KLEINE VOETBALLANDEN

Zeg me dat het niet zo is, zeg me dat het niet waar is… Tien minuten na de finale sprong de grote Nederlander op uit zijn stoel en zong luid en duidelijk de versregels van Frank Boeijen. Hij had zich een aubergine kleurig shirt van de Portugese nationale ploeg gekocht en was in het restaurantje temidden van de echte Portugezen gaan zitten. ‘Omdat ik van dit kleine land ben gaan houden’, vertelde hij desgevraagd. ‘Omdat ik de mensen zo aardig vind en gastvrij. En, ‘zo sprak hij met stemverheffing, ‘ik vind ze buitengewoon positief.’
Hij sprak de waarheid, maar gelden deze eigenschappen ook niet voor de autochtonen van Spanje, Turkije, IJsland of Griekenland? De besnorde landgenoot was echter gevallen op de Portugezen en wilde dat weten ook. En daarom was hij na afloop zo teleurgesteld. Na zijn Frank Boeijen imitatie deed de man nog één uitspraak die geciteerd moet worden: ‘Ik kan nu van die Grieken al geen enkele naam meer noemen.’ De titel was terechtgekomen bij een stelletje naamlozen, bij een zootje voetballers van de tweede garnituur.

In de bewuste eettent waren we de afgelopen weken wel vaker. We hadden een goed contact met een van de obers. Niet al te groot, mooie zwarte haardos met slagen erin, rustig, vriendelijk. Pure voetballiefhebber die de opstellingen van de grote Portugese clubteams, maar ook van de Europese topclubs uit zijn hoofd kent. Zijn favoriete Nederlandse spelers? Van Basten, Rijkaard, Robben en Makaay.

Elke keer als Portugal moest spelen, had hij een probleem, want hij kon als fervent voetbalfan geen twee dingen tegelijk. Hij moest werken en hij moest de wedstrijd zien. Soms bracht hij ons tussendoor met trillende handen het bestelde eten. Zo nerveus was hij dan. Maar meestal werd hij ontzien door zijn collega’s. Die liepen dan een stapje harder voor hem, zodat hij in een hoekje van het etablissement de wedstrijd kon zien. Inderdaad, Portugezen zijn aardig. Ook voor elkaar.

De ober – hij heet João – praatte graag met ons. Zo hadden we een discussie van een uur over de opstellingen voor de wedstrijd Portugal-Nederland. Hij was bang dat Advocaat Kluivert èn Makaay zou opstellen. Dat zou teveel worden voor zijn ploeg, dacht hij. Wat me vooral bijbleef, was zijn meer dan vurige hoop op de Europese titel. Dat Portugal ooit eens kampioen zou mogen zijn. Porto als winnaar van de Champions League, dat was al mooi, maar Porto was niet zijn club. Hij is van Sporting Lissabon. ‘Voor een klein land als Portugal zou het ook eens moeten kunnen, dat het Europees kampioen wordt’, zei hij. Dat de prijzen niet op voorhand naar Duitsland, Italië, Frankrijk of Engeland gaan en zeker niet naar Spanje, dat  altijd lacht om de domme Portugezen. Net zoals Nederlanders om Belgen lachen en Duitsers om Oostenrijkers. Gelukkig voor João wonnen zijn jongens een dag of tien geleden van Spanje. Daar kan hij nog even op teren.

NB Gisteravond was hij vrij. Kon hij met zijn eigen mensen de finale kijken. Maar helaas voor hem werd Griekenland kampioen. Dat is een nog kleiner voetballand. Misschien kan dat een (schrale) troost zijn voor João.

 

DE ACHTHOEKIGE BAR VAN ORANJE

Vrijdagmorgen. Pine Cliffs heet de luxe plek waar het Sheraton Hotel staat. We rijden er even naar toe. Het Nederlands elftal woonde er een maandje, maar moest donderdag in allerijl de koffers pakken.

Even wat rondneuzen daar. Eens kijken of alle kamers nog voorzien zijn van deuren. En of de lakens weer ontknoopt zijn. Op de parkeerplaats staan tientallen (heel grote) auto’s met Portugese vlaggen eraan in alle maten en soorten. Het optimisme kent ook hier inmiddels geen grenzen meer.

