6 | JOS & HENNIE
Hoeveel oud-renners kennen Jos en andersom. Dat zijn er veel, in Nederland en andere landen. Jos was een winnaar, van de aspiranten tot en met de beroepsrenners. Dan ben je bekend, dan heb je aanhangers en word je niet vergeten. Het bleek de afgelopen week toen Jos een zware steen van zijn maag gooide door eindelijk bekend te maken dat hij in zijn eerste jaren als renner meerdere keren seksueel misbruikt is door zijn begeleider MZ te B, zoals hij hem zelf altijd betitelt. De reacties op de tragische ontboezeming waren talrijk en zonder uitzondering buitengewoon meevoelend en sympathiek. Familieleden en vrienden, oud-renners, wielerliefhebbers, organisatoren, ploegleiders en vele anderen leefden met hem mee en staken hem een hart onder de riem. “Bijzonder hartverwarmend”, zeggen Jos en zijn vrouw Annette. “Telefoontjes, appjes, emotionele bezoeken. Mensen die vroeger ook met misbruik te maken hebben gehad en er nu mee naar buiten durven te komen. We hebben een hectische week gehad en hebben daar achteraf geen spijt van.”
Dit gezegd hebbende, stappen we over op hoofdstuk 6 van de serie over het leven van oud-wielrenner Jos. Deze keer vertelt hij over zijn beroemde, negen jaar oudere streekgenoot Hennie Kuiper. De beide mannen kennen elkaar goed. Ze spreken elkaar af en toe nog. Vroeger koersten ze regelmatig tegen elkaar. Nuchtere Tukkers, die elkaar begrepen.
Van 1980 tot ’88 waren beide matadors regelmatig op weg naar dezelfde finish. “In principe was hij een concurrent van mij. Ik had veel gelezen over Hennie en had extra aandacht voor hem. Ik vond het mooi om tegen hem te koersen. Hij was de dertig al gepasseerd, maar was nog enorm actief. Hij zette zich iets in zijn hoofd en maakte het nog waar ook. Dat was vaak heel bijzonder”, zegt Jos. “Toen ik bij de nieuwelingen en junioren fietste hoorde ik om mij heen vaak het advies dat ik een voorbeeld moest nemen aan Hennies karakter en doorzettingsvermogen. Een jaar of zes later fietste ik met hem in dezelfde wedstrijd. Ik reed met ‘cowboys’ als Wim de Ruiter, een coureur die grappen uithaalde in het peloton. Hennie zei dan tegen mij: ‘Let op Jos. Hij doet zo gek om in het gevlij te komen van Raas en Priem. Hij zei dat in het Twentse dialect om niet op te vallen’. Zo wierp hij zich soms een beetje op als mijn adviseur.”
Jos verwijst naar een van de biografieën van Hennie waarin te lezen is hoe de relatie was tussen hem en zijn ouders. Jos kan zich daar goed in vinden. Beide Tukkers lijken op elkaar. Niet alleen begonnen ze beiden hun wielerloopbaan met oude fietsen en wilde koersen en waren ze misdienaar in de parochiekerk, ook de thuissituatie was vergelijkbaar. “Onze ouders hielden van ons, maar uitten dat niet in tedere liefkozingen”, zegt Jos. “Hennie vertelt dat zijn ouders veel hielden van hun kinderen, maar dat ze dat niet toonden. Hij kan zich niet herinneren ooit bij zijn ouders op schoot te hebben gezeten. Ruimte voor gevoelens was er niet in huize Kuiper. Zo was het bij ons thuis ook. En daarmee wil ik mijn ouders niet tekort doen. Zo was dat toentertijd.”
Anekdotes met beide oud-coureurs als hoofdpersonen zijn er ook. Hennie was in 1998 de coach van 560 wielerliefhebbers die onder auspiciën van de Twentsche Courant Tubantia de Alpe d’Huez opfietsten. Daarmee kreeg hij een fraaie vermelding in het ‘Guinness Book of Records’. Hennie kreeg vanaf toen de vraag van meer kranten en andere instanties om dat ook met hen te doen.
