Meestal was Jos in de drie jaar dat hij amateurwielrenner was, de te kloppen man. In klassiekers, etappekoersen of in de tientallen criteriums die hij tussen de bedrijven door reed, wilde niemand graag met hem in de buurt voor de overwinning strijden. Hij kon sprinten, hij kon alleen aankomen. In de regio waar hij geboren is, Twente, waren de meeste amateurs niet tegen hem opgewassen. Maar hoe zat dat dan met Herman Snoeijink? Dat is een logische vraag, want de man uit Denekamp was een gulzige coureur. Winnen, winnen, winnen, was zijn parool. De finishlijn, dat was zijn ultieme teaser in elke wedstrijd. Die witte streep naast de jurywagen was keer op keer zijn heilige doel. Volgens Herman mocht niemand anders daar de armen in de lucht steken. Hij deed het uiteindelijk meer dan 350 keer. Jos werd in 1977 amateur. De bijna zeven jaar oudere Snoeijink was toen al een gearriveerde renner die zijn wielerloopbaan combineerde met een baan als onderwijzer op een lagere school in zijn woonplaats Denekamp.
Jos glimlacht, als hem de vraag gesteld wordt hoe hij omging met de rivaliteit tussen hem en deze concollega. “Ik kwam hem als amateur niet vaak tegen in de wedstrijden. Ik reed veel criteriums in het zuiden. De organisatoren in die regio’s wisten me te vinden. Ik kreeg daar als junior al startgeld. Herman reed vaak in het noorden. Daar heeft hij zo ongeveer elke koers wel gewonnen.”
Niettemin streden beide topcoureurs ook wel eens tegen elkaar. Zo was het in Jos’ allereerste wedstrijd bij de amateurs meteen raak. Hij vertelt: “In Twente was op Koninginnedag de Ronde van Almelo de eerste wedstrijd van het seizoen. In 1977 was ik net een paar dagen amateur en schreef ik daar in. Het was toevallig ook de laatste koers van streekgenoot Jan Huisjes, die per 1 mei prof werd bij Jet Star Jeans, een ploeg waarvoor onder andere ook Jan Krekels en Herman Ponsteen fietsten. Jan Huisjes woonde aan de Rozenstraat die aan het parcours lag. Het was dus mijn eerste koers op dat niveau. Ik was er donders op gebrand om te winnen. We namen met een paar man een ronde voorsprong. Snoeijink, Huisjes en ikzelf zaten erbij. Bij de junioren reed ik dan net zo lang hard door tot iedereen gelost was. Dat was het systeem. In het laatste rondje naar de finish op de Bornerbroeksestraat kwam ik als derde door de laatste bochten had nog volop mogelijkheden om mijn rivalen te passeren. Huisjes trok vol de sprint aan, Snoeijink kwam dichterbij en gedeeltelijk naast Jan. Zo kwam ik mooi gelanceerd en wilde ze allebei voorbij steken. Dat zag Herman natuurlijk ook en stuurde mij de hekken in. Ik moest mijn benen stilhouden en remmen. Jan Huisjes won en ik besefte dat hij en Snoeijink overleg met elkaar gepleegd hadden.”
Jos had subiet een lesje geleerd over de rituelen bij de topamateurs. “Ik was ineens op de hoogte, maar nogmaals Herman en ik reden maar sporadisch tegen elkaar. Ik herinner ook nog een wedstrijd in Glanerbrug. Daar reden we allebei en ook Dries van Wijhe. Dat was een toprenner die twaalf jaar ouder was dan ik. We zaten met ons drieën voorop. Het was duidelijk dat het tussen ons zou gaan. Ik demarreerde, Dries pakte me terug. Herman demarreerde, Dries pakte hem terug. Dries, ook wel Dolle Dries genoemd, was oud-winnaar in Glanerbrug. Hij had veel fans daar. Vier ronden voor het einde moest het peloton afsprinten voor de vierde plek. Eerlijk gezegd hadden we al afgesproken om te blijven demarreren, totdat we Dries op de knieën kregen. Degene die dan voorop lag, zou winnen. Dries bepaalde op die manier eigenlijk zonder dat hij het wist, wie er zou winnen in Glanerbrug. En zo gebeurde het dat hij Snoeijink bij de zoveelste ontsnapping liet rijden. Met z’n tweeën reden we er achteraan en onderwijl was het publiek Dries aan het opjutten. Maar een ronde later was ik Dries ineens kwijt. Was hij aan de achterkant van het parcours afgestapt en bij fans in de tuin gaan zitten om even een biertje te drinken. Hij was toch al derde, wist hij. Even later reed hij rustig over de streep. Herman werd de winnaar.”
We bladeren door de uitslagen van de eind jaren zeventig.
Nogmaals Glanerbrug 1977: 1. Lammertink, 5. Snoeijink;
Wierden ’77: 1. Lammertink, 4. Snoeijink. Jos: “Hier in Wierden flikte Herman mij een keer, waardoor we met elkaar in gesprek gingen.” Daar komen we later in deze serie op terug.
Almelo ’78: 1. Lammertink, 2. Snoeijink;
Enschede 15 juni ’78: 2. Snoeijink, 5. Lammertink; Oisterwijk ’79: 1. Lammertink, 2. Snoeijink.
Bij koersen in Duitsland kwamen Jos en Herman elkaar ook regelmatig tegen. Over de Ronde van Overijssel hebben we al eerder in deze serie geschreven. Jos reed de klassieker één keer, in 78. Hij werd vijfde. Herman won. In de uitslagenlijst van het NK in 1979 komen we Jos tegen op de vierde plek en Herman op de 22ste. De titel bleef dat jaar in de familie: Jos’ neef Hennie Stamsnijder werd kampioen.
Al met al heeft Jos veel respect voor de carrière van Herman. “Toen ik nog in Oldenzaal woonde, hadden we meer contact dan later. Het was een enorm gedreven renner die enorm serieus met zijn vak bezig was. Na zijn vijftigste heeft hij de Ronde van Overijssel nog een keer gereden. Hij volgde na zijn carrière de trainingscursus van de bond en was ook daarmee fanatiek bezig. Hij heeft met zijn adviezen veel renners zowel op de weg als in de cross naar een hoger plan getild. Ik heb daar altijd veel bewondering voor gehad.”
Boven een foto van de eerste drie van de ronde van Almelo op 1 mei 1978.
Beeld uit de Ronde van Almelo Koninginnedag 1977. Vlnr Hennie Stamsnijder, Herman Snoeijink, Jos Lammertink, Jan Huisjes.
Actie in de Ronde van Oldenzaal met in het midden Herman Snoeijink en Jos Lammertink (1977).
‘Dolle’ Dries van Wijhe, een graag geziene gast in Glanerbrug, eind jaren zeventig.