We gaan het hotel binnen. Tsjonge, wat een weelderigheid. We lopen door brede gangen. De spiegelwanden maken er zalen van. Aan de achterkant is het uitzicht schitterend. Er zijn weinig mooiere plekken op de wereld. Dennenbomen, de blauwe hemel en de zee vormen het decor van een vrij groot zwembad. Een vrouw smeert haar bovenlichaam in. Hopelijk doet ze daarna wel haar bovenstukje weer aan, maar dat terzijde. Hier en op het strand, dat een metertje of veertig lager ligt, slijten de rijken der aarde hun vrije tijd. Zo te zien zijn het mensen die 365 dagen per jaar vakantie hebben, hoewel de meeste nog lang niet de pensioengerechtigde leeftijd bereikt hebben.

Op naar de achthoekige bar. Luis Vasgues, de barkeeper, voorspelt lachend een 3-0 overwinning voor zijn land. Losgeslagen!

‘Zijn de Nederlanders al weg?’ vraag ik hem.
‘Ja,’ zegt hij, ‘gisteren hebben we ze uitgezwaaid. Alleen Davids schijnt hier nog te zijn. Misschien vertrekt hij vandaag. Advocaat? Die is ook nog ergens in de buurt. Ik hoorde dat hij nog niet terug is gegaan naar Nederland’, lacht Luis mysterieus.

Hij laat kleurenfoto’s zien waar hij op staat met Van Nistelrooij en Frank de Boer. ‘Sympathieke jongens’, zegt hij met ogen vol bewondering. ‘Jammer dat hij vier maanden uitgeschakeld is’, wijst hij op De Boer.

Luis vertelt dat de spelers en trainers van Oranje elke avond na het eten een tijdje bij hem in de bar kwamen voor wat vertier en ontspanning tijdens de hectiek van het EK. ‘Ze dronken vooral koffie. En vruchtensappen voor de vitamines. Zo heb ik ze allemaal gesproken behalve Advocaat. Die heb ik hier niet gezien’, zegt Luis.

We gaan nog even op zoek naar het kamertje van Advocaat. Jammer, we mogen niet naar binnen. Ik had graag nog even willen kijken. Misschien lag er nog en kladje met een proeve erop van de mogelijke opstelling voor de finale. Doel: vdSar, achter: Reiziger, Stam, De Boer en vBronckhorst, midden: Bosvelt, Cocu, Davids en Bouma, voor: Heitinga en Zenden. Zoiets. Misschien vinden we er de restanten van een meubel dat eens ‘stoel’ genoemd werd, of de scherven van wat eens een glazen kan was. Welk drankje zou hij tijdens zijn nachtelijke contemplaties gedronken hebben?

Helaas. Ik kan het u niet melden.

Terug naar Luis Vasgues. We moeten nog afrekenen. Twee drankjes: 19.50 euro. Ik durf het niet om te rekenen in guldens.

NB. Luis vertelt me nog dat ik op dezelfde stoel zit als Patrick Kluivert een paar dagen eerder. Ik antwoord: ‘Er is nog een overeenkomst tussen Patrick en mij. We hebben beide geen seconde meegedaan aan dit EK.’

 

 

DERDERANGS

Zondagavond. Olhos d’Agua. De bewoners van Villa Tubantia dineren op steenworp afstand van Villa BvD. Tegenover mij de mozaïeken muur van het restaurantje, links over de tafel heen zie ik de oceaan, boven mij de lichtblauwe lucht, achter mij het strand, onder mij de terrasstoel en rechts staat een vrouw van ongeveer zestig jaar boven op een stoel. Ze is ganz im weiss. Witte blouse, witte broek, witte schoenen. Schuin voor haar staat haar man. Hij is nog bruiner en is eveneens in het wit. De twee toeristen zwaaien met beide armen, want verderop is niemand minder dan Lee Towers zijn fossiele repertoire met het nog nooit zo massaal opgekomen publiek aan het oefenen. Ze moeten allemaal meezingen. You never walk alone. ‘Zwaaien met die armen’. Dus doen ook die twee naast mij dat met volle overgave. De man draait zich even om naar zijn vrouw. Hij straalt. Wat kan het leven anno 2004 toch hemels zijn.

De uitzending begint. Onze tafel stroomt leeg. Het hoofdgerecht wordt met permissie uitgesteld. Want we hebben plaatsen gereserveerd. Jan Mulder van dichtbij zien, Frits en Henk, Lee en het onvermijdelijke Groningse leeghoofd Bartina Koeman, dat gaat voor alles.  Ik hoef er niet naar toe. Eén villagast blijft ook achter. Wij hebben alweer genoeg van de uitzendingen van BvD. Afgezaagd, verdord.

