EERSTE KIEVITSEI

Naarstig wordt momenteel in alle Nederlandse weilanden gezocht naar het eerste kievitsei. Ik las ergens op het wereldwijde net dat een zekere Gerard Grootelaar bijna elk jaar de primeur heeft in de gemeente Tubbergen. Hij was afgelopen week, zo hoorde ik uit zeer betrouwbare bron, alweer fanatiek aan het zoeken. Het wordt er van jaar tot jaar niet gemakkelijker op, want er zijn steeds minder kieviten. Grootelaar vindt liever het eerste ei van deze prachtige weidevogel dan een handvol gouden munten uit de middeleeuwen.
Ik kan het niet nalaten om even te vertellen dat ik als jongetje van 11 jaar in Markvelde (destijds gemeente Diepenheim) het eerste kievitsei vond. Dat wil zeggen: mijn vader vroeg mij of ik het eerste kievitsei wilde vinden.
Dat wilde ik maar al te graag. Hij wees me op de linkerhoek van het middelste weiland achter ons huis. “Daar heb ik heel veel kieviten gezien vandaag”, zei hij.
Ik liep erheen, maar zag geen nest en zeker geen ei.
Vanaf ons huis dirigeerde hij me naar links en nog meer naar links en waarachtig, daar lag in een nest dichtbij een sloot een kievitsei. Wat was ik blij. Ik nam het ei mee naar huis, deed het voorzichtig in een doosje met watten erin en fietste naar kasteel Nijenhuis. In Diepenheim kreeg graaf Schimmelpenninck destijds elk jaar het eerste kievitsei aangeboden.
Ik mocht in de keuken wachten met een glas limonade en een sprits. De graaf kwam na een kwartier en feliciteerde me met de kostbare vondst.
“Hoe oud ben je?”
“Elf jaar, meneer.”
Hij vroeg me waar ik het ei gevonden had en of ik lang gezocht had. Ik vertelde dat mijn vader me wat aanwijzingen gegeven had. Toen pakte de graaf zijn portefeuille en gaf me een papieren rijksdaalder. Hij feliciteerde me nogmaals en drong erop aan de hartelijke groeten aan mijn vader over te brengen.
Mocht Grootelaar uit Geesteren nog wat tips kunnen gebruiken. Hij kan me bellen.

9 | MET DE MOND

Rondjes om de kerk. Met een deftiger woord ook criteriums genoemd. Bert Boom reed ze graag. In Twente en omstreken, maar ook in andere delen van ons land en in Duitsland. Hij reed ze graag en was er goed in. Hij schat het aantal overwinningen in dit soort wedstrijden op 175. Doe dat maar eens na.
In Twente was de Ronde van Almelo op Koninginnedag een begrip. Het was jaarlijks het eerste criterium van de regio. In 1961 schreven meer dan honderd amateurs zich in. Het was de eerste keer dat Bert de ronde won. Hij deed dat met een solo van 24 ronden. Mensen die erbij geweest zijn, raken er anno 2022 nog niet over uitgepraat. Want de concurrentie was hevig. Opponenten als Henk Nieuwkamp, Ben Lohuis en Johan Pluimers waren zo vroeg in het seizoen al gebrand op de overwinning. Maar de 22-jarige Boom won. “Ik reed goed die dag. Almelo was een van de rondes die ik graag wilde winnen. Er was altijd veel publiek en daaronder waren ook talloze Enternaren.
Nieuwkamp werd tweede, Pluimers derde en Korrie Niemeyer vierde.”

Boom kende al deze renners goed en zeker de mannen die ook uit Enter kwamen zoals de gebroeders Johan en Gerrit Pluimers en Gert Zwienenberg.
“En heb je wel eens van Gerrit Grootelaar gehoord?” vraagt hij.
“Nee. Was dat toentertijd ook een regionale vedette?”
“Gerrit kwam uit Almelo”, vertelt Boom. “Hij woonde in de Mendes da Costastraat. Hij presteerde weinig, maar had wel mooie wielerbenen. Vlak voor de start schudde hij met de spieren en vertelde ons nog even over de grote overwinningen die hij in binnen- en buitenland gehaald had. Maar vervolgens stapte Gerrit al na vijf ronden af. Later hoorden we dat hij nooit een wedstrijd gewonnen heeft. Alleen met de mond was hij kampioen. Oh ja, Gerrit is ook nog prof geweest. Dat kon destijds, ook al had je geen contract. Meestal stapte hij na één ronde af. Ik denk niet dat hij veel trainde. Je kwam trouwens wel meer coureurs tegen die met de mond beter dan met de fiets.”

