enter nog steeds gehouden. “Ik ga altijd kijken”, zegt Bert.

RUGNUMMER 1

Deze week werd hij 80 jaar. Willem de Vries, de granieten gezagvoerder van het fantastische FC Twente uit de eindjaren zestig | beginjaren 70. De robuuste, kopsterke stopper van weleer is de oudste van het elftal dat in die tijd tot de vaderlandse top behoorde. Maar Willem was meer. Hij was een van de leiders van het elftal, was derhalve ook een aantal jaren aanvoerder en had in de begintijd een bijzonder rugnummer.

Als twee clubs fuseren, moeten er ook spelers vastgelegd worden. Willem de Vries was in 1965 de eerste en dat was een keuze vol symboliek. Willem groeide namelijk op bij Enschedese Boys, de ene helft van FC Twente’65. Maar in 1963 was hij overgestapt (tot groot verdriet van de Boys, dat wel) naar de andere partner in de fusie, Sportclub Enschede. Hij was een jonge Enschedeër (23) en zeer talentvol. Hij kreeg het rugnummer 1 en dat was uniek voor een veldspeler.

Willem was het eerste boegbeeld van de nieuwe fusieclub. Rustig en geconcentreerd beet hij zich vast in de spitsen van de tegenpartij en als het sein vanaf de kant op groen ging, stormde hij naar voren en versterkte hij de aanval. Menig belangrijk doelpunt kwam van zijn voet of hoofd. Hij zat zelfs dicht tegen het Nederlands elftal aan, waar stoppers als Daan Schrijvers en Rinus Israël vaste krachten waren. Willem maakte prachtige jaren mee bij FC Twente. Drie keer waren ze dicht bij de landstitel en ook de Uefa-Cup-finale tegen Borussia Mönchengladbach in 1975 beschouwt hij nog altijd als een hoogtepunt in zijn loopbaan, hoewel de afloop een anticlimax was na een schitterend Europa Cup seizoen.

Hij genoot er met volle teugen van en niet alleen op het voetbalveld zelf. Als gezelligheidsmens ging hij ook de sfeer na de wedstrijden niet uit de weg en ook voor een avondje doorzakken draaide Willem zijn hand niet om, om zich daarna op de volgende training weer voor honderd procent in te zetten.
Meteen na de fusie in ’65 kreeg Willem van trainer Friedrich Donenfeld een basisplaats, dat zegt genoeg. Dat was tegen Telstar. De opstelling: Warringa; Vondeling, Ter Beek, De Vries, Hoomans, Ter Mors, Höher, Plageman, Ten Donkelaar, Kohn, Bulatovic.

Ik vroeg hem ooit naar enkele memorabele momenten uit zijn carrière. Hij noemde meteen de uitwedstrijd tegen Feyenoord op 14 november 1971. FC Twente won met 1-0. Willem beëindigde de wedstrijd met een blauw oog, doelman Piet Schrijvers overigens ook.
Hij ging ook terug naar woensdag 4 januari 1969, de dag dat zijn vrouw Hilda van dochter Diane beviel. Paar dagen later moest de FC thuis tegen AZ. Het bleef lang 0-0. Trainer Rijvers stuurde Willem dan gewoontegetrouw naar voren en prompt maakte hij nog de 1-0. Dat was even later de eindstand.
“Moet jij niet meteen na de wedstrijd naar het ziekenhuis,” zeiden sommigen tegen hem.
“Nee, om zeven uur pas”, zei Willem. Hij bleef gezellig in het spelershome en ging om kwart voor zeven naar het ziekenhuis. Bleek dat het spreekuur afgelopen was, want op zondag was het op een andere tijd. Zijn vrouw Hilda was boos, maar gelukkig mocht Willem nog wel even blijven.

Zo noemde hij nog meer momenten uit zijn rijke voetballeven, waarin hij 289 competitiewedstrijden heeft gespeeld (23 doelpunten), plus 27 bekerwedstrijden (2), plus 34 Europa Cup-duels, plus 6 wedstrijden voor de Intertoto. Dat brengt zijn totaal op 356 officiële wedstrijden en 25 doelpunten.