De twee witte toeristen staan nog altijd op hun stoel. Hun toetjes verpieteren. Nog een villagast meldt zich terug bij de tafel. Hij baalt. De rijzige Oldenzaalse meubelboer laat met zijn bronzen stem weten dat hij de uitzending niet goed kan zien en dat het dan van hem ook niet meer hoeft. Voor ons is dat prettig. Want hij kan goed vertellen. Heel goed zelfs en hij heeft overal een mening over. Hij wijst op de witte toeristen naast ons. ‘Derderangs mensen’, zegt hij geïrriteerd. ‘Zo’n vrouw die op de stoel gaat staan, die heeft toch geen fatsoen. Ik zie dat altijd meteen, ja. Absoluut derderangs. Als ze onder het eten op de stoel wil staan, laat ze dat dan thuis doen.’ Villa BvD vindt hij ook niks. De irritatie leeft door in zijn conclusies. ‘Die Mulder kat alles af en Barend en Van Dorp praten het vervolgens weer een beetje recht. Mulder is een joker, meer niet. En wat heeft hij eigenlijk gepresteerd? Als voetballer vond ik het al geen topper en hij heeft zijn zoon aan een baantje geholpen bij de NOS.’ Zo!

Met de laatste twee uitspraken ben ik het niet eens. ‘Dat is jouw mening’, zegt hij. ‘Ik vind het zo. En ik blijf ook vinden dat ik dit programma niet mooi vind. Op televisie lijkt het meer dan het is.’

Einde uitzending. Nog even de spotlights op het strand. Hier krijgt Frits elke keer een sms-je. De witte vrouw haast zich de trap af, ook het strand op. Haar man met fototoestel erachteraan. Het gaat haar om Jan Mulder. Dat lukt. Jan slaat joviaal zijn arm om haar schouder. Ze lacht voldaan. Weer een gelukkig mens erbij.

NB Lee Towers geeft als toegift nog een zogenaamd miniconcert. Ook dat nog. ‘We houden van Oranje. I can see clearley now’. Enzovoort. Maar een half uur later hoor ik alleen nog het oudste geluid ter wereld. Het ruisen van de oceaan en het klotsen van het water op de rotsen. Oeverloos prachtig!

 

NIET IN HET SPELERSHOTEL

Het hotel van Oranje in Albufeira heet Pine Cliffs. Prachtige locatie onder de pijnbomen aan een rustige weg niet ver van de zee. We waren gisteren met een aantal Twentenaren getuige van het vertrek van de spelersbus richting Aveiro. Het Nederlands elftal gaat altijd een dag voor de wedstrijd weg. Toen de bus de bocht om was, konden wij ook wel even binnen kijken, zo vonden we. Maar de wachter bij de ingang vond van niet. Jan van Halst, met fraaie zonnemuts op de kale kop, probeerde hem met zijn beste engels wat om te praten, maar het mocht niet. Tot aan de geel-zwarte streep mochten we komen, verder niet. Strenge wachtpost. ‘Probeer het met je perskaart’, raadde een der intelligentste reisgenoten mij aan. ‘Hoef je niet te proberen’, wist een ander meteen.

Interessant zijn dan de volgende tips van een ietwat melig gezelschap op reis. Laat ik een kleine selectie noemen van de creatieve breinbrouwsels. Een Haaksbergenaar – directeur van een groot makelaarskantoor – stelt me voor me voor te doen als haptonoom van Dick Advocaat. Dat ik dan alvast mijn kamer kan betrekken, mijn spreekkamer ook, om meteen bij terugkeer van Oranje het moeizame gelijkspel tegen Tsjechië te kunnen weg masseren, geestelijk en lichamelijk. Masseert een haptonoom eigenlijk wel? Hij raakt aan, hij voelt. Dat moet de receptie van Pine Cliffs niet gek in de oren klinken, want een haptonoom kan Advocaat goed gebruiken. En wat dacht je van de spelers. Edgar Davids bijvoorbeeld. Je raakt hem aan en hij vliegt een meter omhoog. Of hij blijft rustig liggen en voelt zich ineens happy, krijgt ineens weer in de gaten wat de kwintessens is van het voetballeven.

Er passeerde een bus van een loodgietersbedrijf. ‘Dat is het idee. Ga achterin zo’n bus liggen, ga naar binnen en verstop je in een bezemkast. Wat een verhaal kun je dan schrijven’, zegt een andere reisgenoot – meubelboer te Almelo.

