VOETBALLEN OM TE VOETBALLEN

Twee keer de wedstrijd tussen Ajax en PSV in korte tijd. Dat was teveel van het slechte. C-acteurs, schoppers, omhoog gevallen spelers, te veel voetballers die de bal vanaf 11 meter niet op het 7 meter brede doel kunnen schieten. Twee miljoen mensen hebben de bekerfinale gezien. En wat voor herinnering houden ze eraan over? Gelukkig hielden de supporters van beide partijen zich in en dat mag eigenlijk een wonder heten, als je zag hoe sommige spelers zich misdroegen. Want vaak begint de ellende daar.
Van sommigen weten we dat het schoppers zijn, maar zo erg? Van anderen weten we dat ze graag toneel spelen. Tadic grijpt na een hard duel het liefst naar een lichaamsdeel dat niet geraakt werd. Klaassen, Timber en Bergwijn zijn er als eersten bij als er opstootjes zijn, zelfs Luuk de Jong was meer tegen de scheidsrechter aan het grommen dan aan het voetballen. Is het dan raar, dat een paar opgefokte fans zich misdragen? Wat een wonder overigens dat dit laatste gisteren bij de finale bijna niet gebeurde. Slechts een kleine twintig arrestaties…

De coaches Johnny Heitinga en Ruud van Nistelrooy keken stoïcijns toe. Beiden snakten ze enorm naar drie punten, respectievelijk de beker. Om een schopper of c-acteur te manen zich te gedragen, kwam niet in hen op.
Ik moest aan Kees Rijvers denken, de oud-trainer van oa FC Twente, die deze maand 97 jaar wordt. Hij haalde in de zomer van 1967 Eddy Achterberg van DOS naar de FC. In de eerste de beste oefenwedstrijd liet de man met de bijnaam De Keu zich meteen gelden. Hij ging er vol in, raakte man en bal tegelijk en nog een keer en nog een keer. Dat hij kon voetballen liet hij af en toe ook zien. “Pittig spelertje”, zeiden de nieuwsgierige kijkers langs de kant. Maar Rijvers was er niet van gediend. Tijdens de rust stapte hij geïrriteerd op Achterberg af met de mededeling dat de FC hem had gehaald om te voetballen en niet om te schoppen. Hij wilde dat militante gedrag van De Keu niet meer zien. En zo geschiedde…
Ander voorval met Rijvers als hoofdpersoon. In 2015 was hij in Enschede en werd hem de vraag gesteld of hij nog regelmatig naar wedstrijden keek. Hij was toen 89 jaar. “Nee”, zei hij, “nauwelijks. Als ik ga kijken, dan is het een pupillenwedstrijd. Dat is veel leuker, daar wordt gevoetbald om te voetballen.”
Voetballen om te voetballen. Dat mag ook hard zijn. Maar niet met de focus op het onderuit schoppen van elkaar of om elkaar alleen maar te intimideren, niet om tegenstanders aan hun shirt achterover te trekken, niet om huilend op de grond te vallen om niets, niet om de scheidsrechter voortdurend aan te vliegen ivm diens fluitwerk en ga zo maar door.

Als dat zou kunnen? Voetballen om te voetballen. Misschien gaat zelfs de oude Kees dan nog weer eens naar het stadion…

6 | JOS & HENNIE

Hoeveel oud-renners kennen Jos en andersom. Dat zijn er veel, in Nederland en andere landen. Jos was een winnaar, van de aspiranten tot en met de beroepsrenners. Dan ben je bekend, dan heb je aanhangers en word je niet vergeten. Het bleek de afgelopen week toen Jos een zware steen van zijn maag gooide door eindelijk bekend te maken dat hij in zijn eerste jaren als renner meerdere keren seksueel misbruikt is door zijn begeleider MZ te B, zoals hij hem zelf altijd betitelt. De reacties op de tragische ontboezeming waren talrijk en zonder uitzondering buitengewoon meevoelend en sympathiek. Familieleden en vrienden, oud-renners, wielerliefhebbers, organisatoren, ploegleiders en vele anderen leefden met hem mee en staken hem een hart onder de riem. “Bijzonder hartverwarmend”, zeggen Jos en zijn vrouw Annette. “Telefoontjes, appjes, emotionele bezoeken. Mensen die vroeger ook met misbruik te maken hebben gehad en er nu mee naar buiten durven te komen. We hebben een hectische week gehad en hebben daar achteraf geen spijt van.”

Dit gezegd hebbende, stappen we over op hoofdstuk 6 van de serie over het leven van oud-wielrenner Jos. Deze keer vertelt hij over zijn beroemde, negen jaar oudere streekgenoot Hennie Kuiper. De beide mannen kennen elkaar goed. Ze spreken elkaar af en toe nog. Vroeger koersten ze regelmatig tegen elkaar. Nuchtere Tukkers, die elkaar begrepen.

Van 1980 tot ’88 waren beide matadors regelmatig op weg naar dezelfde finish. “In principe was hij een concurrent van mij. Ik had veel gelezen over Hennie en had extra aandacht voor hem. Ik vond het mooi om tegen hem te koersen. Hij was de dertig al gepasseerd, maar was nog enorm actief. Hij zette zich iets in zijn hoofd en maakte het nog waar ook. Dat was vaak heel bijzonder”, zegt Jos. “Toen ik bij de nieuwelingen en junioren fietste hoorde ik om mij heen vaak het advies dat ik een voorbeeld moest nemen aan Hennies karakter en doorzettingsvermogen. Een jaar of zes later fietste ik met hem in dezelfde wedstrijd. Ik reed met ‘cowboys’ als Wim de Ruiter, een coureur die grappen uithaalde in het peloton. Hennie zei dan tegen mij: ‘Let op Jos. Hij doet zo gek om in het gevlij te komen van Raas en Priem. Hij zei dat in het Twentse dialect om niet op te vallen’. Zo wierp hij zich soms een beetje op als mijn adviseur.”