Bert Boom was er in de jaren zestig vaak bij als het peloton zich in de Almelose Nieuwstraat opstelde voor de startstreep.
Een greep: In 1962 won Johan Pluimers, ook uit Enter en in 1963 Gerrit Zwienenberg, eveneens uit Enter. Boom werd dertiende.
In ‘64 won Jan Boode en werd Boom zevende, in 1965 ging Boom in de slotronde onderuit en weer won Johan Pluimers. In ’67 lag Boom een groot deel van de koers voorop, maar Johan Pluimers was weer de beste. Jan van Dam uit Zwolle werd tweede voor Zwier Selles uit Kampen en Freddy Niemeyer uit Hengelo. Boom werd achtste.
In 1968 kreeg Almelo in de 19-jarige Hennie Kuiper een excellente winnaar. Willem Neeskens alias de Beul van Borne werd tweede, Johan Pluimers was de nummer 3 en Boom de nummer 13. In 1969 won Kuiper weer en andermaal was hij de Beul te snel af. Jan Lookamp uit Vroomshoop werd derde. Boom was niet van de partij.
In 1970 meldde zich Denekamper Herman Snoeijink aan de start om als eerstejaars amateur meteen als winnaar over de meet te gaan. Van Dam was tweede, Gezinus Hoven uit Deurze derde en Boom negende.
Later won Bert bij de veteranen de Ronde van Almelo nog een keer. Ergens in de jaren zeventig. “Het was altijd een mooie wedstrijd”, sluit hij af. “Lekker vroeg in het seizoen en met veel publiek, want iedereen had een vrije dag.”
(Hierbij een artikel uit Berts plakboek met de merkwaardige tussenkop “Actieve Loohuis te vroeg geblust”)

RECORDS

Ja ja, Thom Hoffman wordt vandaag 65 en Hans Teeuwen 55. David Neres is 25 op deze derde maart. Ik zie het allemaal voorbij komen op allerlei media, sites of waar dan ook. Maar wat ik aan de serie jarigen van deze dag nog wel even wil toevoegen is de 75ste verjaardag van de Vliegende Tandarts, Gerrit Wolsink uit Hengelo G. Ooit mocht ik hem interviewen, want hij was een paar keer BIJNA wereldkampioen motorcross. Mijn vader zei altijd (in het Twents): Bijna is nog niet half. Maar goed. Gerrit was heel goed en stond bovendien aan de basis van de topsong Oerend Hard.

En wie ook jarig is vandaag, dat is de Rotterdamse oer-Twentenaar Kick van der Vall. Hij wordt 76. Was bijna (echt bijna) zijn hele leven lang in dienst van FC Twente. Gaat bij de club nog altijd gewoon door als commerciële man. Maar mijn leeftijdgenoten en nog oudere (en jongere) voetballiefhebbers weten ook hoe goed hij kon voetballen. Kick was destijds de eerste, behendige, technisch hoogbegaafde speler op positie 6 (verdedigende middenvelder).

Maar waar ik naartoe wil: het is ook de verjaardag van Erik Groeleken (foto). Deze oud-profvoetballer is vandaag 56. Niks bijzonders, maar het is wel leuk om even te melden dat deze goedmoedige Enschedeër een record bezit. Geen Nederlandse profvoetballer kwam voor zoveel clubs uit als Erik. ‘Als je niet verder komt dan je voortuintje, mis je veel van het leven’, luidde zijn credo.

Zijn loopbaan als voetballer voerde hem vanaf de amateurclub Vosta achtereenvolgens langs de profclubs FC Twente, Go Ahead Eagles, FC Groningen, Maccabi Haifa (Israël), NEC, de vier Duitse clubs Preussen Münster, Tus Paderborn, Arminia Bielefeld en SG Wattenscheid 09, FC Linz (Oostenrijk), FC Gueugnon (Frankrijk), FC Reading (Engeland), AS Beauvais (Frankrijk), FC Caracas (Venezuela), weer drie Duitse clubs FC Oberneuland, FC Einheit Wernigerode en Hövelhofer SV en daarna nog voor de amateurclubs De Tubanters, SV Altstätte (Duitsland) en de vv Glanerbrug.