In 2000 vroeg Hennie aan Jos en Wim Albersen (ook een oud-renner) of zij met hun partners mee wilden naar de Alpe d’Huez. “Dat jaar hadden Wim en ik ook een aantal weken een groep fanaten onder de hoede die we in de cols rond Oldenzaal hebben voorbereid op de Alp. Die keer coachte Hennie 260 schaatsliefhebbers in samenwerking met de KNSB op weg naar de alpentop. Onze vrouwen konden samen met Marianne, Hennies vrouw, administratieve ondersteuning bieden. We zijn met eigen vervoer naar Frankrijk gereden en waren in vakantiestemming. We sliepen in Les Deux Alpes, een ideale après-ski plaats, als je de berichten mocht geloven. Maar alleen in de winter zo bleek bij aankomst. Het was er uitgestorven.”
Daar in Les Deux Alpes waren de beide echtparen qua huisvesting goed bedeeld. Elk stel beschikte over een riant tweekamerappartement voor vier personen. En Lammertink zou Lammertink niet zijn als er niet direct een plan op kwam borrelen. “Als wij nu eens bij elkaar in één appartement trokken, dan hadden we nog een locatie voor vier personen in de aanbieding. Dus belden we met het thuisfront en nodigden broer Laurens en zus Leontien met partners uit. Laurens was volop in training en zwager Bart was inmiddels ook met het wielerbacil besmet. Het was niet moeilijk om ze over te halen, de spullen werden gepakt en ze kwamen plankgas onze richting”, glimlacht Jos.
Gelukkig hadden Jos en zijn mensen nog een vrije dag voordat de Alpe d’Huez op het programma stond. Ze benutten de tijd om de klimspieren alvast lichtjes op te warmen. Althans, dat hadden hij en Wim de anderen wijsgemaakt. Jos: “Tussen muren van sneeuw bedwongen we de Col du Lautaret en de Col du Galibier. Dat verliep probleemloos, op kleine vloekjes van Abdoe na. Dat was de bijnaam van Laurens vanwege zijn giga-sprintvermogen, nagenoeg gelijk aan de legendarische Djamolidin Abdoezjaparov. De dag van de waarheid, de race tegen de klok op de Alpe d’Huez, was een bloedhete dag. We zijn gedrieën van schaduwplek naar schaduwplek naar boven gereden, en dat zijn er niet zo veel. In het dorp net voor de finish hebben we nog een terrasje gepakt, dat ietsje uitliep. Toch waren we uiteindelijk maar 1 uur en 45 minuten langzamer dan de recordtijd van Marco Pantani, die nog steeds staat op 37 minuten en 35 seconden.”
5 | TRAUMA
De vijfde aflevering van deze serie. Het wordt hoog tijd om een afschuwelijke episode te beschrijven uit het leven van Jos. Dan is het gedaan, dan hebben we dat gehad. Want Jos zat er zijn hele (wieler)leven mee in de maag. Dagelijks. Als een zwerfsteen zo groot. Hij vertelt dat hem, na ons eerste telefonisch contact om een afspraak te maken, een weeïg gevoel bekroop en dat hij besefte waar dat toe zou gaan leiden.
Jos: “Toen jij een weekje later vertrok met stapels fotoalbums en plakboeken, wist ik het zeker. In die tassen en dozen was namelijk mijn wielercarrière opgetekend, een periode waarin MZ (Jos kan de volledige naam van zijn voormalige begeleider niet meer over zijn lippen krijgen -GE) veelvuldig in beeld is, de begeleider met een groot hart voor de wielersport. De man die zeer bekend was in de wielerwereld. De man die werd getypeerd als de ideale coach waarbij successen gegarandeerd leken. De knipsels, overzichten en talrijke foto’s uit de beginjaren van mijn carrière genereren vanzelf ook een grote lofzang over hem”, aldus Jos. ‘’De man leek op het eerste gezicht een voorbeeldfiguur, maar achter die façade ging een duister geheim schuil. Hij was de man die mij seksueel misbruikte gedurende vele jaren. Een groot trauma dat inmiddels een halve eeuw oud is. Het was al die jaren een heel zwaar blok aan het been. Het was een hel om te zwijgen over wat er zich afgespeeld heeft, want ik schaamde me zo verschrikkelijk diep.”