Jos verwijst naar een van de biografieën van Hennie waarin te lezen is hoe de relatie was tussen hem en zijn ouders. Jos kan zich daar goed in vinden. Beide Tukkers lijken op elkaar. Niet alleen begonnen ze beiden hun wielerloopbaan met oude fietsen en wilde koersen en waren ze misdienaar in de parochiekerk, ook de thuissituatie was vergelijkbaar. “Onze ouders hielden van ons, maar uitten dat niet in tedere liefkozingen”, zegt Jos. “Hennie vertelt dat zijn ouders veel hielden van hun kinderen, maar dat ze dat niet toonden. Hij kan zich niet herinneren ooit bij zijn ouders op schoot te hebben gezeten. Ruimte voor gevoelens was er niet in huize Kuiper. Zo was het bij ons thuis ook. En daarmee wil ik mijn ouders niet tekort doen. Zo was dat toentertijd.”

Anekdotes met beide oud-coureurs als hoofdpersonen zijn er ook. Hennie was in 1998 de coach van 560 wielerliefhebbers die onder auspiciën van de Twentsche Courant Tubantia de Alpe d’Huez opfietsten. Daarmee kreeg hij een fraaie vermelding in het ‘Guinness Book of Records’. Hennie kreeg vanaf toen de vraag van meer kranten en andere instanties om dat ook met hen te doen.

In 2000 vroeg Hennie aan Jos en Wim Albersen (ook een oud-renner) of zij met hun partners mee wilden naar de Alpe d’Huez. “Dat jaar hadden Wim en ik ook een aantal weken een groep fanaten onder de hoede die we in de cols rond Oldenzaal hebben voorbereid op de Alp. Die keer coachte Hennie 260 schaatsliefhebbers in samenwerking met de KNSB op weg naar de alpentop. Onze vrouwen konden samen met Marianne, Hennies vrouw, administratieve ondersteuning bieden. We zijn met eigen vervoer naar Frankrijk gereden en waren in vakantiestemming. We sliepen in Les Deux Alpes, een ideale après-ski plaats, als je de berichten mocht geloven. Maar alleen in de winter zo bleek bij aankomst. Het was er uitgestorven.”

Daar in Les Deux Alpes waren de beide echtparen qua huisvesting goed bedeeld. Elk stel beschikte over een riant tweekamerappartement voor vier personen. En Lammertink zou Lammertink niet zijn als er niet direct een plan op kwam borrelen. “Als wij nu eens bij elkaar in één appartement trokken, dan hadden we nog een locatie voor vier personen in de aanbieding. Dus belden we met het thuisfront en nodigden broer Laurens en zus Leontien met partners uit. Laurens was volop in training en zwager Bart was inmiddels ook met het wielerbacil besmet. Het was niet moeilijk om ze over te halen, de spullen werden gepakt en ze kwamen plankgas onze richting”, glimlacht Jos.

Gelukkig hadden Jos en zijn mensen nog een vrije dag voordat de Alpe d’Huez op het programma stond. Ze benutten de tijd om de klimspieren alvast lichtjes op te warmen. Althans, dat hadden hij en Wim de anderen wijsgemaakt. Jos: “Tussen muren van sneeuw bedwongen we de Col du Lautaret en de Col du Galibier. Dat verliep probleemloos, op kleine vloekjes van Abdoe na. Dat was de bijnaam van Laurens vanwege zijn giga-sprintvermogen, nagenoeg gelijk aan de legendarische Djamolidin Abdoezjaparov. De dag van de waarheid, de race tegen de klok op de Alpe d’Huez, was een bloedhete dag. We zijn gedrieën van schaduwplek naar schaduwplek naar boven gereden, en dat zijn er niet zo veel. In het dorp net voor de finish hebben we nog een terrasje gepakt, dat ietsje uitliep. Toch waren we uiteindelijk maar 1 uur en 45 minuten langzamer dan de recordtijd van Marco Pantani, die nog steeds staat op 37 minuten en 35 seconden.”

“Omdat we niet helemaal uitgeblust waren konden we ons ’s avonds op het slotfeest van de beste kant laten zien en ‘het licht uitdoen’. Annette zei tegen Marianne: ‘Ik ga straks even met Hennie dansen’. Marianne wist te melden dat Hennie niet kon dansen èn ook nooit zou gaan dansen. Een kwartier later was dat toch een feit. Grenzen werden verlegd op die legendarische plek”, aldus Jos.
De beide toprenners van weleer hebben nog altijd contact. “Af en toe, toen het nog kon, gingen we uit eten. Soms belt Hennie spontaan om even een bakje koffie te doen. Ik zie hem hier nog op de knieën voor de tafel zitten om voor alle bezoekers een toastje te smeren. Nergens te groot voor. En waarom ook? “
Foto boven: vlnr Wim Albersen, Abdoe, Jos en zijn zwager Bart op de top van de Galibier.


1987. Een grote groep renners in Parijs-Roubaix met rechts Jos en links Hennie.


En het certificaat dat iedere bedwinger van de Alpe d’Huez kreeg.

2000. Gezelligheid in Les Deux Alpes. Vlnr Wim Albersen, Jos’ echtgenote Annette, Annie Albersen, Hennie, Jos en Laurens.

5 | TRAUMA

De vijfde aflevering van deze serie. Het wordt hoog tijd om een afschuwelijke episode te beschrijven uit het leven van Jos. Dan is het gedaan, dan hebben we dat gehad. Want Jos zat er zijn hele (wieler)leven mee in de maag. Dagelijks. Als een zwerfsteen zo groot. Hij vertelt dat hem, na ons eerste telefonisch contact om een afspraak te maken, een weeïg gevoel bekroop en dat hij besefte waar dat toe zou gaan leiden.

Jos: “Toen jij een weekje later vertrok met stapels fotoalbums en plakboeken, wist ik het zeker. In die tassen en dozen was namelijk mijn wielercarrière opgetekend, een periode waarin MZ (Jos kan de volledige naam van zijn voormalige begeleider niet meer over zijn lippen krijgen -GE) veelvuldig in beeld is, de begeleider met een groot hart voor de wielersport. De man die zeer bekend was in de wielerwereld. De man die werd getypeerd als de ideale coach waarbij successen gegarandeerd leken. De knipsels, overzichten en talrijke foto’s uit de beginjaren van mijn carrière genereren vanzelf ook een grote lofzang over hem”, aldus Jos. ‘’De man leek op het eerste gezicht een voorbeeldfiguur, maar achter die façade ging een duister geheim schuil. Hij was de man die mij seksueel misbruikte gedurende vele jaren. Een groot trauma dat inmiddels een halve eeuw oud is. Het was al die jaren een heel zwaar blok aan het been. Het was een hel om te zwijgen over wat er zich afgespeeld heeft, want ik schaamde me zo verschrikkelijk diep.”