En daarbij is het ook nog steeds de enige Nederlander die ooit als prof in Venezuela voetbalde. Mooi toch. Hoe zou het nu zijn met deze oud-speler die zo oerend hard kon schieten?
Opsporing verzocht!

VLUCHTELINGEN UIT OEKRAÏNE

In Azelo ligt het voormalig jongensinternaat Maria Mediatrix. Misschien kent u het als u wel eens van Borne naar Bornerbroek reed of andersom. Ook vanaf de A1 kun je het gebouw zien liggen. Het COA benutte de kostschool van weleer ism de gemeente Borne als AZC. Talloze asielzoekers vonden hun weg in ons land na tijdelijk in Azelo gewoond te hebben.

Momenteel kan dat niet meer. Borne wilde niet meer doorgaan met het herbergen van vluchtelingen, maar even later toch weer wel, vervolgens toch weer niet of toch….etc. De dienstdoende wethouder (Kotteman) die overigens al jarenlang meeloopt, communiceerde de wens om het gebouw weer open te stellen voor mensen zonder dak niet goed met de achterban en zijn burgemeester (Pierik) die overigens nog maar kort meeloopt, ging daarin mee. Trammelant in de gemeenteraad, want de Azelose omwonenden zijn die asielzoekers zo langzamerhand behoorlijk zat. Waarom weet bijna niemand. Wellicht heeft een asielzoeker uit Verwegistan wel eens wat voor overlast gezorgd. Zou kunnen.

Waarvoor dat fraaie gebouw verder benut zou kunnen worden, weten de notabelen van Borne niet.
Dus zeg ik: heren Kotteman, Pierik en dames/heren raadsleden, zet de voordeur van het Azelose gebouw wijd open voor de mensen die Oekraïne ontvluchten. En mochten de buren en/of boeren bezwaar maken, geef ze een bedrag ter compensatie (€ 500 pp of zo), dan zijn ze vrijwel zeker wel stil.

Het helpen van al die vluchtelingen kunnen wij in Twente niet weigeren en dit gebouw is er immers klaar voor.
Doen!

8 | STAMMIE

Het was deze week 41 jaar geleden dat Hennie Stamsnijder wereldkampioen veldrijden werd. Dat gebeurde in het Spaanse Tolosa. Laten we een partje van die gouden plak reserveren voor zijn plaatsgenoot Bert Boom. Het komt hem toe, als naaste begeleider van Stammie bij al die wedstrijden in binnen- en buitenland. Bert was materiaalman, mentor, begeleider van de wereldkampioen in allerlei opzichten. De wereldtitel in 1981 in Tolosa was het hoogtepunt van Stamsnijders loopbaan. “Ik weet het nog als de dag van gisteren”, zegt Bert. “Het was heel slecht weer en dat was in Hennies voordeel. In de laatste ronde reed hij weg van zijn concurrenten Liboton en Zweifel. Ik schreeuwde naar hem toen hij voor het laatst passeerde: Campeon del Mundo. Dat herinnert hij zich nog steeds”, glimt Bert van trots.

“Ja zeker”, zegt Hennie even later door de telefoon. “Het goud van die plak schittert ook voor Bert. Toen ik prof was, heeft hij mij altijd pico bello geholpen. Hij leidde de troepen rond mij als renner. En soms hadden we een goed gesprek of stelde hij de juiste vragen. Een topsporter is altijd onzeker. Hij zoekt bevestiging over wat hij aan het doen is. Dan heb je soms een uitlaatklep nodig, zeker als het tegenzit.”

Hennie herinnert zich dat hij in onvaste tijden wel eens naar de Van Uitertstraat reed om aan te schuiven bij Bert en zijn vrouw Truus. “Dan namen we wat zaken door. Truus maakte lekkere chocolademelk, luisterde intussen mee en gaf ook haar mening. Daar heb ik veel aan gehad.”