We zouden de komende tijd zijn leven, zijn carrière, zijn kijk op de wielersport van toen en nu doorspitten. We zouden oude verhalen ophalen en anekdotes. Jos: “Om MZ daarbij ook nog op te hemelen, dat zou ik niet kunnen. Dan maar op de proppen met het verhaal. Ik realiseer me dat dit is het moment is om mijn walging en weerzin van wat er destijds is gebeurd, te moeten vertellen. Ik kan me niet herinneren wanneer ik de plakboeken heb aangeraakt. Deze eeuw sowieso nog niet. Nogmaals uit pure walging en afkeer.”
“Op dat gebied had ik de antennes altijd ver uit staan”, vertelt hij, “maar ik heb nooit iets vreemds kunnen ontdekken. Ik zag dat Jantje Bakker uit Eenrum, een Amstel coureur, ook ‘begeleid’ werd door een vrijgezel, een man uit Usquert. Zou hij misschien ook…..? Kon ik hem misschien polsen of om advies vragen? Maar dan was mijn vraag ook direct een bekentenis van mij en dat zou dan een rel veroorzaken. En als zich de mogelijkheid voordeed om dat aan hem te vragen, zou ik dichtklappen.”
“Nou heel eenvoudig, ik was nog een kind. Bijna net zo klein als die dikke zelf. Hij plande het continu heel sneaky. Hij koos de geschikte gelegenheden uit. Ik geef een voorbeeld. Voor de Acht van Chaam was het noodzakelijk dat er overnacht werd in een hotel. Een hotel? Ik, een jochie van ‘t Hexel, in een hotel? Mooi man, dacht ik. Maar achteraf gezien was dat een afschuwelijke belevenis. Hij betaalde ook later altijd het hotel, maar deed ook de kamerindeling. Er werd achteraf niet over gesproken. Ik durfde het niet en MZ deed alsof er niets gebeurd was.”
“Zo was het ook altijd de gewoonte om bij criteriums zo dicht mogelijk bij het parcours te parkeren. Dan hoefde hij niet zo ver te lopen, dat was niet zijn favoriete bezigheid. Soms kwamen de bewoners, waar we de auto voor de deur hadden staan, ook geïnteresseerd kijken hoe wij de fietsen in elkaar zetten, de banden oppompten enz. Dan was het makkelijk voor de coach, even een babbeltje en de kleedruimte -lees slaapkamer- nota bene in een wildvreemd huis was geregeld voor zijn ‘zoon’. Natuurlijk moest hij daar ook de Midalgan op de benen smeren, als ‘verzorger’, of spanjeur zoals hij zichzelf betitelde in zijn plakboeken.”
“Later werden er fotoboek- en plakboekcontroles ingevoerd. Of biefstuk-eet-sessies. Op de fiets naar het station in Wierden, met de trein naar Borne, waar ik dan bij hem achterop de fiets naar zijn huis ging. Hij woonde samen met twee broers, ook allebei vrijgezel. De jongste broer Toone had een blauwe maandag gefietst en hij bracht zijn dagen door met knooi’n met oale fietsn. Hij had net zoveel tanden als MZ. Ook twee. Zijn oudste broer werkte net als Toone ook niet, maar die zag er nog wel schier uit. Hij was bezeten van voetbal en fungeerde als secretaris van de voetbalclub NEO. Als ik bij hem kwam, kon het zijn dat ik ze nog even trof, maar meestal waren, of gingen ze de hort op. En zo kan ik een hele opsomming van locaties en gelegenheden noemen waar hij toesloeg.”
“Nee. Thuis waren we daar niet mee opgevoed. Over gevoelens of over problemen zoals het trauma waar ik mee worstelde, werd niet gepraat. Niet zeuren, luisteren moet je, je eigen boontjes doppen en je doet gewoon wat van je gevraagd wordt.”
Niemand kende de pijn van z’n stille verdriet….”
Jos racete van erepodium naar erepodium, maar ondertussen beheersten de schanddaden van zijn coach zijn leven volledig. Hij kon ook nergens anders aan denken. “Om de gedachten eruit te blazen, heb ik in 1975 van het prijzen- en premiegeld stereo apparatuur aangeschaft. Met muziek, op mijn slaapkamer, probeerde ik op andere gedachten te komen. Verdoven of nog beter, hard, harder, keihard. Eerst met een dikke Pioneer versterker en twee gigantische luidsprekers. Keihard CCR, Dire Straits, Stones, Pink Floyd. Geen succes. Meer speakers, grotere versterker. Mooie gadgets kopen dan maar, weer een tijdelijke afleiding. Het verdiende geld opmaken aan auto’s en accessoires daarin of aan.”