We zouden de komende tijd zijn leven, zijn carrière, zijn kijk op de wielersport van toen en nu doorspitten. We zouden oude verhalen ophalen en anekdotes. Jos: “Om MZ daarbij ook nog op te hemelen, dat zou ik niet kunnen. Dan maar op de proppen met het verhaal. Ik realiseer me dat dit is het moment is om mijn walging en weerzin van wat er destijds is gebeurd, te moeten vertellen. Ik kan me niet herinneren wanneer ik de plakboeken heb aangeraakt. Deze eeuw sowieso nog niet. Nogmaals uit pure walging en afkeer.”

Jos vroeg zich in de jaren zeventig constant af. ‘Waarom ik?’ En ‘Zou hij dat ook met anderen hebben gedaan? Waren er wellicht andere slachtoffers te traceren en kunnen we hem met een groep medestanders dan confronteren met zijn wandaden. Kunnen we die man ontmaskeren.’

“Op dat gebied had ik de antennes altijd ver uit staan”, vertelt hij, “maar ik heb nooit iets vreemds kunnen ontdekken. Ik zag dat Jantje Bakker uit Eenrum, een Amstel coureur, ook ‘begeleid’ werd door een vrijgezel, een man uit Usquert. Zou hij misschien ook…..? Kon ik hem misschien polsen of om advies vragen? Maar dan was mijn vraag ook direct een bekentenis van mij en dat zou dan een rel veroorzaken. En als zich de mogelijkheid voordeed om dat aan hem te vragen, zou ik dichtklappen.”

Waarom liet Jos het toe? Waarom sloeg hij hem niet direct op zijn bek, bij wijze van spreken?

“Nou heel eenvoudig, ik was nog een kind. Bijna net zo klein als die dikke zelf. Hij plande het continu heel sneaky. Hij koos de geschikte gelegenheden uit. Ik geef een voorbeeld. Voor de Acht van Chaam was het noodzakelijk dat er overnacht werd in een hotel. Een hotel? Ik, een jochie van ‘t Hexel, in een hotel? Mooi man, dacht ik. Maar achteraf gezien was dat een afschuwelijke belevenis. Hij betaalde ook later altijd het hotel, maar deed ook de kamerindeling. Er werd achteraf niet over gesproken. Ik durfde het niet en MZ deed alsof er niets gebeurd was.”

“Zo was het ook altijd de gewoonte om bij criteriums zo dicht mogelijk bij het parcours te parkeren. Dan hoefde hij niet zo ver te lopen, dat was niet zijn favoriete bezigheid. Soms kwamen de bewoners, waar we de auto voor de deur hadden staan, ook geïnteresseerd kijken hoe wij de fietsen in elkaar zetten, de banden oppompten enz. Dan was het makkelijk voor de coach, even een babbeltje en de kleedruimte -lees slaapkamer- nota bene in een wildvreemd huis was geregeld voor zijn ‘zoon’. Natuurlijk moest hij daar ook de Midalgan op de benen smeren, als ‘verzorger’, of spanjeur zoals hij zichzelf betitelde in zijn plakboeken.”

“Later werden er fotoboek- en plakboekcontroles ingevoerd. Of biefstuk-eet-sessies. Op de fiets naar het station in Wierden, met de trein naar Borne, waar ik dan bij hem achterop de fiets naar zijn huis ging. Hij woonde samen met twee broers, ook allebei vrijgezel. De jongste broer Toone had een blauwe maandag gefietst en hij bracht zijn dagen door met knooi’n met oale fietsn. Hij had net zoveel tanden als MZ. Ook twee. Zijn oudste broer werkte net als Toone ook niet, maar die zag er nog wel schier uit. Hij was bezeten van voetbal en fungeerde als secretaris van de voetbalclub NEO. Als ik bij hem kwam, kon het zijn dat ik ze nog even trof, maar meestal waren, of gingen ze de hort op. En zo kan ik een hele opsomming van locaties en gelegenheden noemen waar hij toesloeg.”

Vaak vroeg de jonge wielrenner Jos zich af bij wie hij terecht kon met zijn probleem. Wie kon hij vertrouwen? Bij wie voelde hij zich voldoende veilig om ermee op de proppen te komen? Zijn ouders wellicht?

“Nee. Thuis waren we daar niet mee opgevoed. Over gevoelens of over problemen zoals het trauma waar ik mee worstelde, werd niet gepraat. Niet zeuren, luisteren moet je, je eigen boontjes doppen en je doet gewoon wat van je gevraagd wordt.”

Ook al won hij zijn wedstrijden, echt blij werd hij daar niet van. Jos hoorde de wielercommentatoren als Ad van de Meulenreek, Rien Hermse en Chris Delbressine ontelbare malen op het podium omroepen: “Jos, je hebt gewonnen, je mag gerust lachen hoor. Kan er geen lachje af? Hé jongen, kijk eens wat blijer, je hebt gewonnen! Maar die kenden logischerwijs de reden niet. Als ik naar de foto’s kijk, dan zie ik een bang joch, een cry for help. Ken je deze liedjes? Als ik dit soort regels hoor, denk ik altijd meteen terug aan deze rottijd.
Ik ben mezelf niet of al die jaren nooit geweest…
Maar onder die lach zat een droevig gezicht….

Niemand kende de pijn van z’n stille verdriet….”

Jos racete van erepodium naar erepodium, maar ondertussen beheersten de schanddaden van zijn coach zijn leven volledig. Hij kon ook nergens anders aan denken. “Om de gedachten eruit te blazen, heb ik in 1975 van het prijzen- en premiegeld stereo apparatuur aangeschaft. Met muziek, op mijn slaapkamer, probeerde ik op andere gedachten te komen. Verdoven of nog beter, hard, harder, keihard. Eerst met een dikke Pioneer versterker en twee gigantische luidsprekers. Keihard CCR, Dire Straits, Stones, Pink Floyd. Geen succes. Meer speakers, grotere versterker. Mooie gadgets kopen dan maar, weer een tijdelijke afleiding. Het verdiende geld opmaken aan auto’s en accessoires daarin of aan.”