Bert vertelt hoe Hennies vader Tinus in de eind jaren zestig bij hem kwam met de opmerking: ‘Oonze jonge wil wielrennn. Kön ie em helpn?’ Zo is het begonnen met Hennie. Hij kreeg een racefiets en al gauw ontdekten we dat hij talentvol was. We legden de nadruk op het veldrijden, want dat ging hem beter af dan de weg. Ik begeleidde hem. Ja, ook op mentaal gebied, want in het begin was het een vreemde wereld voor hem. Ik prikte door allerlei invloeden van buiten heen. We trokken ons eigen plan”, zegt Bert.

Soms ging het mis. Hij memoreert het WK in München in 1985. Tinus was erbij en zoals gewoonlijk de vaste volgers Marinus Asbroek en Harrie Kamphuis. “Hennie werd al in het begin van de wedstrijd uitgeschakeld door een val. Hij schreeuwde als een mager varken”, zegt Bert. Tinus wilde meteen naar huis, Kamphuis wilde blijven en dat gebeurde toen ook. Ze zagen Klaus-Peter Thaler wereldkampioen worden.”

Hennie trainde een paar keer per week in het veld en de andere dagen op de weg. Bert: “Hij was enorm gemotiveerd, veel aanmoedigingen had hij niet nodig. Voor belangrijke wedstrijden had ik vaak een speciaal paar wielen klaar staan. Daar triggerde ik hem mee. Het stimuleerde hem extra. Ik merkte dat hij een groot vertrouwen had in mij. Het was een mooie periode. Ik heb in zijn carrière een behoorlijke vinger in de pap gehad. Dat geeft me nog altijd een voldaan gevoel.”

7 BB-BOCHT

Zie dat lachje van de mannen. Freek de Jonge heeft plezier. Bert Boom ook. Wat daar gebeurt aan de voet van de ‘l Alpe d’Huez, laat zich raden. Freek is met een groep bekende Nederlanders naar de Alpen afgereisd om al of niet voor een goed doel de beroemde ‘Nederlandse’ berg te gaan beklimmen, maar laat zijn fiets nog even nakijken door mecanicien of (zoals de Vlamingen dat voorname vak betitelen) mekanieker Bert. Hij is de man die nooit om een grapje verlegen zit en de fameuze cabaretier is dat evenmin. Ze hadden pret die twee, dat is te zien.

“Ik herinner me dat voorval nog goed”, zegt Bert zoveel jaar later. “Freek kon goed fietsen. Hij liet mij nog even alles nakijken. Tijdens het sleutelen, afstellen en smeren bleef hij erbij. Hij vond het interessant, dat merkte ik. Zo ontstond er een leuk gesprek. Hij maakte een paar grappen en ik ook. Zo gaat dat in zo’n relaxte situatie. Ik neem aan dat hij een aantal van de komische anekdotes die ik hem verteld heb, ook in zijn shows heeft gebruikt. :)”

Ze kwamen elkaar later nog wel een enkele keer tegen. “Dan spraken we elkaar weer even en vertelde ik hem nog een paar leuke verhaaltjes”, glimlacht hij.
Bert is vaker als mekanieker op de ‘l Alpe d’Huez geweest, meestal als begeleider op materiaal-technisch gebied van groepen mensen die de berg op wilden rijden. Een groep medewerkers van revalidatiecentrum ’t Roessingh uit Enschede, een paar bussen met lezers van de Twentsche Courant Tubantia, een gezelschap relaties van zijn werkgever Shimano of een bus met bekende Nederlanders. Het waren geoefende fietsers en waaghalzen, mensen (vooral mannen) van diverse pluimage.

“Namen? Ron Brandsteder, Fred Oster, Dik Bruynesteyn, Marcel Wouda, Bas van de Goor. Ach zoveel van die mannen.” Hij herinnert zich ook René van de Kerkhof, de oud-voetballer. “Toen die zich in wielerkleding bij de start meldde, schoot iedereen in de lach. Meteen bleek dat het voor hem de eerste keer was, want hij had de racebroek verkeerd om aan. Ik zie hem nog achter een witte bus wegduiken om het probleem op te lossen.”