Jos zocht uitdagingen op tot onbenullige aan toe. Hij zette zich af tegen MZ als hij zei hij dat zwemmen niet goed voor wielrenners is. “Dan gingen wij een dag zwemmen in Diffelen en dan won ik evengoed daags nadien een koers. Dat zei ik hem dan niet, maar ik had er wel een goed gevoel erover. Later kon ik dat wel, bewust op stap, gigantisch aan de zuip tot half 5 in de nacht. De volgende dag vroeg ik hem dan, nadat ik met overmacht een criterium gewonnen had, hoe laat dacht je dat ik op bed lag? Half 10? Nee, half 5. Ik herinner me dat ik op die manier de Ronde van Ouderkerk aan de Amstel won op 12 juni 1977. 1. Jos Lammertink, 2. R. Smit, 3. Co Moritz. Maar ja, ik had dan het gevoel dat ik hem wat aandeed, maar in feite had ik me zelf te pakken.”
‘’Allemaal het gevolg van”, zegt hij. “Op het sterfbed van MZ had ik me voorgenomen te zeggen: “Ik wil dat je beseft dat je mijn leven tot een hel gemaakt hebt”. Maar ik heb de kans niet gepakt, heb het toch niet durven zeggen. Met zijn overlijden in januari 1999 dacht ik eindelijk bevrijd te zijn van deze nachtmerrie. Maar helaas.”
1974. Overwinning als nieuweling in Breda. MZ fotografeert de huldiging. Jos kan er niet van genieten.
1964. Wim Neeskens (links) wordt als winnaar van de Ronde van Steenderen gehuldigd door de rondemiss. Rechts zijn adviseur en plaatsgenoot MZ. Een kleine rondvraag in de wielerwereld levert naast wijlen Wim Neeskens de namen op van renners die in hun jonge jaren eveneens door MZ zijn begeleid en gecoacht: Nico Hilberink, Rik Tijhuis, Herman Ponsteen, Henry Dorgelo, Rob Froeling, Hans Blaauwgeers, Harrie Wolters, Hans Thijs, Jan Willem Fokke, waarmee niet gezegd is dat deze oud-renners ook door MZ misbruikt zijn.
4 | DE GEUR VAN HET PLAKLINT
Hoe begon het allemaal? Op welke manier komt een loopbaan als professioneel wielrenner op gang? Net als veel coureurs begon het wielerverhaal van Jos Lammertink met wilde koersen, waarbij hij op een fiets reed die in de verte op een racefiets leek. Vader Henk en zijn broer Gerard stonden aan de basis. Gerard is dan weer de vader van Jonny Lammertink (die eveneens wielrenner zou worden). Gerard is ook de tweelingbroer van Sientje Stamsnijder (inderdaad de moeder van Hennie). Gerard en Henk keken altijd goed rond op de vuilnisbelt in de naburige buurtschap Rectum of er nog een oude herenfiets gedumpt was. Als ze er eentje vonden, maakten ze die korter. Zoals de eerste foto hieronder laat zien stond de voorvork te veel onderuit, in de chopperstand. Daarom was de fiets te lang en alleen geschikt om rechtuit te rijden. Dus zochten de mannen weer naar ander modellen of combinaties.
Jos: “Mijn vader kocht bij fietsenmaker Schasfoort in Wierden een verchroomd stalen racestuur voor ƒ 13,95, dat erop werd gezet. Op die manier hadden we voor weinig een zogenaamde racefiets.” Hij en zijn broer Herman en hun neef Jonny konden zodoende met hun aan elkaar gelaste frame met brede banden meedoen aan wedstrijden. Kortom, een wielercarrière was geboren. En al snel bleek het een carrière te worden met veel perspectief.
Ja, dan kun je ook wel aan een wilde koers meedoen. Dus gingen ze in 1968 naar Nijverdal. Daar had je zo’n wedstrijdje. Jos won. Wie anders?