42 | WERELDUURRECORD

Heb je verloren, dan wil je revanche. Je wilt genoegdoening, je wilt laten zien dat je wèl de sterkste bent. Ook vijftig jaar geleden had je al topsporters met dat soort plannen. Was je wereldkampioen geworden, dan wilde je even stoom afblazen, maar dat kon niet te lang. De sporttas moest snel weer gepakt, want je moest naar de revanchewedstrijden. De verliezers wilden graag iets rechtzetten. “Dat was een leuke tijd”, zegt Bert. “De spanning was intussen een beetje weg bij ons renners en bij de gangmakers.”
Na het WK zag stayer Bert dus zijn opponenten terug op de Europese wielerbanen bij de revanchewedstrijden. “Daar probeerden we dan de wereldkampioen te kloppen. En in ’69 wilden ze mij kloppen, nadat ik de titel in Brno had gepakt.”
Niettemin won Bert dat jaar in Apeldoorn. Cees Stam werd tweede. “Daar waren de omstandigheden anders dan in Amsterdam in het Olympisch Stadion. Daar reed Cees met Stakenburg die elke centimeter van die baan kende. Ik reed op kleine banen als Apeldoorn en Alkmaar meestal goed. Op de relatief kleine baan in Bielefeld wilde Cees me drie ronden voor de finish inhalen. Maar ik versnelde zelf nog en liet hem achter me. Na afloop zei hij: ‘Heb je het gehoord? Je hebt het werelduurrecord verbroken’. Waarschijnlijk heb ik daar harder dan zeventig gereden.”
Op het WK in 1971 eindigden Gnas en Podlesch voor Bert die met brons genoegen moest nemen. “Maar bij de revanchewedstrijden heb ik ze bijna overal in Duitsland geklopt”, grijnst hij. “Dat kwam ook omdat ze elkaar niks gunden. Daar kon ik handig gebruik van maken. Podlesch noemde men de stier. Hij dacht dat hij dwars door een muur kon fietsen. Gnas was een slimme en aardig jongen. Hij kwam uit Bayern als ik me niet vergis. We reden in Berlijn, Dortmund, Stuttgart, Neurenberg, Bielefeld. In België in Antwerpen en Gent en in het Zwitserse Zürich. In Nederland kwamen we naar Apeldoorn, Amsterdam, Alkmaar en zelfs in Oudenbosch, waar toen nog een baan was. De Spaanse renners waren er ook vaak wel bij, maar daar was het beste wel af. Al met al werden die wedstrijden ook gehouden ter vermaak van de wielerliefhebbers die eropaf kwamen. Ze wilden de wereldkampioenen graag zien rijden.”
Bert vertelt dat de revanchewedstrijden ook in financieel opzicht goed te doen waren. “Je kreeg een redelijk startgeld, reiskosten, prijzengeld en zakgeld. Dat was allemaal al van tevoren bekend, maar desondanks wilde je zo’n wedstrijd winnen”, zegt hij.
Tot slot wijst Bert nog op de derny-wedstrijden (foto) die destijds in eigen land behoorlijk vaak gehouden werden. “Ik herinner me in de regio de wedstrijden rond de vijver in Hengelo, in Neede, Delden en ook elders in het land. Mooie tijd.”

JANS HAD DIT EN JANS HAD DAT…

We hadden het goed voor elkaar, oud-collega Jan Ankoné en ik. We zaten hoog in de Veste tussen de fans van de FC en zagen een soevereine 3-0. FC Groningen kwam goed weg. 6-0 had ook gekund en had dus gemoeten. Zo kritisch moet je zijn. De ploeg uit het noorden met mijn clubgenoot Mike te Wierik heeft en krijgt het lastig om het zogenaamde eerste rijtje nog te bereiken dit seizoen.

Ja natuurlijk let ik op Mike. Naast zijn ‘functie’ als centrumverdediger bij Groningen is hij ook nog assistent-trainer van WVV’34. Terwijl hij in de Veste alle zeilen bij moest zetten, speelden zijn pupillen uit Hengevelde in Rossum gelijk tegen RSC. Hij speelde best goed tegen de Twentse FC, maar wat heb je eraan als de tegenstanders steeds van alle kanten komen en de wedstrijd in handen hebben.