Jos zocht uitdagingen op tot onbenullige aan toe. Hij zette zich af tegen MZ als hij zei hij dat zwemmen niet goed voor wielrenners is. “Dan gingen wij een dag zwemmen in Diffelen en dan won ik evengoed daags nadien een koers. Dat zei ik hem dan niet, maar ik had er wel een goed gevoel erover. Later kon ik dat wel, bewust op stap, gigantisch aan de zuip tot half 5 in de nacht. De volgende dag vroeg ik hem dan, nadat ik met overmacht een criterium gewonnen had, hoe laat dacht je dat ik op bed lag? Half 10? Nee, half 5. Ik herinner me dat ik op die manier de Ronde van Ouderkerk aan de Amstel won op 12 juni 1977. 1. Jos Lammertink, 2. R. Smit, 3. Co Moritz. Maar ja, ik had dan het gevoel dat ik hem wat aandeed, maar in feite had ik me zelf te pakken.”

MZ had zelf geen rijbewijs maar wel een auto (waarin de plek rechts voorin voor hem was gereserveerd). De toen 18-jarige wielrenner Nico Hilberink uit Den Ham reed in de auto van MZ en reed de auto dan via Hoge Hexel en MZ in Borne naar de koers, waar dan ook. MZ regelde de verzekering, de wegenbelasting en wij betaalden de brandstof.
Jos noemt de typeringen die hij in de media ik in de loop der jaren over zichzelf langs zag komen.
Nors, stug, bedeesd.
Een man van weinig woorden.
Neo-prof Jos Lammertink, het verlegenste jongetje.

‘’Allemaal het gevolg van”, zegt hij. “Op het sterfbed van MZ had ik me voorgenomen te zeggen: “Ik wil dat je beseft dat je mijn leven tot een hel gemaakt hebt”. Maar ik heb de kans niet gepakt, heb het toch niet durven zeggen. Met zijn overlijden in januari 1999 dacht ik eindelijk bevrijd te zijn van deze nachtmerrie. Maar helaas.”

Al jaren maakt Jos momenten mee waarin mensen hem aan MZ herinneren. “Ex-coureurs die ik na vele jaren terug zag en vroegen: ‘Hoe heette die dikke man ook alweer? Goeie keerl hè?’ zeiden ze dan.
Via de KNWU moesten we naar een sportarts in Brabant voor een test. Die zei: ‘Kleed je maar uit’.
Ik vroeg: ‘Alles?’
‘Ja alles’.
Dan schrok ik. Het zal toch niet weer….”
Meer voorbeelden die hem te binnen schieten. Na de Mooscross in St. Isidorushoeve hoorde hij zijn vader Henk met Sjakie Schipper, een andere wielervader, vol respect over MZ praten. Over de kleine, dikke man waarover in de wandelgangen respectvol gefluisterd werd, die talentvolle wielrenners naar een hoger plan bracht. Hij was de coach met verstand van zaken, de man die gekoppeld werd aan renners die grote successen behaalden.
Het hoge woord is eruit. Op naar aflevering 6.
Foto boven

1973. Huldiging Overijssels kampioenschap voor nieuwelingen in Luttenberg. Vlnr Boom sr, Jos’ jongste broer Laurens, Jos, MZ, kampioen Rik Tijhuis, Fons Schootman.

1974. Overwinning als nieuweling in Breda. MZ fotografeert de huldiging. Jos kan er niet van genieten.

 

1974. Jos wint de Ronde van Ulvenhout, rechts Martin van de Broek
Nog een knipsel over oud-Tour-winnaar en lotgenoot Bradley Wiggins.

Een toepasselijk knipsel.

1964. Wim Neeskens (links) wordt als winnaar van de Ronde van Steenderen gehuldigd door de rondemiss. Rechts zijn adviseur en plaatsgenoot MZ. Een kleine rondvraag in de wielerwereld levert naast wijlen Wim Neeskens de namen op van renners die in hun jonge jaren eveneens door MZ zijn begeleid en gecoacht: Nico Hilberink, Rik Tijhuis, Herman Ponsteen, Henry Dorgelo, Rob Froeling, Hans Blaauwgeers, Harrie Wolters, Hans Thijs, Jan Willem Fokke, waarmee niet gezegd is dat deze oud-renners ook door MZ misbruikt zijn.

4 | DE GEUR VAN HET PLAKLINT

Hoe begon het allemaal? Op welke manier komt een loopbaan als professioneel wielrenner op gang? Net als veel coureurs begon het wielerverhaal van Jos Lammertink met wilde koersen, waarbij hij op een fiets reed die in de verte op een racefiets leek. Vader Henk en zijn broer Gerard stonden aan de basis. Gerard is dan weer de vader van Jonny Lammertink (die eveneens wielrenner zou worden). Gerard is ook de tweelingbroer van Sientje Stamsnijder (inderdaad de moeder van Hennie). Gerard en Henk keken altijd goed rond op de vuilnisbelt in de naburige buurtschap Rectum of er nog een oude herenfiets gedumpt was. Als ze er eentje vonden, maakten ze die korter. Zoals de eerste foto hieronder laat zien stond de voorvork te veel onderuit, in de chopperstand. Daarom was de fiets te lang en alleen geschikt om rechtuit te rijden. Dus zochten de mannen weer naar ander modellen of combinaties.

Jos: “Mijn vader kocht bij fietsenmaker Schasfoort in Wierden een verchroomd stalen racestuur voor ƒ 13,95, dat erop werd gezet. Op die manier hadden we voor weinig een zogenaamde racefiets.” Hij en zijn broer Herman en hun neef Jonny konden zodoende met hun aan elkaar gelaste frame met brede banden meedoen aan wedstrijden. Kortom, een wielercarrière was geboren. En al snel bleek het een carrière te worden met veel perspectief.

Jos zat op de lagere school in Hoge Hexel toen hij bijna dagelijks met een paar jongens met de provisorische racefiets in de buurt van zijn ouderhuis al kleine, onderlinge wedstrijdjes reed. Ze hadden achter hun huis een parcours van anderhalve kilometer, waarop ze zelfs al tijdritten reden. Neef Jonny was er ook bij. Vlot en vaardig reden de jongens hun rondjes. Zo werden ze steeds meer één met hun imitatie-racefietsen.