Vader Henk zag dat zijn jongens geknipt waren voor de wielersport. Het begon menens te worden. In 1971 tikte hij een tweedehands racefietsje op de kop bij Hubert Oude Wesselink in Bornerbroek. Herman (bij de 10- en 11-jarigen) en Jos (12/13) konden wedstrijden fietsen. Op dezelfde fiets dus. Ze wonnen beiden hun eerste wedstrijd.
Er was daar in Hoge Hexel een onvervalste wielrenner geboren…
1967. Vader Henk demonstreert de fiets met het bijzondere stuur. Links Jos, rechts Herman en onder zien we nog een deel van Jonny’s hoofd. Het was een volledig, kostenneutrale herenfiets die getransformeerd was naar racefiets. De stuurbocht leek al op een echt racestuur, maar bleek in de praktijk toch niet helemaal te voldoen.
3 | NIET VOOR MIETJES
WIE WORDT HET?
Peter Bosz wordt het niet. Hem als hoofdcoach in de Veste, dat zou natuurlijk enorm prettig geweest zijn. Bosz is een baas. Hij legt de lat hoog voor de spelers. Doet er een zijn best niet, houdt een ander zich niet aan de afspraken, dan zwaait er wat. Hij voetbalt zoals bekend graag op de helft (en in het bijzonder in de zestien) van de tegenstander. Stel je voor, zo’n topman bij FC Twente op het trainingsveld in Hengelo en in de volle Veste. Daar knapt een club van op. Ik kan het weten, want ik heb Bosz meegemaakt bij Heracles. Twee keer zelfs. Beide keren had hij succes. Laat Bosz maar schuiven.
Maar het gaat niet door en dat verwondert me niet. Bosz richt zijn blik op een club met meer potentie en wellicht ook op een club met een dikkere portemonnee, waardoor zijn salariseisen makkelijker ingewilligd worden (hij is clubs gewend uit de Europese subtop) en waardoor hij topspelers kan binnenhalen. Hij wil graag naar Ajax en dat is een club met geld, een club die niet lang nadenkt en met gemak een dozijn spelers inkoopt, in de hoop dat er een paar goeie tussen zitten.
2 | MET DANK AAN JAN RAAS
Stel je voor, je bent 21 jaar en je wordt profwielrenner. Je traint een paar maanden met je nieuwe team en de ploegleider zegt vervolgens dat je mee gaat doen aan de Omloop het Volk, Parijs-Nice, Dwars door België, de Ronde van Vlaanderen enzovoort. ‘Dat kan niet, dat is onverantwoord’, zeggen de pedagogen onder de wielerkenners. Maar de leiding van de kersverse HB Alarmsystemen-ploeg had al snel in de smiezen dat Jos Lammertink over zo’n groot potentieel aan talent beschikte, dat hij deze neoprof in het vroege voorjaar van 1980 meteen als kopman aanstelde met als taak de nieuwe ploeg van goeie uitslagen te voorzien.
In de Omloop het Volk, op 2 maart de officieuze opening van het seizoen, werd Jos elfde. Joseph Bruyere won, Walter Planckaert won de spurt van het peloton en werd tweede. Jos’ ploeggenoten Jan Aling en Johan van der Meer finishten ook nog in dezelfde tijd. In Milaan-San Remo was HB niet van de partij. “We waren een klein ploegje”, vertelt Jos. “Daar zaten ze in Italië niet op te wachten.”
Jos reed Parijs-Nice (eindigde als 21ste) , E3 Harelbeke, Dwars door België, de Driedaagse de Panne (werd tiende in de eerste etappe) en toen volgde op 30 maart, twee dagen na zijn 22ste verjaardag, de fameuze Ronde van Vlaanderen. Zwaar werk voor een beginnende prof, maar Jos had laten zien dat de vorm goed was. Hij ging dan ook met de besten mee. “Als je wat wilt, moet je er op de Koppenberg nog bij zitten, hadden ze mij verteld. Maar ja, die weggetjes daar waren smal. Het was een hele strijd om voorin te komen en te blijven. Daarbij komt nog dat de wegen destijds veel slechter bestraat waren. Soms kon je bergop door een gootje langs de kant, maar als je banden dan nat werden, gleed je op de keien alle kanten op en zat er niets anders op dan te lopen”, vertelt hij.