Jan en ik zaten stoïcijns te kijken, hoewel Jan regelmatig liet blijken enthousiast te zijn over de verrichtingen van de thuisclub. We volgden het spel in alle rust. Ikzelf moet er nog aan wennen, zo tussen het supportersvolk. Goa Stoan a’j veur Twente bint en hup dan moet je in de benen komen. Dat soort dingen doe je niet op de perstribune, waar ik jarenlang gezeten heb.

Daarbij komt dat Jans buren – drie jongens van een jaar of 18 – de wedstrijd schreeuwend bekeken met in beide handen een beker van een halve liter die gevuld was met bier. Was het op dan haalde een van hen weer zes verse bekers. Dat bier bedwelmde vooral de jongeman die pal naast Jan zat. Hoe zo’n jonge keel anderhalf uur een overdosis aan decibellen kon produceren met het woord ‘homo’ als leidmotiv, is weergaloos. Hadden we hem tot de orde moeten roepen? Ja, dat hadden we moeten doen. Maar we deden het niet. Spijt van.

Daar kwam nog bij dat achter me een paar mannen zaten van onze leeftijd die zich tussen de 28.000 aanwezige kenners opwierpen als voetbalprofessoren. Voor de rust: “Jans had Vlap niet op moeten stellen, Misidjan moet niet elke keer zijn man willen passeren, Rots is er nog lang niet, Jan had Brenet beter rechtsbuiten kunnen zetten.”
Na de rust: “Jans had Brama moeten brengen”.
Vanaf de 2-0 voorsprong: “Groningen is niks. Jans moet nou de wisselspelers een kans geven. Waarom zet hij Brama er niet in. Het wordt tijd voor Steijn. Ik wil die Van Leeuwen wel weer eens zien. Waarom weer die Ugalde en Cleonise?”

Zo ging dat door. En daar zit je dan tussen. Dat is wennen, maar van de andere kant heeft het ook zijn charmes. Behalve dan die halbstarken met hun homo-geschreeuw.

41 | EEN KROMGETROKKEN DRAADNAGEL OP EEN RACEFIETS

We beschreven in deze serie regelmatig een aantal concullegae van Bert. In dat rijtje hoort Gerrit Lentelink alias IJzeren Gerrit waarschijnlijk bovenaan te staan. De renner uit Wiene, die zes jaar ouder was dan Bert, had vaak van die dagen dat hij niet te kloppen was. “Geen wonder”, zeiden enkele oud-renners onlangs tegen mij, “want Gerrit nam regelmatig vlak voor de koers een stuk of vijf van die paarse pilletjes.” Wijlen Bennie Doldersum zei letterlijk: “Maar of Geit daar harder van fietste, denk ik niet, want hij kon sowieso heel hard fietsen.”

Bert vertelt dat Gerrit heel veel koersen won. Meestal had hij meer één of zelfs meer ronden voorsprong. Legendarisch is het verhaal van de Ronde van Goor in 1960. Heel veel publiek. Gerrit was solo op weg naar weer een ronde voorsprong toen hij een kindje onder de fiets kreeg dat iets te ver op de weg stond. Het bleek zijn nichtje te zijn, die gewond naar het ziekenhuis werd afgevoerd. Gerrit stopte even, stapte weer op en won de koers. Hij had dat jaar overal succes. “Kortom”, zegt Bert, “hij reed ontzettend goed in die tijd. Ik fietste wel eens met hem naar Limburg om daar een koers te rijden. Soms gingen we een dag van te voren en logeerden we in een pensionnetje voor drie gulden. Op een nacht was daar een feest en lagen we uren wakker. Vervolgens reden we de andere dag die koers.”