Ja, dan kun je ook wel aan een wilde koers meedoen. Dus gingen ze in 1968 naar Nijverdal. Daar had je zo’n wedstrijdje. Jos won. Wie anders?

Van het een kwam het ander. Rijssen had een vijfdaagse met een algemeen klassement erbij. Dat begon erop te lijken. Jos en zijn maten troffen daar Gerrit Vixseboxse. Die was een jaartje ouder en zat op een echte racefiets. Jos won twee keer en Gerrit won twee keer. De vijfde dag viel de beslissing. Gerrit won. Han Vaanhold uit Haaksbergen was er ook al bij. Die had een fiets met echte tubes.

Vader Henk zag dat zijn jongens geknipt waren voor de wielersport. Het begon menens te worden. In 1971 tikte hij een tweedehands racefietsje op de kop bij Hubert Oude Wesselink in Bornerbroek. Herman (bij de 10- en 11-jarigen) en Jos (12/13) konden wedstrijden fietsen. Op dezelfde fiets dus. Ze wonnen beiden hun eerste wedstrijd.

Jos vertelt dat hun vader een overkapping had gemaakt tussen schuur en huis. “Daar stalden we onze racefiets met de echte tubes. We waren zo trots. De geur van het plaklint, pfff wat lekker was dat. Elke morgen als ik opstond, liep ik eerst even naar de fiets.”

Er was daar in Hoge Hexel een onvervalste wielrenner geboren…

1971. Bovenaan de foto waarop Jos lachend poseert met de fiets van het plaklint. Plaklint werd gebruikt om de tubes (banden) op de velg te plakken. Het was dubbelzijdig, superoed plakkend tape. Leren zadel, met wielen nog zonder klapnaaf. En voor het eerst zonder terugtraprem!


1967. Vader Henk demonstreert de fiets met het bijzondere stuur. Links Jos, rechts Herman en onder zien we nog een deel van Jonny’s hoofd. Het was een volledig, kostenneutrale herenfiets die getransformeerd was naar racefiets. De stuurbocht leek al op een echt racestuur, maar bleek in de praktijk toch niet helemaal te voldoen.

1968. De fietsen waar Jos en zijn maten de eerste wilde koersen mee reden, allemaal met zo’n zelfde glimmend racestuur. V.l.n.r. Jos, Jonny, Anne Edelenbos, Hennie Stamsnijder, Ben te Wierike en Herman, de broer van Jos.

1971. Jos is al een echte wielrenner. Hij rijdt de Holterbergtijdrit. (Beugels onder de bovenbuis voor de fietspomp!)

3 | NIET VOOR MIETJES

Jos reed een aantal keren van Parijs naar Roubaix, ook zo’n klassieker die iedere profrenner graag op zijn erelijst heeft staan. Hij genoot ervan, maar kwam er ook achter dat je op die keien goed moet kunnen sturen. Je rijdt immers in een regio waarvan de infrastructuur middeleeuws aandoet. Iedere kei is een scherprechter. Wie niet behendig is met zijn fiets, heeft een rotdag. “Als je niet oppast”, zegt Jos, “vlieg je alle kanten op. Je hebt de lange aanloop naar het Bos van Wallers en daarna komt de ene strook na de andere. De beste plek is midden op de weg. Daar is de weg wel slecht, maar daar zitten de minste gaten. Het is moeilijk om kort aan het wiel te rijden waardoor vaak de sterksten overblijven. Ik fietste mee in de voorste gelederen maar altijd in een dienende rol. Toch was het wel een koers naar mijn hart. Parijs-Roubaix is een wedstrijd voor bikkels, niet voor mietjes.”

Qua zwaarte is Parijs-Roubaix te vergelijken met de Ronde van Vlaanderen. In 1983 was Jos voor het eerst van de partij. Ik moest ervoor zorgen dat Gregor Braun als eerste op de kasseien arriveerde. “Opdracht geslaagd”, weet Jos. “Ik heb hem zelfs later nog eens mijn wiel kunnen geven. Resultaat nul. Niemand haalde de finish.” Hennie Kuiper won.

In 1984 reed Jos in dienst van Peter Post bij Panasonic en was hij knecht van de kopmannen Planckaert en Vanderaerden. “Met de ploeg hadden we dat jaar de voorjaarsklassiekers beheerst. Maar aan de finish hadden we alleen Eric Vanderaerden; op een kwartier achterstand. Blijf je wel of niet gespaard van pech. Daar draait het om in Parijs-Roubaix. Ik had een paar keer een lekke band en dan ben je gezien, want de wagen met reservewielen is meestal niet in de buurt. Dan moest je maar ergens een lift regelen om bij de wielerbaan te komen. Nee, dat was geen probleem. Er waren zoveel wielerliefhebbers in de buurt. Je vond wel iemand die jou en je fiets erheen wil brengen. Zo’n toeschouwer is er blij mee om op die manier een renner te kunnen helpen.”

Tegenwoordig zijn de taken van de renners nog meer gestructureerd. “Je hebt Van der Poel, Van Aert, Pocajar, Pidcock en nog enkele toprenners. Alles draait om hen. Verder zal niemand een vrije rol hebben. Iedereen heeft een taak. Voor het eten zorgen, kleding van de kopman naar de ploegleidersauto terugbrengen, zorgen dat de kopgroep niet te ver wegrijdt, enzovoort. Zelf initiatief nemen is er niet meer bij. In mijn tijd kon dat nog wel.”