Op de Koppenberg ontstond inderdaad de kopgroep. Jan Raas, Francesco Moser, Gregor Braun, Michel Pollentier, Marc Demeyer, Roger De Vlaeminck, wereldkampioen Freddy Maertens, Gilbert Duclos-Lasalle, destijds de groten der aarde en Jos. “Ik keek om me heen en wist niet wat me overkwam als onervaren renner. Ik verrichtte veel werk en smeet met mijn krachten om maar voorin te kunnen zitten. Het was 270 kilometer.”
Raas was de enige landgenoot die mee van voren zat. Hij reed voor de concurrerende TI-Raleigh-ploeg. De 27-jarige Zeeuw was gelouterd en doorkneed. Hij zag de jonge concullega dapper meefietsen in de kopgroep en gaf hem aanwijzingen. Hoe sympathiek is dat? Jos: “Dat hoefde hij niet te doen, maar hij deed het wel. ‘Let op, voor die bocht op het binnenblad schakelen, want na de bocht is het meteen steil’ en meer van dat soort aanwijzingen kreeg ik van hem.”
Jos reed met de zeven vedetten naar de finish en moest ze op het eind laten gaan. Pollentier was de slimste. Raas werd derde. Jos werd zestiende op ruim twee minuten. Zijn ploegmaten Ad van Peer en Martin Havik kwamen op acht minuten binnen. Jos herinnert zich nog dat hij niet kon plassen na afloop. “Het lukte niet en lukte niet. En toen het dan eindelijk wel lukte, liepen me de tranen over de wangen van de pijn.”
De Belg Martens won, Johan van der Velde werd tiende.
In 1987 moest Jos opgeven.
Door al die avonturen in het land van West- en Oost-Vlaanderen heeft de beroemde voorjaarsklassieker Jos’ hart gestolen. “Ik kijk er met heel veel respect en voldoening op terug’, zegt hij. “Stel je voor dat ik die koers een keer had kunnen winnen. Dan had ik in België niet meer kapot gekund.”
Foto boven: Ludo Peeters op kop, daarachter links naast Jos Adrie van der Poel en aan de andere kant Guido Bontempi.
1 | JOS LAMMERTINK, VAN DRIE- NAAR ZESWIELER
Ter Inleiding
Na de 52 afleveringen over oud-wereldkampioen Bert Boom, die het jaar 2022 bestreken, beginnen we vandaag aan een lange serie met/over de twintig jaar jongere Jos Lammertink, vele malen kampioen van Nederland als crosser, als weg- en baanrenner. Mooi moment om het (wieler)leven van de Reus uit Wierden nog eens in herinnering te brengen, want dinsdag 28 maart wordt hij 65 jaar.
1
VAN DRIE- NAAR ZESWIELER
In de piepkleine buurtschap Hoge Hexel, niet ver van Wierden, stond in de vorige eeuw het huis van Herman Jannink, pannenmaker van beroep. Toen de prachtige verkering van Henk Lammertink en Hermans dochter Truus op 20 juni 1957 was bezegeld met een huwelijk, ging het bruidspaar in een nieuw huis wonen dat Henk eigenhandig met behulp van familie en collega’s had gebouwd. De woning stond achter het huis van de pannenmaker en daar werd negen maanden en een paar dagen na de bruiloft een jongen geboren die de namen Johannes Hendrikus Jozef kreeg met als roepnaam Hans. Dat was allemaal leuk en aardig, hoewel sommige familieleden op besmuikte wijze commentaar hadden op de naam Hans. Want Regien, de zus van Truus, had ook net een zoon gekregen en die heette ook al Hans. Maar het probleem, dat eigenlijk al niet groot was, werd snel opgelost. Truus en Henk veranderden Hans in Jos. Het jongetje zelf was pas een paar dagen oud. Hij zou voortaan door het leven gaan als Jos Lammertink, zoon van Truus van ‘n Pannenmaker en Henk van Keppelinks Jans. Een jaar later werd Herman geboren, die ook wielrenner zou worden en daarna kreeg Jos nog drie zussen en een broer. We zullen hen later in deze serie nog de revue laten passeren.
Anno 2023, aan de vooravond van zijn 65ste verjaardag, is de situatie aanmerkelijk anders. “De driewieler is een zeswieler geworden”, zegt hij met het bij velen zo bekende, zuinige glimlachje op zijn mond. Zijn situatie is rampzalig. De zeswieler is een elektrische rolstoel, een QUICKIE Q700 M met midwheeldrive.