Bert Boom is niet alleen wielrenner geweest, maar ook een erkend mecanicien. Vaak werd hij gevraagd door ploegen, door individuele renners of in de gehandicaptensport. “Het was mijn vak. Ik ben na de lagere school naar de ambachtsschool gegaan, deed daar metaalbewerking en vervolgens de opleiding MRH, motorrijtuigenhersteller, aan de Tuindorpstraat in Hengelo. “En als je dan wel eens fietsers voort helpt, zegt zich dat rond en word je weer gevraagd. Zo gaat dat. En daardoor ben ik zeker een keer of vijftien als mekanieker mee geweest naar de ‘l Alpe d’Huez. Ik stel voor om de eerste van die 21 bochten naar de top om te dopen in BB-bocht.

HEYA DE KEU

Fragiel en een beetje bibberend van de kou stond hij daar op de middenlijn in de Veste. Vijf meter vanaf de zijlijn. FC Twente had bedacht om Eddy Achterberg gisteren na de wedstrijd nog even te eren met een openbare felicitatie, omdat hij een dag later (vandaag dus) 75 jaar zou worden. Maar het sloeg niet aan. Jammer, want Eddy, alias De Keu, zou een staande ovatie verdiend hebben voor zijn enorme inzet voor de FC. Het gebeurde te onverwacht. Jan Bruins, de speaker, vroeg nog even de volle aandacht van ons, de toeschouwers cq fans, maar we waren al op weg naar de uitgang. De 25.000 toeschouwers van de wedstrijd tegen GA Eagles stonden bijna allemaal al met de rug naar het veld, zochten de uitgang en dachten nog na over de twee punten die de FC liet liggen tegen de debutanten uit Deventer.

Doe het nog een keer over, zou ik tegen de leiding van de FC willen zeggen, en organiseer het dan beter. Promoveer dan de drie-kwart eeuw oude Keu van ambassadeur tot erelid. Het komt deze hartstochtelijke Twente-man enorm toe.

Toen hij in 1967 binnenkwam in Het Diekman kreeg hij van trainer Kees Rijvers eerst te horen dat hij zich op het veld in moest houden. Geen gele kaarten meer, zei de kleine grote baas. Want Eddy was een gemotiveerde voetballer, bij het militante af. Maar hij was daarnaast nog veel meer. Hij was publiekslieveling, was zanger van het ‘clublied’ Eenmaal zullen wij de kampioen zijn. Gisteren klonk het lied nog door de speakers.

De kleurrijke middenvelder speelde zo’n driehonderd wedstrijden voor de FC die geheel en al zijn club zou worden, ook al werkte hij bij Adidas en was hij een tijdje kroegbaas. Hij werd ook assistent-trainer bij de FC en was dat ook bij Roda JC, Schalke04 en Red Bull Salzburg. Toen dat klaar was, kwam hij terug bij de club die nooit weggeweest was uit zijn hart. Hij werkte op de commerciële afdeling en eigenlijk doet hij dat als een soort ambassadeur nog steeds. Hij is elke dag in de Veste.

Nogmaals heren van de FC, regel een nieuwe, roemvolle huldiging en maak hem erelid of zo.

EINDE BILJARTSPORT

Elf dagen geleden overleed Ben Velthuis (foto), voormalig topbiljarter uit Oldenzaal. Hij was meervoudig nationaal kampioen en won een paar Europa Cups. Hij is 77 jaar geworden. Vrijwel zeker was Ben de laatste topspeler ooit uit deze regio. Want de biljartsport – althans de klassieke spelsoorten – verdwijnen. Vroeger leerden de meeste jongens in hun tienertijd biljarten. Nu niemand meer. Jonge twintigers die de wereldtop bestormen, zijn nergens te vinden. Waarschijnlijk komen ze niet meer in de kroeg, en zo ja dan staat er in die kroeg meestal geen biljart meer. Staat er wel een dan is er niemand die hen leert hoe je een bal effect moet geven of hoe leuk het spelletje tien-over-rood wel niet is. We horen geen fluisterende verslaggever meer op Langs de Lijn en Ben de Graaf kreeg bij Studio Sport nooit een opvolger. Het is gebeurd met de sport, hoewel Dick Jaspers in 2021 nog wereldkampioen driebanden werd. Witte raaf.