Zes keer stond de naam Lammertink op de deelnemerslijst. In 1983 en ’84 stapte hij af, in 1986 werd hij namens Panasonic 27ste, in ’87 reed Jos voor Transvemij en werd hij 35ste. In ’88 bij TVM finishte hij als 23ste en in 1989 kwam hij niet aan in Roubaix. Na 160 kilometer moest hij een wiel afstaan aan ploeggenoot Johan Capiot die desondanks niet meer aan kon sluiten bij de voorste groepen.
Kortom: zes keer was Jos van de partij, maar hij kwam op het Vélodrome André Pétrieux in Roubaix geen enkele keer in de buurt van de ereplaatsen. Desondanks kijkt hij met plezier terug op de Noord-Franse kasseienklassieker.
Foto’s uit het archief van Jos. Boven: 1983 Bernard Hinault probeert het wiel van Jos te houden.
1986, Jos voorop met links Hennie Kuiper, daarachter Eric Vanderaerden en links naast hem Sean Kelly van KAS.
1986. Jos met in zijn kielzog een renner van PDM.
1986, Jos rijdt in het wiel van Gilbert Duclos-Lasalle. Achter hem een renner van Renault en daarachter Guido Bontempi.

WIE WORDT HET?

Peter Bosz wordt het niet. Hem als hoofdcoach in de Veste, dat zou natuurlijk enorm prettig geweest zijn. Bosz is een baas. Hij legt de lat hoog voor de spelers. Doet er een zijn best niet, houdt een ander zich niet aan de afspraken, dan zwaait er wat. Hij voetbalt zoals bekend graag op de helft (en in het bijzonder in de zestien) van de tegenstander. Stel je voor, zo’n topman bij FC Twente op het trainingsveld in Hengelo en in de volle Veste. Daar knapt een club van op. Ik kan het weten, want ik heb Bosz meegemaakt bij Heracles. Twee keer zelfs. Beide keren had hij succes. Laat Bosz maar schuiven.

Maar het gaat niet door en dat verwondert me niet. Bosz richt zijn blik op een club met meer potentie en wellicht ook op een club met een dikkere portemonnee, waardoor zijn salariseisen makkelijker ingewilligd worden (hij is clubs gewend uit de Europese subtop) en waardoor hij topspelers kan binnenhalen. Hij wil graag naar Ajax en dat is een club met geld, een club die niet lang nadenkt en met gemak een dozijn spelers inkoopt, in de hoop dat er een paar goeie tussen zitten.

Maar wat moet de FC nu? Collega Leon weet al zeker dat het Oosting (foto) wordt. Past goed in Twente. Lijkt me geen gekke optie, zeker niet als hij ook Mats Seuntjes meeneemt, want deze rasvoetballer voetbalt al een paar jaar op een te laag niveau. Hebben Streuer/Bruggink al gedacht aan Brugginks golf-collega André Paus? Die is vrij, woont in de buurt en heeft een prima staat van dienst, in NL en in het buitenland. Is oud-speler die past in de Veste. Zeker weten. Of anders René Hake een nieuwe kans geven? Is ook een goeie kandidaat. Benieuwd wie het technische duo uit de hoge hoed tovert.

2 | MET DANK AAN JAN RAAS

Stel je voor, je bent 21 jaar en je wordt profwielrenner. Je traint een paar maanden met je nieuwe team en de ploegleider zegt vervolgens dat je mee gaat doen aan de Omloop het Volk, Parijs-Nice, Dwars door België, de Ronde van Vlaanderen enzovoort. ‘Dat kan niet, dat is onverantwoord’, zeggen de pedagogen onder de wielerkenners. Maar de leiding van de kersverse HB Alarmsystemen-ploeg had al snel in de smiezen dat Jos Lammertink over zo’n groot potentieel aan talent beschikte, dat hij deze neoprof in het vroege voorjaar van 1980 meteen als kopman aanstelde met als taak de nieuwe ploeg van goeie uitslagen te voorzien.

In de Omloop het Volk, op 2 maart de officieuze opening van het seizoen, werd Jos elfde. Joseph Bruyere won, Walter Planckaert won de spurt van het peloton en werd tweede. Jos’ ploeggenoten Jan Aling en Johan van der Meer finishten ook nog in dezelfde tijd. In Milaan-San Remo was HB niet van de partij. “We waren een klein ploegje”, vertelt Jos. “Daar zaten ze in Italië niet op te wachten.”

Jos reed Parijs-Nice (eindigde als 21ste) , E3 Harelbeke, Dwars door België, de Driedaagse de Panne (werd tiende in de eerste etappe) en toen volgde op 30 maart, twee dagen na zijn 22ste verjaardag, de fameuze Ronde van Vlaanderen. Zwaar werk voor een beginnende prof, maar Jos had laten zien dat de vorm goed was. Hij ging dan ook met de besten mee. “Als je wat wilt, moet je er op de Koppenberg nog bij zitten, hadden ze mij verteld. Maar ja, die weggetjes daar waren smal. Het was een hele strijd om voorin te komen en te blijven. Daarbij komt nog dat de wegen destijds veel slechter bestraat waren. Soms kon je bergop door een gootje langs de kant, maar als je banden dan nat werden, gleed je op de keien alle kanten op en zat er niets anders op dan te lopen”, vertelt hij.

Op de Koppenberg ontstond inderdaad de kopgroep. Jan Raas, Francesco Moser, Gregor Braun, Michel Pollentier, Marc Demeyer, Roger De Vlaeminck, wereldkampioen Freddy Maertens, Gilbert Duclos-Lasalle, destijds de groten der aarde en Jos. “Ik keek om me heen en wist niet wat me overkwam als onervaren renner. Ik verrichtte veel werk en smeet met mijn krachten om maar voorin te kunnen zitten. Het was 270 kilometer.”

Raas was de enige landgenoot die mee van voren zat. Hij reed voor de concurrerende TI-Raleigh-ploeg. De 27-jarige Zeeuw was gelouterd en doorkneed. Hij zag de jonge concullega dapper meefietsen in de kopgroep en gaf hem aanwijzingen. Hoe sympathiek is dat? Jos: “Dat hoefde hij niet te doen, maar hij deed het wel. ‘Let op, voor die bocht op het binnenblad schakelen, want na de bocht is het meteen steil’ en meer van dat soort aanwijzingen kreeg ik van hem.”

Jos reed met de zeven vedetten naar de finish en moest ze op het eind laten gaan. Pollentier was de slimste. Raas werd derde. Jos werd zestiende op ruim twee minuten. Zijn ploegmaten Ad van Peer en Martin Havik kwamen op acht minuten binnen. Jos herinnert zich nog dat hij niet kon plassen na afloop. “Het lukte niet en lukte niet. En toen het dan eindelijk wel lukte, liepen me de tranen over de wangen van de pijn.”