Maar zo quick is het supersonische vervoermiddel niet. Jos, de voormalige snelheidsduivel, kan er maximaal 10 kilometer per uur mee rijden. “Ik gebruik hem alleen voor noodzakelijke ritjes naar het ziekenhuis. Ik had hem met kerst bij me toen we bij mijn broer op bezoek gingen en misschien gaan we er komende zomer nog wel een keer mee naar een zonnig terras.”
Want Jos gaat in feite nergens meer naar toe. Al jaren lijdt hij aan een zeldzame spierziekte die geen naam heeft. “Dat is niet raar”, zegt hij, “er zijn meerdere spierziektes die geen naam hebben.” En sinds anderhalf jaar kan hij na een val in de badkamer niet meer lopen. Sterker nog, hij kan sindsdien eigenlijk ook niet rechtop staan. Slechts even gebukt staan is al enorm pijnlijk. De helft van de dag zit hij in de hoek van de kamer in een zogenaamde sta-op-stoel. De benedenwoning is volledig aangepast. Zijn leven speelt zich af op slechts enkele vierkante meters. Echtgenote Annette is bijna continu stand-by, dagelijks assisteert de thuiszorg hen. Jos kan nog wel tamelijk goed met de laptop overweg, kan daardoor voor zijn werkgever ‘de Van Dam Groep’ uit Rijssen nog werkzaamheden doen, hij ontvangt bezoek en kijkt tv. Dat is momenteel zijn leven.
TOON, DE VRIENDELIJKE EINZELGÄNGER, IS NIET MEER
De plotselinge dood van de negentigjarige Toon Klaver geeft alle mensen die hem gekend hebben een verdrietig gevoel. De kunstenaar uit Hengevelde was een sympathiek mens. Wat bijzonder is het dat hij gestorven is in zijn Lochemse atelier, voor de schildersezel. Jo vertelde dat ze hem riep, maar dat er vanuit zijn atelier geen antwoord kwam. Ze ging kijken en vond haar man met zijn hoofd liggend op een kersvers werkstuk. Zijn hoofd zat onder de verf. In het harnas gestorven, zeggen we dan. Bestaat er een mooiere dood?
De warmte die van Toon uitging, was als vanzelfsprekend. Het zat in zijn aard. Het zat in zijn genen. Het was wellicht daarom dat hij in zijn jongere jaren vaak bezoek kreeg van de bekende kunstenaars uit de regio. Theo Wolvecamp, Riemko Holtrop, Johan Haanstra, Norbert Olthuis, Jan Broeze, Achterhoeker Joop Kruip en nog een aantal. Bekende namen. Ze kwamen graag bij Toon voor een goed gesprek. Soms waren ze inspiratieloos. Dan gaf Toon hen weer nieuwe moed.
Niettemin noemde hij zichzelf een einzelgänger, toen ik hem voor WegdamNieuws interviewde in 2016. Dat hij me toen meenam naar boven, naar zijn atelier, was een voorrecht, vertelde hij mij toen. ‘Ik heb bijna nooit iemand mee naar boven genomen, zelfs mijn broers of zussen niet. Omdat dit mijn plek is. Ik kan van streek raken als iemand er wat van zou zeggen. Ik wil dat niet. Sommige kunstenaars nemen je meteen mee naar hun eigen domein. Ik niet. Ik ben een einzelgänger, dat besef ik wel.’ Einzelgängers kunnen uiteraard ook vriendelijke mensen zijn, zoals Toon.
Het volledige interview staat in het boek Wegdammers 2 en is ook terug te vinden op WegdamNieuws.
Ik had het geluk dat ik hem regelmatig heb mogen ontmoeten. Vooral de laatste tien jaar. Een verhaal over de familie Klaver, een interview met Toon zelf, een historische reportage over de toneelclub De Wegdammers, een verhaal over de familie van zijn vrouw Jo of zomaar, als ik in wel eens hun woonplaats Lochem moest zijn. Op een dag mocht ik mee-eten. Zo gastvrij waren Toon en Jo. Wel even bidden voor het eten. Het zijn dierbare herinneringen. Ik koester ze.