Buiten de koers om was Gerrit een aardige man, zegt Bert. “Hij lustte dan graag een biertje. Als wielrenner was hij in zichzelf gekeerd. Hij deed wat hij wilde, overleggen met hem ging niet.”
De Ronde van Goor was voor beide renners een soort van thuiswedstrijd. “We woonden in nabije buurtschappen, hij in Wiene en ik in Herike. Een paar duizend toeschouwers met veel supporters van ons beiden stonden of zaten langs de kant. Hij won een keer met twee ronden voorsprong, maar in 1959 hadden we beiden een ronde voorsprong. Ik ontsnapte in een van de slotronden, Gerrit kwam erbij, ik reed hem weer uit het wiel en won de koers. Hij was zo nijdig en teleurgesteld dat hij met rugnummer en al pardoes naar huis reed.”

Gerrit was een fenomeen. Hij reed een aantal jaren bij de zogenaamde onafhankelijken. Dat waren semiprofs, ze fietsten in een soort klasse tussen de amateurs en de profs en konden in beide categorieën starten. Ook Mattie van den Heuvel uit Hengelo was onafhankelijk. Gerrit reed in die afdeling voor de Italiaanse fabriek Legnano die in Nederland vertegenwoordigd werd door Wevo-Sport. Als zodanig startte Gerrit in 1960 de klassieker Milaan – San Remo en reed die koers ook uit.
Bert herinnert zich een typering uit die periode van de journalist Frits van Griensven na een lange solo van Gerrit in de Ronde van Nederland. Frits omschreef hem als ‘een kromgetrokken draadnagel op een racefiets’.

Gerrit Lentelink is op 2 maart 2010 overleden. Hij is 78 jaar geworden. Hij was een oom van de succesvolle renner Eric Cent uit Goor.

HOMOFIELE PAARDEN?

Die namen. Hoe die paarden heten, die aan de Military van Boekelo meedoen. Harry Belafonte is erbij, Happy Boy, Smokie. Elk jaar is het weer een feestje om op de deelnemerslijst te kijken naar de visitekaartjes van de paarden. Laura Colett zou vandaag de wedstrijd wel eens kunnen gaan winnen. De Engelse staat er met Dacapo (foto) het beste voor. Mooie naam voor een paard. Immers na elke wedstrijd begint het circus weer van voren af aan.

In 2003 was ik als verslaggever van de TCTub ter plekke. De deelnemende paarden hadden ook toen prachtige namen. Daarom dook ik stiekem de stallen in en ging op onderzoek uit. Zat een stukje in voor de maandagkrant, dacht ik. Waarom heet een paard zoals hij | zij | hen heet?

Het was geen straf om in die gigantische, tijdelijke stallen rond te dwalen. De geur van hooi, die soms even verdreven werd door paardenstront, was aangenaam. Ook de beste paarden laten wel eens iets vallen. Of noem je die stront paardenpoep of paardenontlasting, omdat een paard ook geen kop en geen poten heeft, maar een hoofd en benen?

Op iedere box stond de naam. De film- en muziekwereld voerden dat jaar de boventoon. Er zaten opvallende namen tussen. Tom Cruise II, het paard dat Boekelo 2003 zou gaan winnen, was een machtige, zwarte ruin en het was volgens de eigenaresse zelf ook een echte acteur. Ik las de namen Sledgehammer en Lily the Pink, voormalige tophits, nu echte hits. Uit Zweden kwam My Fair Lady, de uiteindelijke nummer 4 van het eindklassement. Crazy Love was er en Pure Genius. Ik moest denken aan AVRO’s Weekendkwis waarin Fred Oster de cavia’s Ria Valk, André van Duin en Willeke Alberti tegen elkaar liet rennen.

Ik zag hoe Amaretto met de bips naar ons toe stond uit te rusten van de zware cross. Prachtig paard. ‘Wat is het,’ vroeg ik de lieftallige Zweedse groom, ‘een he of een she?’ “Hij was ooit hengst”, lachte ze, nu is hij ruin. Maar in zijn gedrag is het een meid. Hij is ijdel, wil er steeds goed uitzien. Ik denk dat hij graag een spiegel in de stal wil hebben. En steeds als er een fotograaf op hem af komt, steekt ie elegant het hoofd omhoog. Hij vindt zelf dat hij er goed uitziet en dat is ook zo’, vertelde me de Zweedse jongedame. Destijds zei je nog ‘hij’ als het een ruin betrof.