In 1981 – toen streekgenoot Hennie Kuiper won – haalde Jos wegens pech de finish niet, in ‘82 dacht Jos dat hij gewonnen had, maar werd hij twaalfde. Hij reed inmiddels voor B&S – Elro Snacks – Concorde. “Ik klopte Jan Raas in de sprint en gooide de handen in de lucht. Maar Raas riep tegen me dat er een groep vooruit was. Dat had ik gemist. Je reed toen nog zonder oortjes.”

De Belg Martens won, Johan van der Velde werd tiende.

In 1983 reed Jos voor Beckers Snacks – Gazelle – Santini en finishte als 36ste. In 1984 stond hij voor Panasonic op de deelnemerslijst en reed hij in dienst van Eric Vanderaerden en Eddy Planckaert. “Het was mooi dat ik hen naar de voet van de Koppenberg kon leiden. Je zit er dan nog bij en kunt de kopman van dienst zijn. Daarna ben ik afgestapt.”
In 1986 staat Jos als renner van Panasonic – Merckx – Agu ook nog in de uitslag. Hij werd 35ste. Adrie van der Poel won dat jaar Vlaanderens Mooiste.

In 1987 moest Jos opgeven.

Door al die avonturen in het land van West- en Oost-Vlaanderen heeft de beroemde voorjaarsklassieker Jos’ hart gestolen. “Ik kijk er met heel veel respect en voldoening op terug’, zegt hij. “Stel je voor dat ik die koers een keer had kunnen winnen. Dan had ik in België niet meer kapot gekund.”

Foto boven: Ludo Peeters op kop, daarachter links naast Jos Adrie van der Poel en aan de andere kant Guido Bontempi.

Ronde van Vlaanderen 1986, beklimming Koppenberg met vlnr Frank Hoste, Adrie van der Poel en Jos Lammertink

1 | JOS LAMMERTINK, VAN DRIE- NAAR ZESWIELER

Ter Inleiding
Na de 52 afleveringen over oud-wereldkampioen Bert Boom, die het jaar 2022 bestreken, beginnen we vandaag aan een lange serie met/over de twintig jaar jongere Jos Lammertink, vele malen kampioen van Nederland als crosser, als weg- en baanrenner. Mooi moment om het (wieler)leven van de Reus uit Wierden nog eens in herinnering te brengen, want dinsdag 28 maart wordt hij 65 jaar.

1

VAN DRIE- NAAR ZESWIELER
In de piepkleine buurtschap Hoge Hexel, niet ver van Wierden, stond in de vorige eeuw het huis van Herman Jannink, pannenmaker van beroep. Toen de prachtige verkering van Henk Lammertink en Hermans dochter Truus op 20 juni 1957 was bezegeld met een huwelijk, ging het bruidspaar in een nieuw huis wonen dat Henk eigenhandig met behulp van familie en collega’s had gebouwd. De woning stond achter het huis van de pannenmaker en daar werd negen maanden en een paar dagen na de bruiloft een jongen geboren die de namen Johannes Hendrikus Jozef kreeg met als roepnaam Hans. Dat was allemaal leuk en aardig, hoewel sommige familieleden op besmuikte wijze commentaar hadden op de naam Hans. Want Regien, de zus van Truus, had ook net een zoon gekregen en die heette ook al Hans. Maar het probleem, dat eigenlijk al niet groot was, werd snel opgelost. Truus en Henk veranderden Hans in Jos. Het jongetje zelf was pas een paar dagen oud. Hij zou voortaan door het leven gaan als Jos Lammertink, zoon van Truus van ‘n Pannenmaker en Henk van Keppelinks Jans. Een jaar later werd Herman geboren, die ook wielrenner zou worden en daarna kreeg Jos nog drie zussen en een broer. We zullen hen later in deze serie nog de revue laten passeren.

Jos groeide daar in Hoge Hexel in goede omstandigheden op. Hij leerde lopen en racete al gauw met een driewieler rond het huis. Het was de eerste aanzet naar een glanzende wielercarrière. Niet veel Nederlandse renners zouden een grotere stapel kampioenstruien bij elkaar fietsen dan Jos.

Anno 2023, aan de vooravond van zijn 65ste verjaardag, is de situatie aanmerkelijk anders. “De driewieler is een zeswieler geworden”, zegt hij met het bij velen zo bekende, zuinige glimlachje op zijn mond. Zijn situatie is rampzalig. De zeswieler is een elektrische rolstoel, een QUICKIE Q700 M met midwheeldrive.

Maar zo quick is het supersonische vervoermiddel niet. Jos, de voormalige snelheidsduivel, kan er maximaal 10 kilometer per uur mee rijden. “Ik gebruik hem alleen voor noodzakelijke ritjes naar het ziekenhuis. Ik had hem met kerst bij me toen we bij mijn broer op bezoek gingen en misschien gaan we er komende zomer nog wel een keer mee naar een zonnig terras.”

Want Jos gaat in feite nergens meer naar toe. Al jaren lijdt hij aan een zeldzame spierziekte die geen naam heeft. “Dat is niet raar”, zegt hij, “er zijn meerdere spierziektes die geen naam hebben.” En sinds anderhalf jaar kan hij na een val in de badkamer niet meer lopen. Sterker nog, hij kan sindsdien eigenlijk ook niet rechtop staan. Slechts even gebukt staan is al enorm pijnlijk. De helft van de dag zit hij in de hoek van de kamer in een zogenaamde sta-op-stoel. De benedenwoning is volledig aangepast. Zijn leven speelt zich af op slechts enkele vierkante meters. Echtgenote Annette is bijna continu stand-by, dagelijks assisteert de thuiszorg hen. Jos kan nog wel tamelijk goed met de laptop overweg, kan daardoor voor zijn werkgever ‘de Van Dam Groep’ uit Rijssen nog werkzaamheden doen, hij ontvangt bezoek en kijkt tv. Dat is momenteel zijn leven.

Het komende jaar doorkruisen we zijn (wieler)leven met al zijn hoogte- en dieptepunten en zullen daarvan elke vrijdag op deze plek verslag doen.