Jan van Halst wilde een ex-collega van Ajax bellen om te horen welke regenpijp het meest gunstig is om stiekem te gebruiken voor een klim naar een der hotelkamers. Ook een briljant idee. Nog nooit eerder gehoord.

Enrico Grobben, de vice-voorzitter van Heracles, was ook present en bood aan Henk Kesler, de directeur van de KNVB, te bellen. ‘Die krijgt jou wel naar binnen.’

‘Die wilde jullie tien jaar geleden nog wegsaneren’, antwoordde ik.

‘Maar nu is het onze vriend’,  reageerde Grobben. ‘Wij hebben niet zomaar permissie gekregen om kunstgras in ons stadion te leggen. Dat hebben we mede aan hem te danken.’

Ik hoefde geen tips meer. De temperatuur was op dat moment al 33 graden. Te warm voor goede ideeën.

NB Wat doet het er ook eigenlijk toe. Wat is er mooi aan een hotel. Die kamers van de spelers zijn waarschijnlijk allemaal kleine puinhoopjes. De enige reden om er even te mogen vertoeven had een lekkere koude douche kunnen zijn. Of had Oranje daar al eerder voor gezorgd?

 

 

 

 

ORANJEFANS

Braga. Een terrasje op 250 meter van het nieuwe unieke stadion, twee uur voor Nederland-Letland. Het is een terrasje-voor-één-avond.  Het nabije keetje wordt normaliter voor andere dingen gebruikt. Twee bier-/cola-/broodjesverkopers erin en twee vrouwelijke assistentes, waarvan de meest pronte voortdurend lacht. Alle oranjefans vallen als een blok voor haar. Uiteraard voorspelt ze tijdens het opnemen van de bestelling (9 bier en 2 cola) een dikke overwinning voor Olanda. Vijftig meter verder wordt een zelfde verkooptentje door de politie abrupt gesloten, omdat ze daar niet het bier van de hoofdsponsor verkopen. Nog meer klandizie voor onze vrolijke serveerster die inmiddels al voorzien is van een oranje pet.

In het gras naast ons vlecht een Letse tiener een bloemenkrans van de namaakpaardebloemen die daar groeien. Tegen het gaas langs de weg naar het stadion staat een oud Portugees vrouwtje. Zwarte jurk, witte band door het haar, witte muiltjes aan de voeten.  Ze volgt de bewegingen van de fans met een gezicht dat continu op verbazing staat. Zou ze dit ooit gezien hebben en ooit nog weer zien? Kan een mens van 77 dit allemaal verwerken? Drie mannen die verkleed zijn als oliesjeik. Niet in het wit maar in oranje, tot de schoenen aan toe. Een man die met een strakke oranje jas en een bos wortelen op de kop naar de wedstrijd gaat? Een man die als Indiaan verkleed is en die net doet of hij Van Basten zelf is. Want hij laat zich met iedereen fotograferen. Een man (het zijn tot nu steeds mannen die de aandacht trekken) die als pater naar de wedstrijd gaat, maar dan wel met een oranje pij.
Een groep van zo’n vijftig fans loopt zingend richting de ingang van het stadion. Ze zijn allemaal oranje op een klein donker mannetje na. Die is in Ajax-tenue. Geen gezicht, slaat natuurlijk nergens op. Matroos tussen de zandhazen. Een Oranjefan doet zijn oranje schoenen uit, gooit ze in de berm en loopt op blote voeten verder. Hij zwaait met een vlag waarop Willem-Alexander en Maxima staan afgebeeld. Een andere landgenoot ligt languit in het gras. Uitgeteld, dronken, te vroeg gepiekt.

Vijf kwartier voor de wedstrijd zitten we hoog in het stadion, ter hoogte van de middenlijn.
Ik heb zeker een kwartier nodig om dit architectonische wonder te bewonderen.

Om mij heen oranje, oranje, oranje. Kleur van de warmte, van spontaniteit, energie. Van ‘kijk eens hoe flink ik ben, hoe sterk wij zijn als groep’.

Aan de overkant haalt een legertje suppoosten een spandoek weg: Tekst: Dickie rot op, wat er ook gebeurd. (Ja, ja, gebeurd moet met een t.)