Naast Amaretto keek Flash Gay nieuwsgierig naar buiten. Lily the Pink, Flash Gay… Zijn sommige paarden homofiel? Ik vraag het dezelfde groom. ‘Nee, een paard is geen aap’, zei ze een tikkeltje verbolgen en keek me hoofdschuddend na.
Eén naam moet ik nog noemen van de lijst uit 2003. Kyrenejennalla’s Boy, een ruin uit Tsjechië. Handig voor een radioreporter.

40 BOOMSTAM – STAMBOOM

Stel je voor. Je gaat naar de wereldkampioenschappen. Iedereen zegt dat je de grote favoriet bent voor de titel. De regenboogtrui heeft jouw maten. En zelf denk je dat ook. En dan word je het niet. Je baalt extra hevig. Je bent ontiegelijk teleurgesteld.

In 1969 ging Cees Stam uit Koog aan de Zaan als glorieuze winnaar van het nationaal kampioenschap stayeren voor amateurs naar Brno voor de strijd om de wereldtitel. Hij was de grote favoriet, maar….. Bert Boom werd wereldkampioen.
“Cees was goed. Nee, hij was soeverein en zo voelde hij zich ook. Hij gaf mij die jaren het gevoel dat hij de baas was”, zegt Bert daar meer dan vijftig jaar later over. “Hij was sterk en hij was zeven jaar jonger. Maar ik was verstandiger, haha.”
En wat zegt de bijna 77-jarige Cees zelf over die titelstrijd in Brno? “Ik was inderdaad de topfavoriet. Bert lootte de koppositie, ik zat er een paar posities achter. Coach Martin Wierstra mikte op goud voor mij en zilver voor Bert. Ik wachtte tot het eind met aanvallen, maar ik kwam er niet langs. Dat was verrassend, maar ik kon en kan niet anders zeggen dat Bert de terechte winnaar was.”
En ja, hij baalde enorm. “Ik was teleurgesteld voor mezelf. Dat is me wel bijgebleven. Het was voor mij belangrijk om wereldkampioen te worden, want dan zou ik beroepsrenner worden. Dat werd hierdoor een jaar uitgesteld. Het deed pijn. Niemand had dit verwacht. Op het NK was het verschil nog duidelijk. Maar ja, elke wedstrijd is anders, elke baan is anders.”
Cees en Bert stonden een jaar later in Leicester weer samen aan de start. Cees reed achter Joop Stakenburg. Bert had andermaal Bruno Walrave als gangmaker. Dit duo probeerde vooral de gevaarlijke opponenten uit Spanje dwars te zitten om Cees aan de wereldtitel te kunnen helpen. “Het was niet mijn beste wedstrijd”, zegt Cees, “maar ik won en werd wereldkampioen. Ik werd prof en heb daarna niet meer tegen Bert gereden.”
Hoe was Bert als concurrent, luidt de vraag. Cees: “Jaah, wat zal ik zeggen. We zijn intussen een paar jaar ouder. Ik heb hem maar kort als tegenstander gehad. Op de weg hebben we nooit tegen elkaar gereden, alleen op de baan. Bert was een heel goeie allround renner. Op de baan van het Olympisch Stadion was hij duidelijk de mindere, op kleine banen reed hij beter. Ik vond hem een leuke vent en een fijn mens. Ben hem later nog wel tegengekomen op beurzen toen hij voor Shimano werkte en ik bij AGU-Sport. Bij dat soort gelegenheden was hij met zijn Twentse humor meestal wel in voor een geintje.”
Bert beaamt het goede contact dat de beide oud-wereldkampioenen in hun werkzame leven hadden.
Ineens schiet hem nog een anekdote te binnen over de huldiging in Enter na de gewonnen wereldtitel. “Onze buurman heette ook Stam. Een groep Enternaren kwam hem feliciteren met de tweede plaats. Gekkigheid. De goede man had nog nooit op een racefiets gezeten.”
NB Cees Stam won oa vier wereldtitels, reed 48 zesdaagsen en was een tijdlang werelduurrecordhouder. Zijn zoon Danny en kleinzoon Yoeri Havik zijn eveneens bekende wielrenners geworden, zowel op de baan als op de weg.