TOON, DE VRIENDELIJKE EINZELGÄNGER, IS NIET MEER

De plotselinge dood van de negentigjarige Toon Klaver geeft alle mensen die hem gekend hebben een verdrietig gevoel. De kunstenaar uit Hengevelde was een sympathiek mens. Wat bijzonder is het dat hij gestorven is in zijn Lochemse atelier, voor de schildersezel. Jo vertelde dat ze hem riep, maar dat er vanuit zijn atelier geen antwoord kwam. Ze ging kijken en vond haar man met zijn hoofd liggend op een kersvers werkstuk.  Zijn hoofd zat onder de verf. In het harnas gestorven, zeggen we dan. Bestaat er een mooiere dood?

De warmte die van Toon uitging, was als vanzelfsprekend. Het zat in zijn aard. Het zat in zijn genen. Het was wellicht daarom dat hij in zijn jongere jaren vaak bezoek kreeg van de bekende kunstenaars uit de regio. Theo Wolvecamp, Riemko Holtrop, Johan Haanstra, Norbert Olthuis, Jan Broeze, Achterhoeker Joop Kruip en nog een aantal. Bekende namen. Ze kwamen graag bij Toon voor een goed gesprek. Soms waren ze inspiratieloos. Dan gaf Toon hen weer nieuwe moed.

Niettemin noemde hij zichzelf een einzelgänger, toen ik hem voor WegdamNieuws interviewde in 2016. Dat hij me toen meenam naar boven, naar zijn atelier, was een voorrecht, vertelde hij mij toen. ‘Ik heb bijna nooit iemand mee naar boven genomen, zelfs mijn broers of zussen niet. Omdat dit mijn plek is. Ik kan van streek raken als iemand er wat van zou zeggen. Ik wil dat niet. Sommige kunstenaars nemen je meteen mee naar hun eigen domein. Ik niet. Ik ben een einzelgänger, dat besef ik wel.’ Einzelgängers kunnen uiteraard ook vriendelijke mensen zijn, zoals Toon.

Mooie passage in het interview van 2016 was ook de kennismaking van Toon met Jo Groothuis (van de Rooze). Toon haalde bijna dagelijks duivenvoer bij Groothuis, een gezin met een groot aantal dochters. Jo werd verliefd op Toon. ‘Ik wou hem per se hebben. Het was zo’n aparte jongen. Hij was kunstschilder en daarnaast was hij zo godsgruwelijk eerlijk’, zei Jo toen. Ze kreeg hem. In 1961 trouwden ze. Het huwelijk duurde 62 jaar.

Het volledige interview staat in het boek Wegdammers 2 en is ook terug te vinden op WegdamNieuws.

De man die tot de laatste seconde van zijn leven door bleef gaan met schilderen, is uit de tijd. Maar niet zijn honderden kunstwerken.

Ik had het geluk dat ik hem regelmatig heb mogen ontmoeten. Vooral de laatste tien jaar. Een verhaal over de familie Klaver, een interview met Toon zelf, een historische reportage over de toneelclub De Wegdammers, een verhaal over de familie van zijn vrouw Jo of zomaar, als ik in wel eens hun woonplaats Lochem moest zijn. Op een dag mocht ik mee-eten. Zo gastvrij waren Toon en Jo. Wel even bidden voor het eten. Het zijn dierbare herinneringen. Ik koester ze.


Schilderij van Toon, Lochem gezien vanuit zijn atelier.

MANFRED

Leuk avondje gisteren in de Veste. Winnen van AZ is geen kattenpis. Het lijkt er waarachtig op dat FC Twente in de laatste serie wedstrijden van dit seizoen nog een gooi gaat doen naar de bovenste vier plaatsen van de eredivisie. Dat kan, als iedereen gefocust blijft. Wel jammer dat niet iedereen fit is. Je hebt tijdens zo’n eindsprint de sterkste ploeg nodig. Mannen als Brama, Sadilek en Kjølø worden node gemist, hoewel Salah-Eddine een goede stand-in bleek te zijn. Hij is snel en technisch. Ook kan de huurling van Ajax van afstand hard schieten, zo zagen we gisteravond en dat is een zeldzaamheid in het huidige team van de FC.

De eerste helft was prachtig. Toen je nog zat te bekijken hoe de hazen zoal liepen, was daar ineens de opgebloeide Brenet die Manfred Ugalde bediende. 1-0. En even later deed de ontketende Černý hetzelfde. Manfred kopte andermaal raak. 2-0.
Ik moest denken aan al de keren dat ik verkondigd had dat Manfred uit Costa Rica een miskoop was of liever gezegd een mishuur, want hij is geen eigendom van de FC. Hij was immers zelden gevaarlijk. De kleine man viel in en maakte niks klaar, hij startte in de basis en maakte niks klaar. Kortom: gezakt voor het examen, op naar De Graafschap of MVV. De bondscoach van zijn land en hij waren niet meer on speaking terms, las ik, en ik dacht: nou en. Wat moet die bondscoach met die kleine midvoor die net niet het vereiste niveau heeft?
En dan ineens stond de echte Manfred Ugalde (foto) op. Hij scoorde in korte tijd al vijf keer, heeft een basisplaats. Het zelfvertrouwen groeide met de week. Ik moet snel mijn oordelen terugnemen, daar was ik wel achter. Hoe oud is dat manneke eigenlijk, dacht ik. Hij is dus pas 20. Tjonge. Dat komt vanuit Midden-Amerika naar Europa, FC Twente huurt hem in 2021, maar het is dan eigenlijk nog een junior, een stagiaire die de taal niet kent en ga zo maar door. Manfred hield vol, trainde hard, bleef positief en zie, daar is hij dan. Hoe mooi is dat? Petje af. Jammer dat hij nu weer even buitenspel staat wegens een knieblessure.
Al met al een mooi dagje gisteren met een spetterende klassieker, met mijn clubje WVV’34 dat in 3A de koploper klopte en dan als prettige climax de winst van de FC op AZ. Benieuwd of een echte aanval op de top4 er nog inzit.
Overigens, kennissen van mij gingen gisteravond niet, want ze moeten op zondagavond vroeg de koffer in, omdat ze elke maandagochtend al om 6 uur op pad gaan. Dan begint hun werkweek. De KNVB moet stoppen met die zondagavonden. Maar dat terzijde.