Het meisje (prachtig lichtoranje hemdje, oranje nagels) dat voor me zit, reikt een stapel oranje sjaals uit. Tekst: ‘Oranje laat van zich horen, Rafael gaat scoren’. Of we die allemaal om willen doen en of we een stapel willen doorgeven. ‘Rafael staat niet eens in de basis’, zeg ik gemeen. ‘Hij komt erin’, zegt ze lachend. De kuiltjes in haar wang worden zichtbaar. Ze is nerveus, rookt de ene Marlboro na de andere. Sms-t voortdurend, zingt mee met de meute Holland, Holland of  Alles of niets, olé, olé’. Haar vriend die naast haar zit, is de komende twee uur niet aanwezig.

Het Wilhelmus. Ze zingt mee uit volle borst.  Serieus. Intens. Ellen, die naast mij staat, vouwt de handen alsof ze Onze-Lieve-Heer tijdens het volkslied wil smeken om zijn zegen. ‘Laat het asjeblieft 3-0 worden Heer en doe de Duitsers struikelen.’ Emotie. Wat een hartstocht. Ik weet het zeker, op het moment suprème zit de passie van vrouwen veel en veel dieper dan bij mannen. Of wist u dat al?

NB. Na de wedstrijd is het anders. Dan vindt een vrouw het verder best, maar kunnen de mannen nog uren verder bomen over de opstelling, over de tactiek, over de kansen in de volgende ronde. Vrouwen juichen of balen, maar kunnen daarna wel rustig slapen.

VOETBAL- EN ANDERE KINDEREN

Het is bloedheet aan het strand van Olhos d’Agua. Een sproetig, typisch Nederlandse meisje passeert ons terras. Olijke ronde toet, beetje mollig, jaar of zestien, geinige pet op het hoofd tegen de brandende zon.  ‘Dat is’, zegt metgezel Jan van Halst, ‘de dochter van Ronald Koeman. Ze mag hier de programmamakers van Villa BvD een beetje assisteren.’
Moet zo’n jong meisje dan niet naar school? We zien dat de Koemannen (Ronald en echtgenote Bartina) ook de andere twee kinderen meegenomen hebben. Een lange puberjongen en de jongste, een blond schoolkind dat ook bekend is van de ster-spot van de ABNAMRO. Moeten die jongens niet gewoon naar school? Het is juni, in Nederland hebben de kinderen nog geen vakantie. Ze spijbelen dus. Of hebben voetbalkinderen een streepje voor?

Volgende dag. Nico Hoogma en echtgenote Monique melden zich met hun drie kinderen in Villa Tubantia. Er is nog een baby’tje bij.  Prachtig meisje met mooie, rustige ogen. Verder hebben ze hun zoontjes bij zich. Een van acht en een van zes. Leuke jongens, ze duiken meteen het zwembad in. Maar moeten die jongens niet gewoon naar school? ‘Eigenlijk wel’, zegt Van Halst, ‘maar voetballers moeten hun kinderen in juni wel van school halen, want dat is hun vakantiemaand. Ze kunnen niet anders. In juli moeten ze weer trainen.’

Zelfde dag, vooravond. We zijn in Vale de Lobos om met de bewoners van Villa Tubantia de opnames van het voetbal-praatprogramma van SBS6 mee te maken. René Froger is er ook. Ook hij schijnt een mening over voetbal te hebben. Even verder zie ik zijn vrouw Natasja met de kinderen de trap afdalen richting hun bungalowtentje in dit buitengewoon fraaie golfresort. Ze heeft een van haar kinderen (jaar of vier, vijf?) op de arm. Hij hangt over haar schouder, heeft zijn duim in de mond en is doodop. Natasja zal hem ongetwijfeld naar zijn bedje brengen. Maar, moeten die kinderen eigenlijk niet naar school? Froger is geen voetballer, maar artiest. Of heb je dan ook privileges?

We discussiëren over deze kwestie. De conclusie is dat het steeds meer gebeurt. Iemand vertelt over een kennis die zijn kind een paar weken van school haalde, omdat hij per se in het voorseizoen op vakantie wilde. De boete voor dit ‘vergrijp’ (250 euro) betaalde hij grif, want hij was desondanks nog goedkoper uit dan in het hoogseizoen. Hoe legt hij dat uit aan zijn kind? En aan de onderwijzer? En aan de minder bedeelden in deze maatschappij? Hoe moet dat met de proefwerkweek? Of het schoolkamp, het examen? Dat zal die ouders wel niet boeien.
Misschien moeten we wel naar een onderwijssysteem waarin ouders zelf mogen bepalen wanneer hun kinderen de twaalf weken vakantie opnemen. Dat zou wat zijn. Vooral voor voetballers en artiesten.