Een andere biljart-grootmeester uit deze regio, Jan Brunnekreef (1935-2011), noemde in 1997 in De Volkskrant nog een andere oorzaak van de teloorgang van de biljartsport in ons land. Hij gaf het op de tanende populariteit van het katholicisme. Want volgens Jan was het katholicisme de ideale talentenbron voor de biljartsport. Hij zei: “Op zondagmorgen ging de katholiek met een strak in de plooi getrokken gezicht naar de kerk. Een kwartier na het begin van de mis kijkt hij eens op zijn horloge. Schiet lekker op, denkt hij dan. Even rondspieden. Albert is er, Herman zit wat te schuiven op de kerkbank, aha: Karel is er ook! Mooi, juicht hij inwendig, kunnen we straks twee aan twee biljarten”, aldus de voormalige kampioen uit Goor”.

“De ideale bron voor de biljartsport, is het katholicisme”, zei Jan destijds. “De pastoor zegt A. . . en bij men staan de heren al op de stoep van het café naast de kerk. Een protestant gaat niet rechtstreeks van de kerk naar de kroeg. Die loopt naar huis en houdt op de terugweg het bijbeltje zo hoog dat iedereen kan zien dat hij zijn vrome plicht heeft gedaan. Misschien drinkt hij dan thuis wel een halve liter jenever, maar niet in het café.”
Interessante stellingen van de Goorse kroegbaas, humorist, zanger en topbiljarter van weleer.

6 | REKENKNOBBEL

Wil je de wereld verbaasd doen staan met bijvoorbeeld bijzondere sportprestaties, dan is het in ieder geval handig eerst naar school zijn geweest. Bertus Boom, die op 6 mei 1938 in de buurtschap Herike was geboren en daar ook opgroeide, ging in 1944 naar de lagere school in Elsen, op één kilometer lopen van zijn huis.
Deze foto is twee jaar later genomen. Bertus (bovenste rij naast de meester) voetbalde graag, maar al die klasgenootjes konden toentertijd nog niet weten dat deze zoon van de plaatselijke smid een kleine tien jaar later aan een sportcarrière begon. Niet op het voetbalveld, zoals de meeste jongens destijds deden, maar op een racefiets. En ook toen hij als tiener in Neede meteen zijn eerste wedstrijd won, wisten ze nog niet dat Bertus mee zou gaan doen aan de rondes van landen als Tunesië, Marokko en de DDR, dat hij in eigen land meer dan 250 wedstrijden zou gaan winnen en dat hij dat het liefst deed in de rondjes om de kerken in eigen regio. Zo won hij de Ronde van Delden liefst vijf keer. Ze wisten niet dat hun klasgenootje twee keer wereldkampioen zou worden. En wat ze tevens nog niet konden bevroeden, was dat Bertus zich ook nog verdienstelijk zou maken in andere geledingen van de wielersport.
Zaten er nog meer toekomstige topsporters in die klas van 1946? “Nee”, zegt Boom. Niet dat ik weet.”
Hij probeert de namen van de klasgenootjes uit het diepste van zijn geheugen op te duikelen. Met zijn wijsvinger tipt hij enkele klasgenootjes aan. “Hier Gerrie Roosdom. Ze woonde tegenover de school. Haar vader was aannemer. Daar Henkie Leeftink, die had als bijnaam Tip Toone.”
Dan een minuscule ontboezeming: “Dieneke te Zende is een jeugdliefde van mij, geloof ik.” Hij wijst het zesde meisje van de onderste rij aan (vanaf links). Zal wel waar zijn. “Maar Jenny Wissink was ook een heel leuke en knappe meid”, zegt hij erbij. Zij zit eveneens op de onderste rij, de tweede van rechts.
Bert weer: “Johan ten Voorde is een paar jaar geleden overleden. Hij ging zo van de lagere school naar de HBS en sloeg daar een klas over. Maar toen hij een been brak, is hij nooit meer naar school gegaan. Hij werkte op het gemeentehuis van Wierden. Henk Nijenhuis is ook al dood, hij woonde dichtbij, we liepen samen naar school. Hij staat op de foto naast mij. Henk Hartgerink was van de maalderij annex kruidenier in Elsen. De wieken zijn eraf. Het is nu een woning”, voegt hij er aan toe.”
Zijn vinger stopt bij zijn eigen onschuldige koppie: “Ik was een gewone leerling, maar had wel een rekenknobbel. Bij de kassa in de supermarkt weet ik het eindbedrag eerder dan de kassière.”
Die Bertus Boom die daar zo mooi poseert naast die aardige meester Snijders, verhuisde later naar Enter. Toen heette hij geen Bertus meer maar Bert. Hij won honderden wedstrijden, was twee keer de beste van de hele wereld en ach, er gebeurde nog zoveel meer in zijn leven.
Bert Boom, de wereldkampioen met een rekenknobbel. Schitterend.

5 | 1972. BERT & ARIE

Wielrenners wielrennen veel, maar maken buiten de wedstrijden om ook van alles mee. Anekdotes te over. Bert Boom zit er vol mee. Zo was hij in 1972 als mecanicien met een Nederlandse ploeg mee naar de Ronde van Marokko. Toprenners als Fedor den Hertog, Peter van den Donk, Popke Oosterhof en ook streekgenoot Arie Hassink maakten deel uit van de ploeg. Nadat op een dag de renners gefinisht waren en de eerste werkzaamheden na zo’n rit gedaan waren, gingen Hassink en Boom nog een eindje fietsen.
Boom vertelt: ‘Op enig moment passeerden we een plaatselijke dame en Arie tikte haar in het voorbijgaan t o e v a l l i g tegen de billen. Ze schrok en liet haar portemonnee vallen. Wij fietsten door. Maar een paar kilometer verder kwam er een auto aan gescheurd die naast ons met gierende remmen tot stilstand kwam. De vrouw van een paar minuten eerder kwam eruit en ook haar briesende echtgenoot. Na een hele litanie aan scheldwoorden die we niet verstonden, gooide de man een grote baksteen dwars door het voorwiel van Arie.”
Toch maar even met Hassink gebeld. Misschien kan hij nog meer vertellen over dit tafereel. Hij herinnert zich het voorval in de Marokkaanse heuvels. “We maakten een ritje langs sinaasappelboomgaarden en toen liep daar een vrouw.”
“Wat zeg je”, zegt Arie, “heb ik een vrouw tegen de billen getikt? Zegt Boom dat? Haha, dat was hij. Bertus deed dat en vervolgens smeet haar man een grote steen door mijn voorwiel.”
Tja. De schelmen. Boom of Hassink, zeg het maar.
Verder nog herinneringen aan de Ronde van Marokko, Arie?
“Het was een mooie koers. Met Bertus erbij is het altijd gezellig.”
Reden jullie goed? “Fedor werd tweede in het eindklassement. Hij had de koers verkocht aan de Rus Likhatsjew. Maar ik kwam erachter, waardoor Fedor mij nog een bedragje meegaf. Hoeveel? Dat weet ik niet meer.”
Arie, die zelf als veertiende eindigde, vertelt dat hij de etappe naar Rabat won. “Daar lag de finish op een sintelbaan. Bertus had me uitgelegd hoe je de laatste bocht in moest gaan om op die manier te kunnen winnen. Ik had drie Fransen voor me, dook ertussendoor en won. De Fransen waren kwaad en begonnen mij met sinaasappels te bekogelen. Bertus stond aan de kant te lachen.”
Maar waarom waren ze kwaad? Arie: “De dag ervoor hadden we de Fransman Jacques Esclassan die in de leiderstrui reed, p e r  o n g e l u k van de weg gereden. De ploegleider riep zijn knechten terug, maar we fietsten zo hard naar de finish dat ze met zes minuten achterstand binnenkwamen. Hun ploegleider sloeg met een fietspomp de motorkap van zijn auto in elkaar, want Fedor werd daardoor de nieuwe leider van het klassement. Ja, zo ging dat soms in zo’n koers.”
Arie ziet de foto en noemt in een mum van tijd de meeste namen van de ploeg.
Van rechts naar links: Arnold Voogt, Fedor den Hertog, masseur Jan Kuiper, Peter van den Donk, Louis Westrus, nn, Arie Hassink, Piet van Stralen, Popke Oosterhof, nn. (Niet op de foto ploegleider Jeu Jeuris, mekanieker Bert Boom).
PS. We houden ons aanbevolen voor de ontbrekende namen.