NB In de verte zie ik ook oud-international Willem Kieft heel aanminnig een klein donker meisje liefkozen. Zal misschien zijn geadopteerde dochter zijn, bedenk ik me. Ook van school gehaald ter gelegenheid van het EK? Maar even later vertelt iemand me dat het Kiefts nieuwste vriendin is.

 

KEEPERPROBLEEM BIJ B3

Zaterdagmorgen half 9. Ik ben chauffeur van dienst bij Achilles’12 B3. Mijn zoon speelt in dat illustere elftal en dan ben je zo nu en dan aan de beurt, bijna altijd ‘s middags, maar nu eens vroeg in de overigens prachtige morgen.

We zijn keurig op tijd. Om vijf over half negen begint Henk, de leider van het elftal, te bellen. Hij telt op dat moment negen spelers. De eerste vertelt dat hij moet werken. ‘Maar ik belde je gisteren nog. Toen heb je niets gezegd over werken,’ zegt Henk. ‘Dat kan zo niet Jim. In het vervolg bel je me bijtijds als je niet mee kunt doen. Zo hoort dat.’

De volgende, ene Tim, ligt nog in bed. ‘Ik zag hem gisteravond nog bij de McDonalds’, weet een van de jongens. ‘Hij komt niet’, meldt Henk

Dan Simon, de keeper die sinds kort voetballer is. Die dacht dat hij kwart voor negen aanwezig moest zijn. Hij woont in een buitenwijk, maar springt meteen op de fiets en komt een kwartier later inderdaad aangesjeesd. Dat is broodnodig, want hij moet weer in doel, omdat de eigenlijke keeper, Aron, plotseling gestopt is. Die was de voortdurende kritiek van zijn medespelers over zijn schuld aan tegendoelpunten – door hen ook wel dikke blunders genoemd – zat. Daarom gaf hij er lopende het seizoen de brui aan. Vervelend. Hoort niet te kunnen, maar het gebeurt in dit soort gelederen.

Pim nog, waar is Pim? Geen gehoor.  Dat was het dan. Met tien man  wordt de reis naar Enter Vooruit B2 aanvaard.

Daar wacht het zeer talentvolle B3-elftal van Achilles een verrassing. De wedstrijd wordt gespeeld op het hoofdveld, op het werkelijk prachtige hoofdveld van de club in de plaats met de bijnaam klompendorp. Het is een mooie volle sterke grasmat, perfect gemaaid, zeer waterpas ook. Wat een schone voetbalmorgen. De zon schijnt over Enter, de lucht is blauw, straaljagers trekken rechte witte lijnen langs het hemelgewelf. De jongens voetballen verdienstelijk. Ze moedigen elkaar aan, maar vloeken hoef je ze ook niet te leren en mopperen kunnen ze ook. ‘Hou je bek eens Rutger,’ roept een verdediger. Een mond is tegenwoordig meestentijds een bek.

Het wordt 2-1, had ook 1-2 kunnen zijn. Simon keept zeer goed op zijn witte voetbalschoenen. Fraaie reflexen, een paar showduiken, waar nodig op tijd eruit. Hij demonstreert zijn aanleg voor het vak van doelman volop. Henk eert hem met luide stem.  Maar deze Simon is dus voortaan geen keeper meer. Hij wil voetballen. Hij is kennelijk liever een middelmatige, onopvallende middenvelder, dan de held die zijn ploeg van een nederlaag afhoudt of die op een cruciaal moment een penalty stopt. Het besluit van Simon is niet uitzonderlijk. Puberende keepers willen ineens voetballen, dat is een oud probleem.  Ze zitten in een identiteitscrisis. Wat zit er achter dit besluit.  ‘Wie goed kan keepen is een bevoorrechte voetballer’, zeg ik tegen Simon. ‘Vaak is hij de held van het elftal’.

‘Nee, een mafkees’, antwoordt hij met een serieus gezicht, ‘een sukkel. Je krijgt altijd de schuld. Ik doe het niet meer.’ Hij lijkt overtuigd.

NB. Heeft Achilles’12 de beschikking over een sportpsycholoog? Stuur hem dan eens langs bij Simon. Misschien is hij nog over te halen. Zo ja, dan staat hij over vijf jaar in het eerste.